GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De sociale quaestie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De sociale quaestie.

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

Naar aanleiding van wat we onlangs schreven over de neutrale vakorganisatie vraagt men ons, of een lidmaat der Gereformeerde Kerk, die de Christelijke vakorganisatie heeft verlaten om zich bij een neutrale aan te sluiten, mag toegelaten worden om de vragen te beantwoorden, die in het Formulier van den Doop aan de ouders gesteld worden?

Hoewel we gaarne aan het verzoek van den Kerkeraad die voor dit geval staat, willen voldoen om daarop publiek een antwoord te geven, is de vraag zelf ons niet duidelijk, omdat er op zichzelf geen verband bestaat tusschen het lidmaat zijn van een neutrale vakorganisatie en het beantwoorden van de vragen bij den kinderdoop. Wanneer een vader toonde zijn kinderen onchristelijk op te voeden, zoodat de belofte door hem afgelegd, niet door hem werd nagekomen, zou de vraag kunnen opkomen, of men zulk een vader nog langer de bedoelde belofte kon laten afleggen, omdat elk vertrouwen in deze belofte dan zoek zou wezen. Maar uit het feit, dat iemand een neutrale vakorganisatie verkiest boven een Christelijke, volgt niet, dat hij daarom de opvoeding van zijn kinderen niet in christelijken geest zal leiden.

Het weigeren om iemand toe te laten de doopvragen te beantwoorden, kan eigenlijk alleen geschieden, wanneer zulk een lidmaat onder ceniuur is gesteld. Maar het zou al zeer zonderling wezen, wanneer men iemand wel toeliet ten Avondmaal en hem dus als geloovige erkende, maar daarentegen bij den doop zijner kinderen weigerde hem als doopgetuige toe te laten. De grond toch, waarop de Kerkeraad zou kunnen weigeren om iemand bij den doop zijner kinderen te laten optreden, kan alleen zijn, dat men hem niet langer als > geloovige« erkent.

De vraag zou derhalve in dezen vorm moeten gesteld zijn: of men iemand, die aldus handelt, nog langer als geloovige kan beschouwen. Oordeelt de Kerkeraad dit niet te kunnen doen, dan moet zulk een lidmaat geconsureerd worden, en uit de censuur volgt dan van zelf, dat hij niet bij den doop kan optreden. De censuur raakt toch niet alleen het Ayondmaal, maar ook den doop. Maar zoolang iemand niet gecensureerd is, erkent de Kerkeraad hem als geloovige en heeft hij het recht om de doopvragen te beantwoorden.

Of nu in een dergelijk geval de Kerkeraad censuur heeft uit te oefenen is een vraag, die niet in het algemeen is uit te maken. Het hangt af van bijkomende omstandigheden. Een' algemeene regel is daarvoor niet te geven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's

De sociale quaestie.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 mei 1920

De Heraut | 4 Pagina's