1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 25
17 buitenlaag van dit zaad (een cupula) draagt klierharen, welke precies gelijken op de klierharen der jonge bladstelen van Lyginodendron. Ook is de vaatbundel uit het jonge bladsteeltje gelijk gebouwd als die uit het zaadsteeltje van Lagenostoma. Deze twee dingen deden Oliver en Scott besluiten, dat Lyginodendron en Lagenostoma één zijn. Een andere heel typische plantengroep uit het Carboon zijn de Cordaïfaceeën, genoemd naar een Boheemsch geoloog Corda. Ze zijn vrij goed in haar fructificaties geconserveerd. Ze hebben haar systematische plaats in de buurt van Cycas. Phylogenetisoh zijn ze van belang, zooals we nader zullen zien. De Permische formatie wordt in Duitschland gesplitst in twee deel en: het Rotliegende en 't Zechstein. Het eerste is palaeobotanisch een voortzetting van 't Carboon. Er zijn vele verkiezelde varens. Calamieten, Coniferen, maar de Lepidodendrons en de Sigillariaceeën sterven uit. Van de varens vindt men vooral Callipteris conferta, een plant met een dubbel geveerd blad, waarvan de laatste veertjes breed wigvormig zijn. Een typische Conifeer is Walchia piniformus, een boom, welke in habitus op onze Araucaria excelsa moet hebben geleken. Op het Zuidelijk Halfrond kent de Permische tijd de z.g. Glossipterisflora. Zij komt voor in die gebieden, welke in het Perm een glaciatie hebben gehad, n.l. Australië, Z. en O, Azië, Zuid-Amerika, Falklandseilanden, Borneo, Oost-Azië "enz., maar ook noordelijker c a , Rusland. Met het Zechstein begint eigenlijk het mesophyticum') en wordt het palaeophyticum afgesloten. De gansche tijd van hier tot de Wealden (onder Krijt) vormen de middeleeuwen van de geschiedenis van het plantenrijk. Het Zechstein kent o.a. vele Coniferen, zooals Ulmannia, terwijl ook Ginkgo's optreden. De Triasformatie bevat eveneens vele coniferen en cycadophyten. De Rhatflora, waarin de Lepidophyten geheel ontbreken vormt de overgang naar de Jura met Araucaria's. Ginkgo's en Cycadeeën, zooals Zamites, Dioonites, enz. Het Krijt heeft in 't begin ongeveer dezelfde planten. Dicotylen komen dan nog niet voor; noch in Engeland, de Karpathen, Maryland of Peru. Die komen eerst in den Gault-tijd ' ) , Dan begint als de Cycadophyten verdwijnen, het Kaenophyticum, Wel zijn er nog Coniferen, zooals Podocarpus, Sequoia's enz. Van de Dicotylen komen vele Katjesdragers, Polycarpicae, 1 Gothan. Entwickluns; der Pflanzenwelt 1909. ") Miss Stopes beschreef in Juli 1912 Dlcotylenhout, gevonden in de Engelsche Gault. Zü noemde het afkomstig van Aptiana radlata
en zou volgens haar verwant kunnen zijn met Liriodendron of Mag-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's
![1924 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 25](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/orgaan-cvng-geloof-en-wetenschap/1924-orgaan-van-de-christelijke-vereeniging-van-natuur-en-geneeskundigen-in-nederland/1924/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1924
Orgaan CVNG Geloof en Wetenschap | 92 Pagina's