1932 Orgaan van de Christelijke Vereeniging van Natuur- en Geneeskundigen in Nederland - pagina 134

128 zeer nauw verband gelegd. Hij heeft het zóó verordend, dat in dezen weg, die man en vrouw bevrediging van hun diepste levensbehoeïten kan schenken, vervulling van hun sexueelen nood, tevens het mcnschelijk geslacht zou worden gebouwd en in stand gehouden. Het is waar, het onderscheid tusschen die beide dient goed in het oog gehouden te worden. Reeds physiologisch wordt dat duidelijk in zoover daar een duidelijk onderscheid is tusschen coïtus en conceptie, waar inzonderheid door Ogino-Knaus aan herinnerd is. En dat onderscheid is niet alleen van temporeeren aard. Het is ook zoo, dat wij in dat eerste te doen hebben met een bewuste, verantwoordelijke daad van den mensch, terwijl het in dat tweede in zeer bijzonderen zin gaat om een daad van Gods providentieele beschikking, waar, althans naar de positieve zijde, de mensch volstrekt machteloos tegenover staat, die wij menschen hoogstens, althans tot op zekere hoogte, kunnen verhinderen, maar nooit tot stand kunnen brengen, om een wonder, m.a.w., waar wij niet dan met de grootst mogelijke eerbied tegenover dienen te staan. Nu moet reeds dat laatste ons in hooge mate voorzichtig doen zijn. Is de conceptie een wonder van Gods voorziezigheid, dient dan al daarom het niet als groote zonde beschouwd te worden, wanneer wij menschen een poging wagen om, om den een of anderen reden, dat te voorkomen; grijpen wij dan niet, zooals het meermalen gezegd wordt, met schennende hand in het heilige werk van Gods voorzienigheid in? Hier dienen wij nu goed te onderscheiden. Was dit laatste juist, dan was daarmee heel de kwestie opgelost en was verdere discussie volstrekt overbodig. Maar zóó eenvoudig staat het toch, geloof ik niet. Het is bekend, ook op andere terreinen heeft men dit argument, dat wij niet in Gods voorzienigheid mogen ingrijpen, gebruikt; 'k denk aan iets als vaccinatie tegen besmettelijke ziekten of brandverzekering, enz. En we willen direct beginnen met niet zoo maar over veler bezwaren daartegen heen te loepen. Daar kan kortzichtigheid en een verkeerde beschouwing omtrent de verhouding van Gods voorzienigheid en het gebruik der middelen achter schuilen. Maar het kan ook voortkomen uit teere vroomheid, die bevreesd is, dat de mensch door zijn steeds grootere kunde, al meer zich van God onafhankelijk zal gaan zoeken te maken, een gevaar, dat inderdaad niet denkbeeldig is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen