De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 33
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
31 niet verzwegen, dat er in deze Puriteinsche richting gevaren
staken.
Allereerst wel, dat met hun echt Calvinistisch staan op de wet des Heeren als norm des levens, een zeker noniisme gejjaard ging, dat op het einde lier eeuw onder hen zelf zijn reactie kreeg in den strijd der A n t i n o m i en N e o n o m i ')
met
TOBIAS
CRISPUS
aan
het
hoofd — een
reactie
die een Liithersch karakter vertoonde ook in betrekking tot de „waarde der goede
werken".
Vervolgens, dat zij tusschen
de
voorbijgaande
nationale en de blijvend menschelijke beteckenis van Israels wetgeving niet
de juiste en scherpe onderscheiding maakten, hetgeen dan ook
uitkomt in hun Sabbats-theorie en ook hierin dat zij b. v. aan Israels lex forensis een schier onveranderde geldigheid meenden te moete.n toekennen -). P^n eindelijk, dat zij, in strijd met de Thomistisch-Calvinistische leer op dit stuk, het ,,primaat van den wil"") leerden.
Wat dit laatste betreft
komt het op rekening" van de iJhilosophie van PETRUS RAMUS, den anti-
A ristoteliaan, die te Cambridge, waar PERKINS doceerde, in hooge eere was.
Ik kan natuurlijk op deze quaestie thans niet ingaan en beperk
mij dus alleen tot de aanwijzing van de gevolgen die de leer van het wilsprimaat op hun Theologie^had.
Zeker is deze leer van de onderge-
schiktheid van het intellect aan den wil van anti-intellectualistische strekking. Doch het geneesmiddel is hier erger dan de kwaal.
Is toch niet het
weten maar het willen het eerste, dan komt men tot de bekende uitspraak; „eerst het leven en dan de leer".
Maar daarmee is dan behalve
andere gevolgen straks ook het karakter der Theologie als ,,wetenschap van de kennisse Gods" weg. Dit zien wij reeds bij RAMUS, die haar dan ook definieert als „doctrina bene vivendi" •*). En wel verdeelt nu ook RAMUS de Theologie als „fides" en ,,fidei actiones" •'') en gelijkt dit op POLANUS' indeeling van credenda en facienda doch deze gelijkenis is slechts schijnbaar.
Bij RAMUS toch is de fides n i e t als bij POLANUS
1) HooENBEEK, S u m m a C on t r o v e r s i a r u m , p. S12, en W. GASZ, G e s c h i c h t o d e r P i'O t e s t a n t i s c h e u D o g m a t i k , II, p. 325. 2) Vergelijk daarentegen onder de oudere Calvinisten b, v. JUNIUS in zijn „D e l o g i b u s M o s i s j u ^ d i c i a l i b u s " , ED. KUYPEK, p. 343 e. v. 3) Voor deze pliilosopliiselie quaestie is niet onbelangrijk een werkje van Dii. W. K\iir,, „Die L e lire vom P r i m a t d e s W i l l e n s 'bei A u g u s t i n u s , D n n s S c o t us u n d D e s c a r t e s . Strassburg 188C, 4) RAMUS' E e l i g i o C h r i s t i a n a , p. «. 5) EAMUS, A . W.,^ p. 10.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's