De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 28
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
26 Op die verhouding heb ik hier niet in te gaan, wijl deze zaak ten eerste met mijn
onderwerp slechts in verwijderd verband staat en vervolgens
door Dr. KUYPER in diens E n c y c l o p a e d i c uitvoerig is behandeld, i) Mij dus bepalend tot het laatste kan ik niet anders dan KECKERMANN'S definitie èn
van Theologie èn van etliiek naar Gereformeerd standpunt
voor onjuist houden en dus wat hij er uit afleidt over het goed recht der ethiek in de Gereformeerde Theologie van geen beteekenis achten. Zijn
definitie toch der Theologie als „prudentia religiosa ad salutem
perveniendi" zet „de wetenschap der kennisse Gods" ongereformeerd in „heilsleer" om, terwijl zijn definitie van de ethiek — bij hem, met de oeconomie en de politica een onderdeel van de philosophia practica — als „prudentia regendi voluntatem et appetitum pro bono civili acquirendo", de ethiek tot een „Güterlehre" maakt, welke Gilterlehre, uit de oude philosophic overgegaan, alleen door MELANCHTHON tot op zekere hoogte verdedigd en in later dagen door SCHLEIERMACHER weer opgenomen, naar Gereformeerd moet afgewezen.
beginsel, gelijk ik straks hoop aan te toonen, beslist
Alleen zij het mij vergund er thans reeds op te wijzen,
hoe KECKERMANN'S definitie van de ethiek bovendien een te scherpe scheiding maakt tusschen het religieuze en het ethische leven, een scheiding aan de Calvinistische gedachte van het gansche leven als één cultus Dei vreemd, en hoe deze definitie tevens aanleiding geeft om niet genoegzaam rekening er mee te houden, dat een zelfde wet des Heeren èn op religieus èn op sociaal gebied, en daar zoowel voor den voor den wedergeborene geldt.
onwedergeborene als
Hoewel KECKERMANN'S bewering het
goed recht der ethiek in de Gereformeerde Theologie niet raakt en als zoodanig zonder beteekenis is, ging met haar gepaard een element van waarheid, dat door de Gereformeerde ethiek niet- straffeloos kan worden verwaarloosd. Ik bedoel dit.
Door als ethisch subject uitsluitend den homo renatus
te stellen had de Gereformeerde ethiek een stouten maar goeden greep gedaan.
Zij kwam echter nu voor het probleem te staan, waarop KECKER-
MANN wees, of dan al wat de onwedergeboren mensch doet onzedelijk is ? Het is de oude vraag die reeds
Augustinus onder de oogen had
gezien en bij hem tot de leer der ,,vitia splendida" voerde.
Op deze
vraag nu antwoordt de Calvinist, allereerst en wel omdat hij het liberum
1) Encyclopaedie der II. Godgeleerdheid, I, p. 198.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's