GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het statistisch overzicht

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het statistisch overzicht

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 6 Februari 1920,

Het statistisch overzicht, dat we aan ODS Jaarboekje ontleenden, geeft natuurlijk alleen cijfers, en hoe welsprekend in zeker opzicht deze cijfers ook wezen mogen, toch kunnen zij den innerlijken toestand van ons kerkelijk leven niet uitdrukken, omdat men daarbij niet met getallen verhoudingen, maar met geestelijke waarden te doen heeft. Het kan wezen, dat een Kerk zich uitbreidt in leden-aantal, dat haar predikantsvacaturen dalen, dat haar tractem'enten stijgen en dat toch niettegenstaande dien schijnbaren bloei de worm aan haar wortel knaagt, die haar ten ondergang voeren zal, wanneer het bederf niet wordt gestuit. Niet de gemeente van Laodicea, die van zich zelf getuigde: »ik ben rijk en verrijkt en heb geen dings gebrek", maar de kleine en vervolgde gemeente van Smyrna, die zoo zwaar het kruis te dragen had, is door Christus geprezen.

In hoeverre nu ons kerkelijk leven innerlijk nog gezond en krachtig is, is niet zoo gemakkelijk te zeggen. In den diepsten grond hangt de gezondheid van het kerkelijk leven af van de werking des Geestes in de harten van de gemeenteleden. Indien de stroom des Geestes machtig vloeit door de bedding van het gemeenteleven, dan bloeit de Kerk, ook al zou zij als een lelie te midden van de doornen der verdrukking staan. Maar juist over dat innerlijk geestelijk leven valt het zoo moeilijk een juist oordeel te vellen. Men vervalt dan zoo licht in de fout, dat wat men zelf waarneemt in een of twee gemeenten, gegeneraliseerd wordt. Wie zelf verkeert in een gemeente, waar het geestelijk leven bloeit, waar de gemeente trouw opgaat naar den dienst des Woords, waar de zegen Gods voor de ziel ondervonden wordt en waar een krachtige ijver zich openbaart voor al wat den dienst van Gods Koninkrijk aangaat, zal allicht geneigd zijn in den welstand onzer Kerken op geestelijk gebied te roemen. Terwijl omgekeerd, wanneer men vertoeft op een plaats, waar de prediking weinig tot het hart spreekt, waar allerlei wereldgelijkvormigheid de overhand neemt eri het opkomend geslacht van de Kerk vervreemdt, men veel meer tot klaeen dan tot roemen zal genegen zijn. Waar dan nog bij komt, dat er in eik kerkelijk leven hoogtepunten zijn, waarop in bijzonder mate de nabijheid des Heeren ervaren wordt, maar waarna een, indien we 't zoo noemen mogen, meer gelijkmatig voortvloeien van den stroom van het geestesleven volgt. Op de Thabor's hoogte mogen de discipelen liefst tabernakelen willen opslaan, maar de weg leidt van Thabor met 't glorieuze gezicht van den verheerlijkten Heiland weer naar de vallei, waar menschelijke ellende en satanische machten zich openbaren, die alleen door vasten en bidden kuoiien overwonnen worden. Zulk een geestelijk hoogtepunt nu valt meestal saam met een scherpe kentering in het kerkelijk leven. Het was zoo bij de Reformatie in de I63 eeuw, toen God aan Zijn Kerk mannen als Luther, Zwingli en Calvijn schonk en over de dorre doodsbeenderen in alle landen de adem des Geestes machtig heenruischte en de Kerk in het geloofsheroïsme van het martelaarschap het heerlijkste teeken van haar inwendig leven gaf. Het was, zij het dan ook op veel bescheidener voet, zoo bij de beide reformaties, die in de vorige eeuw in ons land plaats vonden, eerst bij de Scheiding en daarna bij de Doleantie. Van de geestelijke opwekking, offervaardigheid en lijdzaamheid om de verdrukking te verdragen, die de Kerk der Afgescheidenen in haar eerste periode sierde, weten we alleen uit de historie-bladen, want. het geslacht, dat toen leefde, stierf weg. Maar de dagen der Doleantie liggen nog niet zoover achter ons, of menige broeder, die dien strijd mee doormaakte, bewaart als kostelijksten schat de heugenis aan het hoog opgewekte geestelijk leven toen genoten in zijn hart. Er was toen zulk een broederlijke saambinding onder de gemeenten, men deelde zoo hartelijk in elkanders lijden, er was zulk een toestroomen naar de prediking van het Woord, er was zulk een vlammende liefde voor onze Belijdenis, zulk een dorsten van het hart om weer op de oude Gereformeerde paden te wandelen. En het is te begrijpen, dat degenen, die dit alles hebben mee doorgemaakt, thans den gang van ons kerkelijk leven ziende, vaak klagen en zuchten over zooveel geesteloosheid en dorheid, over zooveel verzwakking en af-1 wijking, over zooveel gemis aan broederliefde en waardeeriog voor de bediening van het Woord. Wie ouder wordt, neigt er altoos toe een laudator temporis acti te worden. Hij ziet het verleden in de schoonste glansen. De gebreken en zwakheden, die ook toen het kerkelijk leven aankleefden, zijn vergeten of hun beeld is in 't geheugen verzwakt. En des te scherper ziet het critische oog elke vlek en rimpel op het kleed, dat de jeugd draagt. Er zijn maar weinigen, die, wanneer het grijs door hun donker haar begint heen te schitteren, nog een jong hart en een onbevangen blik behouden om ook in hetgeen het opkomend geslacht bezielt en drijft, het goede te waardeeren. Eer schijnt het alsof men er soms op uit is om liefst de tegenstelling tusschen dat glorieuse verleden en het sombere heden zoo sterk mogelijk te maken. Al de donkere plekken, die zij thans ontdekken, moeten als folie dienst doen om daartegenover het wonderschoone beeld van het verleden te schitterender te doen afsteken. Het is een menschelijke eigenschap, die psychologisch te begrijpen is, maar die niet bevorderlijk is aan de objectiviteit, welke voor een getrouw historieschilder eisch is.

Of er daarom iti de ontwikkeling, die ons keïkelijk leven ondergaat, geen gevaren te ontdekken zijn, die den trouwen wachters op Sions muren aanleiding geven om zoo fel op de bazuin te blazen, is een andere vraag. Dat die gevaren bestaan, ontkennen we allerminst. We meenen zelfs, dat die gevaren niet maar uit één hoek dreigen, dat ze niet alleen schuilen in de »critiek der jongeren« gelijk men het gewoonlijk noemt, maar ook in 't »conservatisme der ouderen t. Maar hoe we over deze gevaren denken, zullen we in een volgend artikel bespreken. Waar we thans meer bepaald de aandacht op wilden vestigen is, dat bij alle zelfcritiek, die altoos noodzakelijk is, er toch stof genoeg is om God voor te danken, wanneer we een blik op het leven onzer Kerken slaan. Wie vaak in 't buitenland gereisd en daar het kerkelijk leven van meer nabij heeft leeren kennen, kan allicht onbevangener over het kerkelijk leven in ons land oordeelen, dan wie nooit verder kwam dan onze grenzen. Over het kerkelijk leven in Engeland, Schotland en Amerika kunnen we uit persoonlijke ervaring niet oordeelen. Maar wie op het vasteland van Europa rondreisde en daar met de Protestantsche Kerken in aanraking kwam, weet, wat er van het kerkelijk leven ginds is terecht gekomen. In Duitschland, waar eens de Gereformeerde Kerken zulk een machtige plaats in - het volksleven innamen — denk slechts, hoe schitterend ze op onze Dordsche Synode vertegenwoordigd waren — is van het Gereformeerde leven, zoo men Oost-Friesland en Bentheim uitzondert, schier niets meer te bespeuren. In Frankrijk waar eens de Hugenotenkerk door haar geloofsmoed en trouw aan de belijdenis schitterde, is de toestand op kerkelijk gebied al even droef. Een enkele mag den naam van Calvijn nog hoog houden, maar 't Calvinisme zelf is er dood. En zelfs in Zwitserland, waar de Gereformeerde Kerk haar oorsprong had en waar Calvijn zelf werkte schier heel zijn leven lang, is de Staatskerk geheel in moderne handen, en ook de Vrije Kerk leeft veel meer uit de ethische Theologie dan uit Calvijn. En wie, na deze landen bezocht te hebben en te hebben gezien, hoe het kerkelijk leven daar gezonken is, naar ons vaderland weerkeert en. ziet, hoe krachtig het Calvinisme hier nog voortleeft, hoe schier op elk dorp nog een kloeke en besliste schaar van belijders van Gods Woord wordt gevonden; hoede kerkgebouwen nog gevuld zijn, hoe de predikers nog het Woord recht snijden, hoe ook in het gezinsleven nog de oude Puriteinsche zeden wordt gehandhaafd, voelt, dat er reden is om God te danken. Waar vindt men in de andere landen een cüfervaardigheid voor Kerk en armen, als bij ons wordt gevonden? Waar een liefde voor de Zending, die in gaven niet alleen, maar in Zendingsstudif-kringen in alle plaatsen zich openbaart? Waar een net van Christelijke Scholen, die heel land bedekken en de jeugd opvoeden in de Christelijke beginselen? Waar een Gereformeerde Universiteit en een Gereformeerde Theologische School, die beide de Gereformeerde beginselen hoog houden. Waareen machtige organisatie, zooals in ons land van de Gereformeerde jongelingen, nu als verdubbeld doordat de meisjes naar den eisch des tijds zich evenzeer verbonden? Waar een vereenigingsleven van Christelijke patroons en Christelijke werklieden, welke laatste vooral weerstand bieden aan de revolutionnaire stroomingen ? Waar — maar indien we de lijst zouden willen vol maken van al wat God de Heere in Zijn goedertierenheid ons in ons land nog schenkt niet alleen in onze Kerken, maar op elk terrein van het leven, tot handhaving van Zijn Woord en tot kerstening van ons volksleven, jvaar zou het einde wezen ? Men heeft vaak aan onze redactie zeker optimisme verweten, maar is het niet billijk en recht, dat naast de vele klaagtonen ons volk ook eens een danktpon te hooren krijgt over wat Gods genade onder en door ons volk wrocht ?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1920

De Heraut | 4 Pagina's

Het statistisch overzicht

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 februari 1920

De Heraut | 4 Pagina's