GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE VRIJMAKING VAN DE TAAL DER KERK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE VRIJMAKING VAN DE TAAL DER KERK.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

De kerkelijke taal deelt in de rechten der „christelijke vrijheid", Wanneer men dit woord maar recht verstaat. Inzonderheid het talen-wonder van het Pinksterfeest bewijst, dat ook in deze dingen de beteekenis van de Nieuw-Testamentische „bedeslang" ligt.

Losmaking van de kerkelijke taal uit gebondenheid kan ook bepleit worden met een beroep' op Christus zeh, die zich van de gewone volkstaal bedient, in tegenstelling met de rabbynen, die een aparte taal zoeken voor heilige dingen; en eveneens met een beroep op Paulus' Corintherbrieven, het karakter van het N. T.-isch Grieksch, en de preekmethode der eerste christelijke zendelingen.

Door de Roomsche kerk is dit beginsel eenerzijds losgelaten, anderzijds practisch erkend en toegepast, beter dan' onze vaderen deden. De historie bewijst, dat toepassing van dit beginsel voor de Roomschen vrucht heeft afgeworpen.

Misschien zegt nu iemand: m'aar als wij dien kant-uitgaan, - en-de taaJ van onze prediking ontdoen van alle „apartigheid", dan looipit die kerkelijke taal gevaar, de grens tusschen wat heilig' is en profaan uit te wisschen. Blijft er zóó nog wel verschil over tusschen de verhouding van Goids Evangelie en het gewone woord ran kunstenaar en handelsman, van oorlogsheld en spbrtfconing, van schouwburg en keuken? Moet de kerk niet altijd haar eigen geur hehouiden, noem' dien geur dan wierook of kerklucht; en behoort bij de eigen kerklucht ook niet een eigen taai-aroma?

Ik zou willen antwoorden: laat ons daarover ons maar niet druk maken. Want de e i g e n s oo r-tigheid van de kerkelijkte taal kbmt wel vanzelf, als de kerk maar preekt zooals ze moet preeken; die eigensoortigheid wordt niet gemaakt, doch wel geboren. Zij is niet product van opr zeltelijk verkregen kunstvaardigheid, doch komt op mèt de heilige gedachte, die haar heilig; e woord zich vormt. Ik geloof, dat al onze opzettelijk ingedachte of, door oefening en gewenning^ tot tweede natuur geworden, aparte taaiformaties voor de gedachten onzer prediking één van tweeën zijn: óf bewijs van miskenning der taaischeppende kracht van het Woord van God, óf belijdenis van onze eigen onmacht in het zeggen der dingen, die ons van God goopenbaard zijn.

Met andere woorden: al doen we nóg: zoo ons best, om de religie haar eigen taal te geven, en de gedachte, die in onze godsdienstige taal uitdrukking zoekt, leeft niet in onze ziel als een beheerschende macht, dan zullen we nooit de buigzaamheid onzer taal kunnen aanwenden in voegzaamheid naar den eisch van het machtige onderwerp, dat wij predikend aanraken. En omgekeerd: leef uit de religie, — en de taal der verwondering, der Godsgemeensohap, de taal van geloof en hoop', van liefde en haat wordt vanzelf geboren. Geboren zeg ik; want de strijd, de weeën zullen wel niet ontbreken. Dodh het zullen geen smarten zijn om de gevonden, doch om de te vinden woorden. De strijd zal liggen niet in de aanpassing van de gedachten aan den voorhanden woorden-en termenschat, doch in de bereiding van den taairijkdom tot de dienstbaarheid van de rijke gedachten Gods.

Dat opzettelijke, gewilde pogingen om heihge dingen te zeggen op heilige manier moeten m i s 1 u k 'kle n, zoo vaak niet de spreker of schrijver door zijn onderwerp 'beheeracht is, 'wil ik in 't kort nog even illustreeren met twee voor­

beelden. Eén voorbeeld van een letterkundige. En één van iemand, die geen letterkundige is. Beiden hebben geademd in heilige sfeer; beiden hebben aangeraakt een boek van innige vroomheid of religi­ euze ontroering en diepgang-Maar beiden zijn niet bij machte gebleken, omi de taal te vinden, die bij hiun onderwerp paste. En wij, die het recht van de routine in de heilige wooirden evenmin mogen erkennen als in de heilige gedachten, wij zullen wèl doen, indien vrij, gegeven de loslating van ons gewennings-taaltje, van ons termenschiatje, tot onze ziel zeggen: indien dezen niet hebben gekimd, hoe zult gij vermogen anders dan door de simpele victorie der gedachten IN de woorden?

Het eerste voorbeeld betreft een litterator van naam: Willem ÜCloos. Niemand zal zeggen, .dat het hem ontbreekt laan de gave om' zich te vei-plaatsen in een gedachteniganigi, die de zijne niet is; noch ook zal ie'm, and durven verklaren, dat hij in de dingen der taal impotent is. Toch kunnen alle groote, dikke scheldwoorden en alle verwaande potsierlijkheidjes van den zelfgenoegzamen man niet verhelpien, dat Pj-of. Dr Is v.'Dijk overtuigend aangetoond heeft, dat Kloois niet kan schrijven de taal der religie. Dat is ook een stuk van de „exacte waarheid". In zijn bespreking van de door {Kloos i'ezorgde vertaling van Thomas a Kempis' Navolging van Christus i) toont Van Dijk de volstrekte onbekv^aamheid van Willem Kïoos tot het op passende W; ze zéggen van godsdienstige ideeën aan, onder'^meer, door de volgende passages uit de vertaling van Kloos:

„nu is het de tijd, jvaarin ge u zalig kunt maken, e'a dien gij niet ongebruikt .voorbij moet laten gaan";

een „vertaling", let wel, van den onbegrepen, niet herkenden bijbeltekst:

„nu is het de dag der zaligheid, nu is het dgi "welaangename tijd."

Andere voorbeelden:

„"Zoek Tiw genoegen in den Jleer. — In mijn vleesch voel ik zitten de , wet der zonde, die tegen de - wet van mijn gemoed te keer gaat(!) (Rom. 7). — Onze ijver en onze vooruitgang moeten dagelijks meer opschieten. — Enkelen zijn er, die 't, als 't ware, hun geheele leven door benauwd hebben. Enkelen worden zacht aangepakt. — In dit leven hebben zij hun eigen zielen gehaat, opdat ze er in 't eeuwige leven pleizier van zouden hebben. — , D| i e komen 't . meeste .... v.o o r u i t in 't goede, die zoo mannelijk inogelijlk trachten de baas te worden over datgene, wat hun zwaar valt. — Gaat het hem goed, dan heeft hij pleizier in Mijl (spreekt Christus) 2), maar daarom mishaag Ik hem toch niet, ook al gaat het hem slecht. — Gij (God) knapt mij op door het licht van Uw tegenwoordigheid. — Zulken menschen smaakt God lekker. — In het Koninklijk der Hemelen zal de akligheid van het berouw pleizier hebben. — Ik heb mijn ziel, o Jezus, tot U opgetild. — 't Geraas en de herrie der lOndeugden buiten de woning van liet hart "sluiten''' — enz; .

Het is waar, dat Kloos in den tweeden druk heel wat van deze onaesthetisohe en onpassende termen heeft veranderd; — maar dat heeft niet zijn taalvermogen doch de juiste terechtwijzing van Prof. V. Dijk gedaan, dien hij tot belooning dan met scheldwoorden ; achterna zit; af en toe staat dat wel netjes, op theologen af te geven.

En nu het tweede voorbeeld, waarop ik doelde. Ik heb het oog op Fenna de Meyier, die zich bezondigd heeft aan het waagstuk van een vertaling van de gedachten van Blaise Pascal s). Zonder nog te neuzen in de kritieken, die uitgebracht zijn, kan ieder, die ook maar een weinig in de taal van bijbel en religie „thuis" is, deze vertaalster op grove fouten en ongevoeligheden betrappen, om dan nog van haar soms slechte nederlandsch en gebrekkige kennis van het latijn maar te zwijgen. Ik vraag aandacht voor de volgende zinnen. Meerendeels zijn ze pogin, gen tot vertalingen van bijbelwoorden :

„De heerlijkheid van dezen nieuwen tempel zal V r ij wat grooter zijn dan de heerlijkheid van den eersten. •— De stichtenden moeten dezen steen veroordeelen (P's. 118:22). — Herodes als de Messias geloofd. Hij had de scepter J u d a weggedaan, ia|aar was niet van Juda. Dit vormde een belangrijke secte. — Om te maken, dat zij' ziende niet zagen en hoorende niet hoorden, kon niets beter zijn ingericht. — Deze zwakheid is niet voor het leven maar voor den dood. — Zij g-aven hem gal in zijn eten! (dederunt fel in escam). — Ik heb er Mij zevenduizend voorbehouden. — Christus is gekomen tot verheiligging(!) en tot smaad(!) (scandaluro). Jes. 8:14. — Zie of d e weg: er ongerechtigheid in mij is. — Overwin het slechte i n het goede. Rom'. 12."

Ik deed slechts een greep hier en daar. Zonder meer voelt ieder, die den bijbel kent, hier ernstige fouten.

En de ernst van die ifouten wordt dan nog vergroot, als men bedenkt, dat P'ascal anders "doet dan Thomas a 'Rempis; de laatste haalt bijbelplaatsen aan, zonder dat hij dat laat bemerken door een inleidende formule; maar zulke „begraven schriftuurplaatsen" — om toet 'Pïof.' v. Dijk te spreken — heeft Pascal haast niet. Bijbelwoorden zijn bij Pascal haast altijd duidelijk te herkennen en van zijn eigen woorden te onderscheiden. Het is eenvoudig onbegrijpelijk, hoe iemand in een land, waar zooveel bijbels te koop zijn, met zulk een „vertaling" durft uitkomen. Van de vele fouten noemde ik slechts een zeer enkele.

Ligt nu in dergelijke dingen niet het bewijs, dat de taal der prediking, goed beschouwd, niet ligt beneden, doch hoven de kritiek, boven het kunnen van wie niet leeft uit de allesbeheerschende kracht van het evangelie? De Godsopenbaring zelf zorgt wel voor de eigensoortigheid van haar taal; en als wij, gebonden. , aan de eischen van die Godsopenbaring zelf, gebonden aan de wetten, die in dezen de gemeenschap der heiligen en in wij deren zin het sociale karakter van den preek-arbeid ons stelt, aan de individueele vrijheid van eiken prediker het reciht gunnen van zelfopenbaring, dan kan de vrijmakin, g der taal niet in bandeloosheid ontaarden. Elke preekstijl, die goed is, is niet na te bootsen. Maar wie maar , : , termen" kan „voelen", kan ook een parodie leveren op den orthodoxen dominees-stijl; en daarmee is die stijl veroordeeld; want die stijl is nu de mensch niet meer. Wat door God is.ontbonden naar de wet van de voortschrijding in het koninkrijk der hemelen, is door ons weer g e bonden. Laat ons die banden durven losmaken. Laten we er maar geen doekjes om winden: wij „zieleherders", worden nog doèr anderen dan door Querido en Kloos met Bronsveld en Van Dijk uitgelachen; ook onze eigen intellectueele menschen glimlachen om ons, om het op z'n zachtst te zeggen. En zoozeer als een scheldwoord van menschen van het eerste kaliber af en toe. onze eer is, zoozeer is ook, wanneer men zich bepaalt tot die intellectueelen, die trouw z, ijn aan ons denken en belijden, hun gegrinnik een bewijs van onze schuld in meerdere of mindere mate. Wij, predikanten, moeten, om mensch te zijn, nog wel iets meer afleggen dan een buitenmodelsche jas, een ouderwetsche das, een groene parapluie en een verweerden hoogen hoed. Wij moeten óók ons uniforme taal-piakje .afleggen. En evenals elke prediker, die in zijn mensch-zijn door zijn ambt wordt beheerscht, zijn roeping getrouw blijft, al legt hij ook alle witte dassen op zij, zóó zal ook iedere Evangelie-drager, die de vrijmaking der taal zuiver beleeft en geniet, prediker blijven in al zijn spreken en profeteeren.

Christelijke vrijheid immers maakt het nooit ge-

makkelijker, maar altijd moeilijk|er voor wie nauwkeurig leeft. De man van igeböd op gebod, van regel op regel, van hier een weinig', daar een weinig, heeft het on eindig veel gemakkelijker dan wie de beangstigende zwaarte voelt der taak, welke den waarachtig-en belever der christelijke vrijheid zich aandient. Want alle vrijheid, die GOD verleent, en leert, stuwt en prikkelt tot consciëntieuzer plicihtsbetrachting, tot bewuster zelfonderzoek, tot sterker krachtsbetoon, tot intensiever zelfontplooiing in gebondenheid , aah de groote wet Vim God. En zoo ook pleiten wij, niet voor een vrijmaking der taal, die ons de luchth'artigheid der ongebondenheid tegemoet voert, doch voor zulk een toepassing der vrijheid, die de zwarigheid van do zelftucht dagelijks meerder maakt. Rabbijnen hebben nooit begrepen, dat vrijheid grooteren last oplegt, dan archaïstische gebondenheid. En wie in f> en pleidooi voor vrijmaking van taal de jacht meent te zien naar wiüekeurigheid en zelf-streeling, heeft tegen de rabbijnen het wapen nog niet gevonden in den strijd vóór de vrijheid, die in Christus Jez^s is.

Van Oosterzee schreef eens: *):

„Wie aaii ons vroeg, hoe het aan te leggen, om ecu uitstekend prediker te worden, zouden wij geenen anderen raad kunnen geven, dan dezen: Leer uwe eigene geestelijke physionomie in de eerste .plaats kennen. Zie, wat aanleg, talent, kracht oi: gave God u in onderscheiding van anderen schonk of Onthield; analyseer u zelven, inplaats van een' anderen te daguerrotyperen; tracht die gave te veredelen, te verhoogen, te heiligen, door onbevangen gelM-uik van al dat ware, schoone en goede, dat God op uwen weg| heeft gelegd; wacht u om.' van anderen iets af te zien of na te doen, dat kennelijk vrucht hunner persoonlijkheid is, buitenihet bereik of de rigting der uwe gelegen; gij moet geen Massillon — geen Borger de tweede, ta'aar N. N. de eerste, desnoods de E e n i g e worden."

Vergis ik me niet, dan is dit , , desnoods" het inconsequente van deze redeneering; en ook is met deze beschouwing niet alles gezegd, wat te zeg; gen is. Maar oök zóó is in elk geval deze raadgeving een erkenning van de waarheid, dat vrijheid de dienstbaarheid'die slaaf sch is, wel opixeft, maai-oók anderzijds de dienstbaarheid der lief de en der gewillige gehoorzaamheid verbreedt en verdiept. En daarom kan men steeds tot den prediker, dié de gehoorzaamheid van Christus door denlGeest kent, onder het groote voorbehoud van den doorgaan den dienst 'dezer gehoor z aambei d, . vrijuit zeggen:

„Hebt gij phantasy, knot hare vleugelen niet, uit Treez© van jiiwe hoorders te ver te vervoeren; hebt gij de gav(! van kort, puntig, desnoods heilig-humoristisch te spreken, weer het woord niet van de lippen, dat de geest des 'Heeren geeft uit te spreken, uit vrees, dat het wat al te gemeenzaam op den kansel zou klinken. Zijt giji een weelderige geest — 00, "^; Goor tropen en figuren kan het AVoord zich een Weg tot het hart banen; zijt gijl een sireng, afgetrokken denker, gij zult, bezield door den adem van boven, welsprekend zijn, al zou de grijze Vossius zijne Rhetorica met geen enkel voorbeeld van Catachresen of Hyperbolen kunnen versieren, uit uwe rede ontleend. O., er is igeen beter leermeester, ook der Homiletiek, dan de H. Geest! Hij, Hij' .alleen gjeeft oogen en vleugelen, waar de kunst «j slechts krukken en kunstglazen aanbiedt. Hij leidt uit het diensthuis, niet minder van slaafsche navolging, dan van lage zondelust en dwaze behaagzucht. ons uit. Hij geeft wat beter dan regels; Hij geeft gaven. Hij stort denkbeelden in; Hij schept vomien, die g-een enkel Compen-. dium voorschrijft."

Dit is de man Van Oosterzee. Wij aanvaarden in onzen kring wel rüet zijn tegenstelling tusschen wat d© H. Geest leert èn wat „in boeken staat geschreven". Het leerboek, het wetboek van regelen en voorschriften is niet in strijd met de onderwijzing des Geestes. De vrijheid van den Geest is er nooit zonder de tucht van den regel en het gebod.

M^aar to> cili — Hij leidt uit [het diensthuis! Hij verlosse ons, nu en immfer, van de ongeschreven en toch welbekende, van de nooit geformuleerde, en toch immer gepostuleerde, van de duizendmaal in theorie verloo«lxende doch eiken duizend-en-eersten-keer weer ingehaalde eischen van het zeer apocriefe wetboek van de ouderwetsche, uitgemergelde, gansch uitgedroogde en ongereformeerde Mevrouw Etiquette onzer orthodoxe, gereformeerde !3amenleving. Naar den brandstapel met liaar rabbirüstisch comperidium!

Gods geest leere ons ernst te maken met de vermoeienissen van , de vrijheid, die ook mi onze taal in Christus Jezus is. Alleen die vrijheid leert de harmonie tusscihen gemeenschap' en individu, ' tusschen de heilige katholieke (algemeene) belijdenis en de heilige, persoon!!ijke taal dier belijdenis.-


1) Eerste en tweede druk bij de Maatsch. voor Goede en Goedk. Lectuur. Zie Onze Eeuw 1909, of gezamenl. geschr. IV, 4S V.

2) Ik geloof niet, dat Kloos, die hier Christus sprekend invoert, zich beter uitdrukt, dan de man, die eens op 't huisbezoek aan wij verklaarde: och Jao, domeneer, kep nog al aorig met Jezus op, det muk zégen. Uitgave Wereld-Bibliotheek.

*) In een l> eoordeeling van G. B. J. van Eyk, Kssertatio Theologica de Jesu Christi eloc^uentia, oratori sacro imitanda, Jaarb. raor Wetensch. Theologie, IX, 18.51, bl. 56.5.

») a.\r. bl. 565/6.

*) Diaaronder valt, volgens het verband, ook aangeleerde, opgelegde kunsteloosbeid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

DE VRIJMAKING VAN DE TAAL DER KERK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 oktober 1922

De Reformatie | 8 Pagina's