De ethiek in de gereformeerde theologie - pagina 15
Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit te Amsterdam
13 slechts door de „zondenspiegels" der 15'= en i6<= eeuw bekend waren, — de decaloog weer diep indrong in het Christelijk bewustzijn. Van groote beteekenis voor de ethiek was daarbij, dat, terwijl in den Lutherschen catechismus en ook nog in sommige Gereformeerde,
b. v. die van £l
LASCO, de decaloog zijn plaats heeft vóór de behandeling van het apostolicum, de catechismus van Geneve en ook de Heidelbergsche hem een plaats achter het geloof gaven, en dus de wet ook als norm des nieuwen levens duidelijker deden uitkomen. In de commentaren nu die over de catechismi verschenen, en ik denk hierbij bepaald aan dien van "ÜRSiNUS-Paraeus'), werden ethische onderwerpen in min of meer schematischen vorm behandeld.
Dit schema
was, althans gedeeltelijk, ontleend aan ARISTOTELES, die zijn invloed ook op de Gereformeerde Theologie heeft te danken aan MELANCHTHON -). Het is toch bekend hoe de Reformatoren met LUTHER vooraan min gunstig dachten over den „philosophus", maar hoe juist MELANCHTHON er al spoedig van overtuigd was: „Carere monumentis Aristotelis non possumus." Hij, de „praeceptor Germaniae", toog toen aan den arbeid en schreef onder meer zijn „Epitome Philosophiae mpralis" en zijn ,,Ethices elementa", leerboeken, waardoor de Aristotelische ethica in en buiten Duitschland haar invloed kreeg op de scholen en straks ook in de Protestantsche ethiek. Op MELANCHTHON'S voorbeeld kwam dan ook onder de Gereformeerden de studie van Aristoteles al spoedig op. De ethiek voor zoover zij als wetenschap in dezen tijd werd beoefend, bepaalde zich tot een explicatie van de ethica Nicomacheia.
Aldus te Geneve, zoo te Straatsburg bij
PETRUS MARTYR, ZOO elders. Vooral het 5» boek van ARISTOTELES' ethisch
hoofdwerk is van invloed geweest op onze ethiek.
Haar behandeling
van ,,de gerechtigheid" met de onderscheidingen van „verwisselende en uitdeelende
rechtvaardigheid",
met
„wiskunstige
en
zedenkunstige
verhoudingen" —• gelijk men ze in URSINUS' commentaar reeds aantreft, vinden daar haar oorsprong. f'
Zoo hebben wij dan de elementen overzien, waaruit de ethiek in de
• Gereformeerde
Theologie zou ontstaan.
Om nu tevens een inzicht te
verkrijgen in haar eigenaardigheid, zal het noodig zijn op de tegenstellingen 1) C. V. PROOSDIJ bezorgde een nieuwe vertaling van ZACIIARIAS ÜRSINUS' V e r k l a r i n g op d e n I l e i d e l b e r g s c h e n C a t e c h i s m u s . Kampen 1884. 2) Vgl. LuïHAEDT, MEL ANCirriiOHS A r b e i t c n i m G e b i e t e d e r M o r a l . I^eipzig 1884.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1897
Rectorale redes | 92 Pagina's