Het mystiek-religieuze element in de Grieksche philologie - pagina 35
Rede gehouden bij de aanvaarding van het ambt van Hoogleeraar in de faculteit der Letteren en Wijsbegeerte aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
36
worden, dan zijt G i j daarvan zelf de oorzaak door de vriendelijkheid, waarmede G i j mij steeds zijt tegemoet g e k o m e n ; eene vriendelijkheid die mij ook nu moed geeft, o m den nauweren omgang
met U niet slechts niet te vreezen, maar veeleer met
blijde verwachting tegen te gaan. Met blijde verwachting, j a : want
welk
een genot
moet
het niet zijn,
met eene
schare
van eminente mannen, allen geschoold in de wetenschap, allen belijders van één beginsel, allen najagend één zelfde doel, dagelijks te kunnen verkeeren, hunne gesprekken te hooren, hunnen raad te v r a g e n ! H e t is zoo, een ieder heeft zijn eigen vak v a n wetenschap, zijn eigen gebied van studie; maar toch, hoeveel belangrijke vraagstukken zijn er niet van algemeenen aard, die het geheele terrein der wetenschap omvatten, die voor ieder man van studie van belang zijn; en dat inzonderheid op het gebied der G r i e k sche oudheid, waar de verschillende takken van weten n o g niet al te zeer zijn uiteengegroeid en gescheiden! Ziet, M . H . ! velen U w e r heb ik van mijne jeugd af mogen kennen; v a n enkelen was ik een leerling, nu z a l ik w e l d r a U w jongste ambtgenoot zijn. Ik bid U , bejegent den ambtgenoot niet anders dan den jeugdigen vriend, dan den l e e r l i n g ; staat hem met dezelfde
bereidwilligheid terzijde, steunt en schraagt hem
met U w raad, opdat ook door U w e hulp zijn w e r k onzer U n i versiteit ten zegen zij. Mijn V a d e r ! G u n U w e n zoon een enkel w o o r d . N a u w de helft van een jaar geleden stond hij hier als U w scheidende leerling, thans
ziet hem dezelfde
plaats als U w jongsten
ambtgenoot.
Maar het zij leerling, het zij ambtgenoot, hij is toch U w zoon. E n zoo k a n hij dan den dank en de liefde v a n zijn hart op deze plaats niet beter vertolken, dan door de bede: laat mij v o o r U ook als U w collega, toch steeds bovenal U w zoon mogen blijven. Ik weet het, G i j verheugt U in mijne benoeming; niet wijl daardoor U w last verlicht zou w o r d e n ; want steeds hebt G i j den arbeid begeerd en gezocht; en de vrees is niet ongegrond, dat althans in den eersten tijd U w taak eer v e r z w a a r d dan verlicht w o r d e n z a l . Neen, G e verheugt U , wijl uitbreiding U w e r F a c u l teit z o o zeer gewenscht is voor de H o o g e s c h o o l , die de liefde heeft van U w hart. Z o o weet ik dan niet beter U mijn dank te bewijzen dan door steeds gedachtig te zijn, dat ik h o o g heb te
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1904
Inaugurele redes | 69 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 september 1904
Inaugurele redes | 69 Pagina's