VRAGENBUS.

Gevralagd wordt naar de b-eteekenis der uitdrukking' verborgelnheid des gelo-ofs, 1 Tim. 3:9. VerboTg: nheid aiet in d© brieven van Paulus veelal op ietej dat •vroeger niet was geo-penbaard, maar nu in heerlijkheid is bekend geworden, een duidelijk •voorbeeld levert Ef. 1:9. Thans is die verborgenheid, wel geopenbajard, men kent haar, maar ze is daarom nog geen werkelijkheid geworden. Vandaar dat ze slechts kan laan^vaard worden in het g-el-oof, 1 Tim. 3:9.

Men viaiaigt ons naar de beteekenis van plaatsen als Hd. 18:4, 28:23, 2 Kor. 5:11, waar sprak© is •van het bewegen tot het gel-oof. Het is natuurlij'k •volkom-en "wiaar, dat alleen de Heilige Geest de hartenJ opent en tot het geloof brengt. JVlaar waar het Woord werkt, daar werkt ook de Geest en omigekeerd. Het Woord is nooit ten zegien dan door den Geest en niemand komt tot bewust gelo-o-f, of hij heeft den inhoud van izijn-gel-oof Uit het Woord. Nu is de werking des Geestes verfiorgen, daarom kan een ap-ostel niet anders doen dan het Woord prediken, zoo gpod hij kan, hij kan beizwaren trachten te weerleggen, maar hij mag er ook op rekenen^ dat God, Die hem riep, o-o-k zijn werk - zegenen zal, d.w.z. den Geest zal paren aan de prediking. Daarom kan d© ap-ostel , zijn werk noemen: ewegen tot het geloof.

De getuigenJiSi 1 Joh. 5:9, do-elt op de p-redikinlg cSe God door Zijn apostelen en in de wereld doet uitgaan en die getuigenis heet, omdat ze is een verkondigen •van hetgeen men gezien en gehoord heeft, vgl. 1 Joh. 1:1. Zakelijk ziet dus getuigenis O'p dezelfde prediking, waardoor Paulus tracht te bewegen iot het geloof, maar het beiziet die prediking uit een ander oogpunt

F. W. G.

Gevraagd wordt, - hoe in 1 Joh. 2:2 - fcani atalan, dat Christe Is een verzoening voor onze z-ondeai, maar ook voor de izoïiden der geheele wereld.

Johannes wil laten zien, boeveel het werk van Christus •waard is. Het is voldoende, om voor onze zonden.' te betalen, het is voldo-ende om voor aller zondea te betale-n. Van de toerekening is op deze plaats geeni sprake. De apostel iz-egt niet, - wien het werk •van. Christus tan goede k-omt, maar hoe groot de heerlijkheid •van den Voo-rspraak is. Over de toerekening gaat het vervolg handelen. O-ok Joh. 3:16 geeft nader licht. Gods liefde' gaat uit naar de wereld, een iegelijk, die gelooft ontvangt deel aan Christus. Er ligt in 1 Joh. 2:2 tevens opgesloten, dat iedereen tot Christus kan gaan. Zijn werk is er noodt te gering voor.

F. W. G.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Terug naar resultaten Printen