GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Apocriefe Kerstgedachten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Apocriefe Kerstgedachten.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Wij, kinderen der 20e eeuw, meenen al een reuzentaak te aanvaarden, als wij ons bukken onder het woord der vermaning, dat ons zegt: Beproeft de geesten, ot 'zrp uit God zijn. En: gelooft niet een iegelijken geest. En: onderscheidt het kostelijke van het snoode. En, in het kort, elk Woord, dat ons toeroept, dat tusschen wat uit God en uit den mensch is, het wezensonderscheid moet gekend en gepiredikt worden.

Maar hebben wiji ons wel eens voorgesteld, wat die opdracht van goddelijke souvereiniteit en apostolische autoriteit heeft gevergd van de oude christelijke kerk, dio in haar nieuwtestamentische brieven zich tot de gehoorzaamheid aan deze roeping boorde bew'egen, en die in de eerste eeuwten na de prediking der apostelen te oordeelen had over de vraag, wtelke van alle geschriften, die in de kringen der gemeenten in omloop Waren gebracht, als „apokrief" en welke al's „kanoniek" moesten w'orden erkend?

Want niet alleen de ons bekende evangeliën en brieven zijm tot de christelijke kerk gekomen, maar daarnaast hebben veel andere „evangeliën" en "brieven de aandacht der christelijke kerk voor zich gevraagd; en tusschen al die boeken en boekjes móest nu de schitting geschieden. Voor wie gelooft in het bestaan van den bijbel als heilig, van Gods Geest ingegeven boek, is een beroep op de leiding van den "Heiligen Geest, ook bij het werk der vaststelling van den kanon, een zeer natuurlijk uitvloeisel van zijn aanvaarding der theopneustie; een beroep, dat hem tot rust voert, zoo vaak de vraag hem wordt voorgelegd, of wel de kerk op rechte wijze het werk der •schitting tusschen kanoniek en apokrief hoeft volbracht. Want hij móet wel aannemen, dat dezelfde Geest, die door een zeer bizondere daad van theopneustie den bijbel van "boven gegeven en aan de kerk heeft toegedacht, ook zal hebben gezorgd, dat die kerk het geschenk Gods heeft gevonden en als zoodanig aanvaard. Maar dit neemt niet weg, dat hij toch wel iets verstaan kan van die ontzaglijke zwarigheid, waarvoor de kerk heeft moeten staan, toen zij uit eigen oogcn had te zien; Want ook in de vaststelling van den kanon wterkt God organisch; Hij! bedient zich van het zelfstandig, en l)ev\'iust, en voor-zichtig onderzoek der kerk. Bovendien komt uit de overweging van al die dingen wiel eens de gemoedelijke begeerte pp, om ook thans de overwegingen der oude kerk na te gaan en de vraag te stellen, of •ook de christen van deze eeuW het verschil, , het wezensveischil, tusschen kanoniek en apokrief kan — men vergunne ons ditmaal het wioord — „aanvoelen”.

Daarbij kan nu do overweging van het kerstevangelie' ons dienstbaar zijfa.. Immers, zoo ooit, dan wiordt hierbij duidelijk, hoe 'groot het verschil is tusschen Wat wij aanvaarden als kanoniek, door God zelf gegeven, bericht omtrent den geboren Koning der Joden, è n de verzinning van den geest, die het apokriefe geschrift heeft doen geboren worden, ook voorzoover het over Jezus' geboorte en kindsheid zich heeft vermeid — met het spel der verbeelding; nu eens luchtige, dan weer zwoele verbeelding.

Wij willen trachten, in zeer kort bestek, enkela bizonderheden uit de niemvtestamentische geschriften naar voren te brengen; om dan daarna het in het oog loopend verschil, den diepen afgrond, tusschen kanoniek en 'apokrief kerstverhaal in enkele trekken aan te' geven.

In de eerste plaats vraagt hier onze opmerkzaamheid: het z.g. protevangelie van Jakobus. Die schrijver is ons onbekend: dat hij de eerste bissdhop van Jeruzalem zou zijn geweest, broeder en apostel des Heeren, heeft de traditie wel beweerd, maar niet bewezen. In zijti z.g. evangelie worit het wonder gezocht om het wonder; dat is al dadelijk een der meest op den voorgrond tredende zonden der apokriefe verzinning. Hij laat Jozef Maria huwen langs zeer bizonderen weg; want tóen Maria, zelf op zeer buitengewone wijze uit aanzienlijken stand geboren, 12 jaar oud was, liet ^e hoogepriester, na ingewonnen advies van den priesterraad, alle w^eduwnaars bijleenkomen, waarna, volgens aanwijzing van ©en engel, aan dien w«iuwnaar, die een teeken zou ontvangen van boven, Maria tot vrouw zou gegeven worden. Het teeken viel Jozef ten deel: zijn stal bracht een duif voort, die boven zijn hoofd vloog; en zoo werd hij aangewezen als man van Maria. Hij "had reeds kinderen uit zijn eerste huwel^ii en al vreesde hij —zooals iemand ongelukkig vertaalt — „de .risee te worden" van heel Israël, hij nam het jonge meisje als vrouw; aan, hoe oud hij ook Was.

De wonderlijke historiën worden bij de geboorte evenwel nóg vermenigvuldigd.

Van de dichterlijke verbeeldingen eens hedendaagschen kinderschrijvers, die in zijn kerstverhaal voor de jeugd tot den kinderlijken geest indringt met de vraag: hoor je dat gehuil? het is een leeuw!; hoor je 'dat gekrijsch? dat is de hyena, ook al een wild beest; en dan dat gebrom, wat is dat? dat zal wel een beer zijn; hoor •je dat geritsel? toch geen wild dier....? hoe kom je d'r bij? ! 'tis ©en schaap... het scheert het gras Weg; wat komt daar aangerend? ! wat gromt daar zoo? het is een beest, lang en slank; Tiet springt tegen het schaap op.... zijn laatste uur geslagen... hoe kóm je d'r bij? 't is de waakhond ... kijk maar, hoe vroolijk het schaap al weer weghuppelt van deze onrustige verljeeldingen omtrent den onrustigen nacht van Bethlehem Efrata, zeg ik, moet onze apokriefe Jacobus niets hebben. Hij vindt meer de stilte uit als passend decorum. Want als in zijn verhaal Jozef ei op uittrekt, om een vroedvrouw te zoeken, dan Toopt hij èn — "Tiij loopt niet; het TiemelgeWelf staat stil; en de arbeiders, die uit den schotel eten zullen eten niet, Want hun hand, die naar den schotel tastte, bleef onbeweeglijk en hun kaken stonden stil 'en kauwden niet en de schapen verroerden zich niet en de geiten aan de beek dronken niet. en het was alles doodstil. Want de Heiland der volken kwam in, ea het groote mysterie was niet alleen in de j, spelonk", waar Slaria alleen was gelaten, maar het hing 'ook over de velden. Het is alles dezelfde tastbaarmaking van slilte, die .ook, in navolging van deze apolcriefen, Selma Lagerlöf heeft beproefd in de inleiding van haar „Wonderen van den Antichrist”.

En tegenover dit teeken der stilte, dat welsprekend wil zijn in zijn zachte annuntiatie der groote verborgenheid, plaatst dan de apokriefe schrijver, niet in staat, zichzelf getrouw te blijven. Tiet onkiescbe verhaal van de vroedvrouw, die met 'Salome curieuselijt disputeert over het w^onder van de maagdelijke geboorte en over de vraag, of daarvoor wel plaats is in de ©ncyclopaedie der op empirische gegevens opgebouwde vroedvi'ouwelijte wetenschap.

Ongeveer gelijke voorstelling ' geeft Pseudo-Mattheus; die evenwel weinig erkenning gevonden' heeft en dieii We dan ook hier grootendeels laten rusten. Het eenige, wat vermelding verdient, is zijn opsmuklcend verhaal der geboorte. Laat het evangelie van Lucas in de velden van Bethlehem het licht der herders omschijnen en dan alleen als begeleidend verschijinsel van de versctyniiS der engelen, die immers als lichtgeesten gedacW zijn, en die als zij zelf zich aan de herders ontfcrefkken, hen ook wteer in het donker achterlaten, - Psoudo-Mattheus (en dat is weer een echt fcenme* van het apokriefe) heeft het licht noodig öm het i licht; meer dan de engelen, die het Woord; bedienen aan de menschen, en die liet „teeken" slechts | dienstbaar stellen aan hun prediking, dat M Woord Waarachtig is, meer dan fLie engelen en dat Woord, zeg ik, , is hem het LICHT Z, ELF; en di*overeenkomstig brengt hij op zijn schilderij een hemelsche schittering, óók Waar de glans niet is uit^* straald door engelen, die hem werpen in oogen van verbaasde menschen. Niet alleen het veld, maar ow de spelonk, waarin Maria de geboorte wacht, is ibij hem in den nacht verlicht met hemelschen glans. En die glans blijft in de spelonk, niet slechts in den nacht der geboorte, maar zoolang Maria er verblijf houdt. Ieder proeft hier het verschil. Bij Lnc'^ een licht, maar dat aan onwetenden (herders) ^ j openbaard wordt, opdat zij zouden weten; het licM openbaart. Bij Pseudo-Mattheus een lichtglans, oot over Maria, die evenwel wéét wat staat te geschiedeHi i het licht is hier geen middel lot openbaring, nia^ doel op zichzelf; een vriendelijto illustratie van God, maar zonder het „moeten", zonder de „noodzakelfl»' held" der openbaring. Bij Lucas een lichtschiji^^'' dat maar even zich laat zien aan verbaasden, o" , dat zich onmiddellijk terugtrekt, zoodra de engelen

zelf wieer heengegaan zijn; want heilsieiten brengen; het allerkostelijkst bezit; ze komen daarom niet met de kwistigheid der natuur, die het overbodige geeït in overstelpende w'eelde, maar ze dienen zich aan als mededeeling van de „dure" gave Gods; aardeduistep •en hemelsch licht 'spelen m è t elkander niet ~en spelen •dóór elkander ook niet met het spel der gewenning, die het 'geweldige naar beneden haalt" en die voor het transcendente geen plaats meer overlaat. Maar bi| den apokriefen pseudo-Mattheus wordt een lichtschijlnsel gefantaseerd, dat gansch regelmatig wordt; de hemelsche genade wordt heel mooi gemaakt en haar grar tie ontva.ngt allen opsmuk, die machtelooze fantasie haaj-maar even toedienen kan; maar in hetzelfde oogenhlik Wordt de genaüe van haar „vreeselijlkheid" beroofd ; wiat men tegenwoordig „het numineuse" noemt, • wordt hier niet eens in He verte aangeraakt , of vermoed. Kanoniek is de voorstelling van hst lieil'sieit als „einmalig"; maar de apoTcriefe verzinningi schetst ontvangers van Gods genade, die zich niet meer behoeven te gewennen aan het hemelsch isïondcr, doch eraan gewend zijin. Wie zich gewent, heeft den strijd nog der gedachten; maar wie gewend i s, heeft den vrede; maar vraag niet, of die vrede flok echt is.

En — wéér is het diezelfde pseudo-Mattheus, die zijVi eigen fantasieën niet eens aan kan; evenmin als de Jakobus van zooeven. Stel u voor: erwijl' de spelonk van Maria van hemelsch licht overtogen is en blijft, en dus de aanwezigheid van het wonder zich onmiddellijk aan wie binnentreedt, laat zien met neerwerpend© klaarheid, daar komen weer de vroedvrouwen, twee nu, Zelomi en Salome, met de nuchterheid van den vakmensch, met koele ontleding, zich overtuigen dat de maagd heeft gebaard. Geweldigheid en ^epluis, verbazing en zakelijike nuchterheid, uitbreken in lofzangen, en de koelste ontleed-vaardigheid, 't z^n alle motieven, die de schrijver door elkaar haspelt en wlaartusschen hi| geen eenheid heeft kunnen schept pen. Het wiordt haast komisch, als hier, evenals in de kamonieke evangeliën, maar dan volgens heel 'anderen redeneergang, het oude testament Wordt aangehaald als de Schrift die „vervuld Word t". Leg hst kanonieke Woord; „toen is vervuld geword: n, hetgeen gesproken is door den pro-•ï-Get " gerust en veilig, eiken keer, naast het geknutsel van den valschen Mattheus, die ons komt vertellen, dat os "en ezel 'het 'kindeke aanbaden en dat toen vervuld is Wat Jesaja zegt: e os kent zijn bezitter en de ezel de kribbe 2ijns heeren.. J «n go voelt aanstonds het onderscheid tusschen pro-, fetisch perspectief en artistiek (een leelijk woord volgens Just Havelaar) geknoei. Wie eenmaal dien os en dien ezel als echt apokriefe beesten mocht komen geWaar 'te Worden, die kan met .geen mogelijkheid meer onder den indruk 'komen van het overige pseud'o-matthei-•aansche gedierte: ls daar zijln de. draken, die op de vlucht naar Egypte door den knaap Jezus tot i-öedaren en tot aanbidding gebracht zijn; bedaardö aanbidding... dat is zelfs al een gansch apokrief gewrocht en gedrocht; maar Ps. 1-48:7 zegt toch met Wat meer bewogenheid: ooft den Heere, al gijl zeemonsters en diepe afgronden. Toch meent onze pseudo-Mattheus, dat hiji met zijn drakenaanbidding dit 'W'oord heeft laten „vervuld" worden.... evenals met zijln leeuwen en panters, die genoegelijk meewandelen naar Egypte. Denkt iemand hier aan dei dieren, die volgens het kanonieke bericht in de woestijta. kwamen ter aanbidding, na de verzoeking? Maar in de woestijta is geen k i n d-zónder-verzoeking, "doch de man, die van den duivel verzocht is; die om het paradijs w'orstelen moet; die, als hij de paradig'sverzoeking heeft doorstaan, anders dan de eerste Adam, óók de parad^fsvreugde bij voorbaat smaken mag van dier, mensch, en liturgischen engel, die zich saam vereenigen. En dan ook Weer slechts even, in momentopname. Hier in het apokriefe verdichtsel, is het echter weer de • t o e s t a n d, in plaats van het feit dei* aanbidding uit de dierenwereld. En terwijl bij de kano^ nieke evangelisten Christus de dieren ontmoet in de woestijn als zijn ambt aanvaard is, daar is hier van; het heele begrip „ambt" en „ambtswerk" geen flauw vermoeden. De dieren zijb. Weer een illustratie; de beesten zijn tam, maar de illustrator ook. En dat is hun geen geluk en hem zeker een ongeluk; hij kan niet vreezen. Hij laat de leeuwen rustig wandelen naar Egypte, weken achtereen. Maar profeten zielen zeggen, ove'ral Waax het transcendente wonder is, zelfs Waimeer het vliedt naar Egypte's verberging, ze zeggen met Amos, dat „de leeuw' nog bruit", en dat zoo de Heere spreekt en dat wie niet vreezen kan en Wie iiiet in vreezen zet. Hem niet heeft gezien, Hem, die het Woord 'is, dat vleescihgeworden is.

Waartoe zouden we nog verder gaan? We zouden, vooral uit de kindheidsverhalen, heel Wat kunnen aanhalen. Vertellingen b.v. uit de apokrief en over Jezus' spelenmet Trlonderen: hij laat speeïmakkers doodvallen om ze 'wteer dadelijk levend te maken; hij ontsnapt aan cfe sabbatsWet door enkele uit slijlc gevormde musschen, die dan toch maar verboden, wijd op sabbeth getabriceerd, speelgoeü waren, zoo maar me'È wat handgeklap in heusche musschen te vjeranderen; hij oveibluft zijta. leermeester Zacheus, die hem de letters w'il Iteercgi met pronkerige vragen van would-befilosofische verzinning, b.v. als hij den rne'èsler vraag\ eens te zeggen. Wat het „wezen" is van de A of het „wezen" van de B; een eigenwij'sheid en een pronkerigheid, die al aanstonds u heel ver brengt uit de sfeer van "den kanonieken 12-jarigen Jezus in den tempel; Want die vraagt als een echt kind; die vraagt niet betweterig, maar om te 1 e e r en ; 'die Jezus van 12 jaar verbluft niet en overtroeft niet, maar verbaast: niet m è t zijn handigheid, maar óver zign inzicht.

Ja, verbluffen doet het kind, de knaap Jezus in ÏÏe apokriefe evangeliën telkens weer. Wat dunkt u vanhet volgende?

Toen do speelmakker van den jongen zoon van Maria eens van het platte dak gevallen was en de ouders van den jongen (Zenon) durfden bewieren, dai Jezus hem naar beneden geworpen had, sprong hij direct van het dak af en maakte Zenon levend; die moest dan zelf maar zeggen, of Jezus zijin kameraad had afgeduwd van het dak. Een jongeman, die bij het houthakken de bijl op zijn voet gekregen had en was dioodgebloed, wterd door Jezus met 'n enkele aanraking van den voet genezen. Toen eens de kruik, Waarin de toen 6-jarige water voor moeder Maria gehaald had, gebroken w'as, deed Jezus het wateï kalm in zijn opperkleed; geen 'druppel w'erd gtemorst. Ook in de timmerzaak van zijin vader bewiees hel Wonderkind groote diensten; want een plank, die voor Jozefs doel te kort was, werd door Jezus zóó maar uitgerekt en pasklaar gemaakt. En zoo gaat het verhaal verder. Wie ook maar in het minst Jezus' toorn opiwekte, werd op slag gedood, maar ook weer, als 't hem zoo inviel, levend gemaakt. Jezus' tWeede leermeester althans, die, boos om zijn lastige vragen, hem geslagen had, viel op zijn vervloekend woord, dood neer; maar toen een derde onderwijizer Wat bescheidener optrad en Jezus zijn gang liet gaan en z'ija Wetenschap prees, werd de gevloekte leeraar door den knaap met een lach wteer in 't leven teruggeroepen-. Vaak heeft de knaap. Jezus met zijn wionderen bepaald alleen het doel, om indruk te maken; Waarom wierp hij anders, volgens de Thomas-vertellixig, de linnen doeken, die Salem moest kleuren, in een ketel met indigo, zoodat Salem bij zijn terugkomst zag, dat de zoon van Maria al zijn doeken'bedorven had en wö, arom anders haalde Jezus vervolgens alle doeken Weer uit den ketel, ieder in de gewenschte kleur, waarin Salem ze had .moeten verven?

Wij wiUen nu niet verder graven in deze duisterzwoele mijn.

Wat we nu nog beoogen is, ook al terwille van de zuiver houding van onze kerstvreugde en ter verdieping van ons dankbaar aanvaarden van wat het kanonieke bijbelboek ons zegt omtrent het vleeschgeworden Woord: enkele kemnerkende onderscheidingen aangeven tusschen kanonieke en apokriefe kerstgedachten. Reeds grepen we daarop vooruit. Maar er is meer. Vuurwerk en zonlicht hebben niet alleen reeds bij oppervlakkige waarneming hun ongelijkheid doen zien; maar er is tusschen beide verschil in wezen. En wie Gods zuiver licht niet missen kan om zijns levens wil, die wil daar zooveel van •weten, als hem noodig is, om in den eenvoud van het licht Gods waarachtige genade te genieten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Apocriefe Kerstgedachten.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 24 december 1925

De Reformatie | 8 Pagina's