GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Subjectivisme in het gebed.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Subjectivisme in het gebed.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

pe afgrond rot^pt tot den atgroiïd bij liet gedniisch Uwor vvatergotfin. Psalm 42:8.

De meiisc'h, die Mdt toit God in de persing van aijin ziel, is niet de mensch van klare voorwerpelijk'heid, aocih-ook van • wèl-gekleuide zuiverbend in de benoeming der verscHjnselein, "die zijn üiart beToerea. Gods geslagen bidders liebb'en haast — len [hioe worden ^zij^ geperst, totdat ban gebed volbracliit < & }. Zie, ze zoeken, hun God; Zijn stem willein ize hioioren; ' 'zlijn voetstap vernemeir in al, wat ihen omlringt. Maar menigmaal ondergaat bun gebed de schade van hun subjectivisme: Gods zliivere Idahken worden door hun daz.uiver gehoor tiiet helder opgenomen; en van de alz'ijdige openbaring Gods zien ze dik'wijls slechts die ééne zijde, waarin h'nn ziel .zichzelf weerspiegeld ziet. De eigen zielehoiuding doet. dan groote schade aan de opneming van de oipenbaring, die van boven is; en o, indien de Vader der lichten niet lankWedig was en zeer verduldig!

Maar toch, wanneer in hen bidt de Geest hiet oHuiitsprekelijke znchtingen, dan spant Hij hun aandacht todi zóó oip het spreken Gods, dan spitst Hij de vermogens hunner ziel toch zóó scherp toe oip lelkeen van de geruchten Gods, dat de klanken van boiven al beter verstaan w.orden en al zlniverder echoi vinden in de ziel. Die Geest oefent den bidder wél zóó lang in het luisteren naar 'Gods „diep gedoken Woord, z'oo zioeit" of zoo bitter, dat eindelijk in het doorboorde oor al Gods stemmen weerklank vinden en elk zijner tonen O'ok tegen zuiveren klankbodem resoneert. 'Bi} dezen bidder is in het gebed de versïinding van het subjecitivisme tot overwinning.

Dofe dat vindt gie in Psalni 42 terug. De dichter, die spreekt, is in een landstreek, waarin de geweldigheid der natuur haar krijgslied zingt. Hij' hoort om zich heen het gebruis der watervallen^ het schuimen der stroomen, die tierend Oipzwalpen al wat in deft weg hun, komt. In diepe holen stort zich met donderend geweld de schuüniende stroomval neer, en de atgrondenroep weerkaatst tegen rotsige wanden en hoort zich herhalen in atgrondenroep. Diaar in die donkerheid der afgronden,

daat gaapt de Nacht, daar spalkt het ijle de verstöende kaken,

maaj-uit hun donker schiet te voorschijn de stroomL

en 't is, oif 't spattend schuim, den nacht [besproeiend, , met; bleeken glimp het zw'oete duister splijt., .] , Diaar knalt do. donder, 't donderen ten spijt des striQom-vals, over kolk en afgrond loeiend — En bij de schelle schicht, die 't zwerk doorsnijdt, lEi'iikt daar-de w^at^rval, in zilver glooiend.

Daar in die warrelro'tsen, daar in dien schuimenden stroom, daar wringt ziqh de Angst, daar strekt zich de Nooid.

En idaair, wiaar zonhestr|a, al nooit in kon dringen, waar noioit het oog der to'Oirts een bodem zag, schijnt kermend zich ©en reus in boei te wringen; •Wat lof dat klotsen toch beduiden luag, dat jammeren, dat de echops ondervingen? .... Uit diepte en. afgrond stijgt een eindloos „ach!"

Hoor: de afgrond roept den afgrond toe! De eene waterstroom stort zijn ver^^aarnis uit voor den ander.

En die kleine niensclh daar? Och, als de ziel© luistert, dan kan het wel zijn soms, dat

blaren van de boiomten kouten met malkaar gezwind, baren in de stroomen klapipen luide en wielgezind;

maar vaak pok' vertolken z'e den toorn van God, die op de wagenen rijdt van zijnen stormwind en rondom Hem' is zijne verschrikking. Zijin het niiet UW waterstroo'mien, o God; komt Gij niet mee a, anstormen in die schittering in wolk'enduister, in diien glans in dofheid, in die spettering des doods ? Het zijn uw golven, uw baren, en Avat ze zoeken, dat is mijn hooifd, O'mi er over heen te gaan •

Klaagt ZOOI met stenend dit lied?

En toch —

Wie heeft dat den bidder gezegd, dat de' Angst er is en de groote Nood in die schuimspattende stroomen? Hebben de wateren hem gezegd, dat God ontwaakt is tot-verschrikking? Is dat het eenige, wat stormen te zeggen verstaan? Immers neen? De stormen Gods, ze kunnen ook leeren juichen en klaterende wateren leeren ook vroolijk wel zingen. Die het lied'gezegd heeft van psalm 29, of van psalm , 77, oif die psalm 18 heeft 'gezongen of het gebed gebeden van Habakkuk, die allen hebben óók gehoord Gods stroomen en Gods watergoten en in de afgronden zijn weergalmenden donder; maai' ze hebben zich met sterkte voelen bekleeden, met 'sterkte en met vreugde; en bij het gedruisch der wateren, en bij het loeien van kolk en afgrond groeide niet slechts het geluid van *^? '^f, ..-!4°^4'.? '''-> ^WS^, , S'i^K , .'tgeschal van het lied hunner sterkte. Tpich waren die anderen niet anders dan dezie dichter: hun allen waxen als hem de oioren doorboord, tezamen hadden zij geopend de ziel voor het woord van hun God. Maar waarom dan zijn de storm-en den één. het lied .van Gods vcrvaarnis, den ander de zangen zijner reddende majiesteit? Wat den een opheft, waarom slaat het neer den ander?

Dat is, bi taiensch, het subjectivisme in uw gebed.

Zie, daaa* is m de watergoten Gods, in zijn roepende afgronden meer dan ééne spralde: ze spellen zijn sterkte, u ter hulpe — of zijn geweldigheid, u ter vernieling. Gij kunt kiezen, dezia prediking of die; de golven en de rotsen zieglgen u niets, dan dat gij te kiezen hebt. En wat ge verkiezen zult, weet ge maar al te gauw en te gloed. Zingt daar de hem'el in uw hart, dan js het gedruiscb der' wateren v-oor u mede een toon in het aoooord van al der hemelen ziang. Maar roiept in uw zie] de .afgrond tot den afgrond, dan weet de branding der golven u niets anders te vertoïfclen dan hellegerucht. En toch zijn die golven niet veranderd en die branding spreekt niet met ander geluid. Wat veranderde ^ dat is enkel uw ziel, die hoott, wat zie, vasthoudend aan zichzelve, hooren wildCj terwijl ze zelf niet wist, waarom.

Hebt gij' in dezen uw armoede gezie-n, gij die te bidden verstaat? In uw bidden vraagt ge om elke sprake" Gods en' to.ch — u is de helft niet aangezegd en van wat u aangezegd is, hebt gij de helft niet aangeboord. Dat mag gebrekkigheid beeten en zielezwakte.

Maar oi, als. de Geest bidt!

Dan Wordt toch dit subjectivisme u geen zoete wellust, (gelijk bij de. lieden, die van de hedendaagsöhe nieuwe religie de predikers zijn), doch en groote droefheid, een vijandige macht op uw weg tot God. Leest ge het niet in deze ontroerende belijdenis van beleden ontroering? Van den roep der afgronden komt deze zanger naar het GEBOD-(vs 9) van zijn God; - van het tegenwoordige; , dat voor tweeërlei uitlegging vatbaar is, gaat liij naar het toidkomende, dat Gods éénen wil duidelijk zeggen zal. Hij-heeft 4n z'n angst de afgronden angst hooren verkondigen en hij heeft Zie geloofd, een oogenblik. Maar bidders sterven niet en stormen do oden hen niet. Van den roep der natuur komt het geloof tot het gebod van God! Van het onzelcere naar het gewisse! Van den kruisweg der gedachten bij de - prediking', die ons subjectivisme kan misverstaan, naaf de eenheid van Gods genadegebod, dat ons subjectivisme overwint en ons zegt dat hij gebiedt, en dat z.ijn gebod is; genade.

"Ga 'dan oiok gij', bidder, van de stem-der natuui tot het gebod van (joÜ; van het „diep gedoken, woord" tot het doorzichtige evangelie. Kom van alle teeke'n buiten de Schrift tot Gods vaste Woord.

En vlucht dan, gij^ die dezie zwakheid kent in uw bidden, tot Christus, - den waaraohtigen bidder. Gods gebod was van hèm niet weg', nooit weg', ook niet als de afgronden riepen, de waterstroomen ruischten. D'aarom, heeft hij noioit geaarzeld in de toepassing van Gods prediking. Christus, heeft •nooit verwaarloosd één les van al wat natuur en genade, stof en wet, te le-eren geeft. En als in u eens Gods Geest heeft overwonnen, dan zult giji altijd al Gods woorden aanhooren, zuiver en recht, tezamen en tegelijk in élk één ondeelbaar oo-genblik. Want niet de ziel overwint, maar in de ziel de Geest.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

Subjectivisme in het gebed.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's