De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 51
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
I m confessioneele
stempel
ontving
in de Belijdenis van Westminster
en
den daarmede verbonden grooteren en kleineren Catechismus, op wier inhoud ook AMESIUS' M e d u l l a
niet zonder invloed was geweest i),
is de ontwikkeling der ethiek naar zuiverder Calvinistische lijnen reeds bij 'het leven van VOETIUS, die in 1676 stierf, gestoord. In 1658 toch begon zich in den vernieuwden strijd over den Sabbat binnen de Gereformeerde Theologie zelve een richting te openbaren, die omdat zij geëindigd is met heel het Voetianisme te verdringen, dit ook gedaan heeft met zijn . ethiek. Ik bedoel het Coccejanisme. Het eigenaardige dezer richting ligt hierin, dat COCCEJUS, haar geestelijke vader, de idee van het Verbond, die van huis uit in de Gereformeerde Theologie op den voorgrond was geschoven, in zijn foederaal-Tlieologie
misbruikt heeft om het absolute ƒ
karakter der waarheid, door haar in een historisch proces op te lossen, I te breken. Dit hangt bij COCCEJUS zelf dan weer saam met zijn volkomen ' gemis aan wijsgeerigen zin, waardoor hij de realiteit van het ideëele -) niet zien kan.
In den Leidschen senaat, zoo luidt het verhaal, bijt een
min vriendelijk collega hem op zekeren dag toe: ,,Tu ignarus es omnis Philosophiae" *'). COCCEJUS zal zich deze vinnigheid niet bijzonder hebben aangetrokken, zijn antipathie tegen de philosophic was algemeen bekend, hij wilde geen philosoof maar bijbelsch Tlieoloog zijn. Een zeer'bedenkelijke neiging, ontstaan uit een verwarring van het principium der Theologie met de Theologie als wetenschap zelf. Dan, laat mij u uit zijn foederaalTheologie aanwijzen, hoe zij het absoluut karakter der waarheid breekt,. | en staan wij dan stil bij de gevolgen daarvan voor de ethica. De hoofdbron voor zijn foederaal-Theologie is zijn reeds in 1648 uitgegeven werk: S u m m a d o c t r i n a d e f o e d e r e et t e s t a m e n t o D e i . * ) De verbondsleer vóór COCCEJUS zoekt de realiteit van het Verbond in het eeuwig decreet der Verlossing, terwijl het Verbond bij COCCEJUS eerst reëel wordt in den tijd en het is bij den dood van den Middelaar. Dit verschil komt nu eerst uit bij het werkverbond.
Volgens de oude
1) D B . HÜQO VISSCHEK, A . "W., p. 217. 2) Vgl. over de realiteit van het ideëele, de rectorale oratie van mijn ambtgenoot DR. J . AVOMJEE „Ideëel en Reëel". Amsterdam 1896. 3) CitK. SEPP, Het Godgeleerd Onderwijs in Nederland, gedurende de 16e en ]7e eeuw. II, p. 219. 4) In CopcEJi's' O p e r a o m n i a , Editio ïcrtia, Amstelodami 1701, vindt men het in het 7e deel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's