GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VAN KERK TOT KRING....EEN AFVAL.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VAN KERK TOT KRING....EEN AFVAL.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

Het behoort tot de tegenstrijdigheden van onzen tijd, dat tegelijk mot den oproep tot gemeenschapszin het verschijnsel der verbizondering zich afteekent, ook op het terrein der religie. Naast liet dwepen met de katholiciteit van kerk en christendom doet zich voor het verschijnsel van de godsdienstige k r i n g-vor-: m-in'g. Gezien in het licht van Matth. 24:26 is dit verschijnsel als teeken van verval te beschouwen; ook is het een eschatologisch moment, zooals het daar ter sprake komt.

In den dubbelen vorm van vvoostijngang (atwijzing van de bestaande gemeenscliap) en binnenkamerverblijf (tocli weer voor de aanknoöping van relatie met de gemeenschap zichzelf paraat houden) vertoonen de valsohe profeten, die Christus voorzegt, een afzonderingspositie, die tijdelijk bedoeld is, die aanstuurt op kern-vOrming eerder dan op kerkvorming, en die het religieuse leveii zegt te willen dienen door nieuw(om-)bouw. Tijdons Christus' leven op aarde werd de in deze taktiek geldig gemaakte' beschouwing door veel factoren voorbereid. En ten slotte heeft zij' vanzelf gemakkelijke aansluiting bij het men-.: schelijke hart.

Ja, tiét'^art, vanwaar de uitgangen des levens . zijn, het hart vooral, is haastig gereed, om deze valsche messiassen, deze. pseudo-profeten, te ontvangen in den naa.m eens profeten. Dat hart zegt lot hèn, eerder dan tot waarachtige profeten, eerder ook tot hen, dan tot den Christus Gods: wees gegroet.

Want een profeet is niet ongeëérd, dan in zijn vadcistad en in zijn huis, zoo'heeft Christus gezegd. Een prof eet. wordt gauw geëerd; wa.nt in elk geval is do profeet een interessant verschi|nsel. Maar ia zijn vaderstad wordt het eerbetoon krapper, en moet het zelfs voor verguizing wijken. De vaderstad heeft den profeet „en négligé" gezien; zij moet meer dan anderen elasticiteit - van geest betoonen en oefenen, om hem de volle maat van eerbetoon te geven, als hij komt in toga. De stad, die hem heeft genoemd bij zijn bijnaam, zwijgt niet zoo heel gemakkelijk als hij wil spreken eix cathedra. Eischt liij toch, dat ze Voor h-om zwijge, dan komt de breuk in de vaderstad en in het huis. Bovendien wil de vaderstad de on-partijdigheid, of beter gezegd, de boven-partijdigheid van den profeet niet. WaaraGhtigé" profeten staan boven de partijen i), omdat zij spreken uit de eeuwigheid en beurtelings alle „partijen" onder hun absolute critiek doen doorgaan; zoo kan de vajderstad den profeet niet vergeven, dat hij voor haaj-en haar partij' en piartijdigheid niet te annexeeren bleek; zij wil hem het leiderschap wel aanbieden, mits hij het bediene naar het imperatief mandaat der vaderstad, die zich desnoods met hem partij tegenover heel de wereld zou willen stellen zoolang ze hem meent te kunnen veiiieffen tot haar eersten burger. Maar niet zoodra weigert de profeet, of juist de vaderstad werpt hem uit: ie de kroion niet wilde en de troouhefEers met critiek onverrichter zake naar huis stuurde, die kan morgen juist van zijn vaderstad een „kruis hem" tegen zich hooren roepen. Het 'S de tragiek van eiken profeet, wiens vaderstad bekend is. Ze vragen telkens weer: s zijn vader niet bij ons, en is niet die en die zijn moieder? ), Boch de Christus, als hij komt, zoo zal niemand Weten, vanwaar hij komt" (Joh. 7:27).

Nu hebben valsche profeten altijd gesproken naar den mond van Jeruzalem. Komt — in het laatst der dagen — de valsche profetie dus tot haar hoogste activiteit, dan zal zij met zuiversten tact haar spreken van den grond af methodisch inzetten: de valsche profeten zorgen ervoor, dat zij geen vaderstad hebben en dat zij bij geen enkele partij behooien. Dat is het groote voordeel in 'hun Spreken, nog Voordat zij ook maar hebben gekikt. Zij zijn in de woestijn — waar is hun Vaderstad? Die is er niet; alle stedeti kunnen zioh beroepen op het groot-burgerschap van Homerus; en alle steden kimnen eveneens, zoodra straks de pseudoprofeet tot zijn eer gekomen is, hem als hun besten burger beginnen uit te roepen. Het proces is van uiterste noodwendigheid. En wat zijn ze groot Wat zijn ze groot. Elke stad, die stand hebben wil (en in de dagen van profeten höört men „stand" te hebben) elke'stad. Van stand vindt het oirbaar, zichzelf niet meer burgerlijk, maar klein-burgerlijk te noemen. Maar wie in woestijnen woont, is de gröofe Iemand. Voor het kleinburgerschap is hij van den aanvang af bewaard gebleven. Was zijn eerste woord niet, toen de kleinburgers uit de steden zijn kemelsharen mantel gingen streelen en zijn gordel gingen kussen, was zijn eerste wooTd niet: patriot is uw "naam, en burger van die en die stad is uw bij-naam; doeh zie hiei Uw leermeester, gij dwergen; ziet, dat hij slechts een naam heeft, on hij herft geen bijnaam gehad van den dag, dat hij in woestijnen was tot op dezen dag toe? Ja, zij hooren en ze staan paJ'. Straks kermeii.. ze elkaar toe: wereldburger is een naam; maai-^iifeieling, pa.rtijmensch, richtingsman, het is maar een bijnaam. Dat zal de eschatologische verdieping zijn van de onwijsgeerige, ondankbare, onhistorische, ongoddelijke onder ons wel eens vernomen leuze: Christianus mihi nomen, reformatus cognomen: christen, dat is mijn naam. Maar gereformeerde — dat is maa, r zoO''n bij-naam. De valsche profeet is er: het krielt daar om zijn voeten. Zijii deeg wordt gekneed. Menschen zijn vaali deeg. Vooral de merk-loozen.

De valsche profeet heeft geen de w o e s t ij n kweekte hem. vade_rstad: ; .|g^^p;

Dat heeft hij op alle proifeten voor: ook'-op Jezus van Nazareth.

Ook heeft hij zijn naam uit alle p artij'regist e r s gehouden. Want hij zat in de b i n n e n k a-m e r. Hij heeft de partijen dooi' zijii vensters goed bekeken, maar heeft zich aan hun waarneming onttrokken. Komt hij straks voor den dag met zijn „bezwaar tegen den geest der eeuw", dan zullen ze hem allen willen hooren; want hij heeft nog geen enkele partij onder ïijn valbijl gebracht. Echte profeten zijn vaak te eeniger tijd uit hun partij gegaan en uit een vaderstad voiortgekomen; Isij hen was de breuk er al, toen zij van wal staken. En de contra-partij, die tegen de door hem verlatene stond, kon hem ook niet winnen; toen staken alle stormen tegelijk tegen hem op; want zijn boven-' partijdigheid werd dooT alle gevoeld als vijandschap tegen elke p'artij. Maar nu de vals-ehe profeet? Zie den listigerd en bewonder en sidder. Als hij de aristocratische binnenkamer verlaat, dan is hij de buitenpartijdige in de oogen van de stad der klasse-en clubjes-menschen. Nu kunnen ZIJ allen beginnen, en HIJ heeft zijn p 1 a n al klaar. Ze kunnen hem allen de spoitulae brengen van hun vereering; want hij is het groote raadsel. De partij is iets, dat overwonnen moet worden, zoo zegt hij; en zie eens, hoe z^acht zijn oogen staan. Datzelfde zei de echte profeet ook, maar die kreeg steenen er VOIOT tot dank. Want hij wilde de partij overwinnen met eigen hand en mond.

Maar de pseudoprofeet laat ieder zichzelf overwinnen ; hij is met niemand in conflict geweest tot nu toe, en daarom kuimen ze in het voornaam gebeuren van zelf-overwinning zich tot hem opweiken. Zoo is hij van alle partijen de verbindingsschakel. „Hij is onze vrede", zullen ze straks ook van hem zeggen; hij is onze vrede, die déze beide (partijen) één gemaakt heeft en die den middelmuur des afscheidsels (verachtelijk zeggen ze nu: het" schotje) gebroken heeft. AVant groot zal de verbroedering zijn. Hij heeft geen offer gevraagd; hij heeft geen enkel mensch gescholden; hij heeft de binnenkamer Verlaten, als volwassene. En daarom heeft hij veel op Jezus Christus voor. De pseudoprofeet heeft niemand geërgerd en is niemand een dwaasheid gebleken.

Waarlijk, binnenkamer en woestijn maken vanzelf wie ze ingegaan is, aangenaam voor het vleesch.

Zoo zegt het de Christus, wiens eschatologische rede opgebouwd wordt uit motieven van den dag, maar des te meer vreeselijk is, sn zeer vervaarlijk.

Want op mij, zegt nu wie over Christus' woorden gebogen is, op mij zijn de einden der eeuwen gejcomen. Kinderkens, het is de laatste ure, zeggen alle apostelen, die liefhebben. Jïn ik luister, en ik zie rondom. Hier gaat er een de woestijn in; en daar een in de bimienkamer. Ik hoor al 'de eerste leerlingen van hun privatissimum terugkomen; en hun eerste propagandaboekje bevat op .de eerste bladzij het motto: Christianus mihi nomen, reformatus cognomen. Men zegt, dat anderen, die ook een confessie hebliGu, en die ook bezitten wat men noemt een „bij-naam", een iraar omstandigheden gewijzigd Ijoekje hebben gekregen; maar de inhoud is zakelijk gelijk. Ik hoor nog meer. Ik verneem, dat er leeraars zijn eener nieuwe dogmatiek en eener omgebouwde ethiek. Zij bezweren bij zichzelf — want zij hebben het reeht er een afwijkende opinie op na te houden, en daaxom is huil eigen autoriteit genoeg — dat zij niet geboren zijn in dat kleine kringetje, noch den smet dragen van gindsc'h kleinburgerlijk stadje. Ze zijn ook zeer bezwaard ov'er den geest der eeuw. Tot hem komen alle partijen; want ze hebben — en 't is gracieus — ze hebben geen vaderstad. Heusch, een profeet is niet ongeëerd, tenzij op; één conditie: de vaderstad. Die conditie bestaat hier niet. ïln ik zie, dat er privatissima komen, Jjimienkamersvroomheid, die in den naam des Heiligen Geestes zich boven alle partijen verheffen willen. En ik ben zeer bang; want de dag des Heeren zal komen als eeir dief in den nacht en mijn Meester-noemt geveinsd, ook mij, als ijk fniet zie de teekenen der tijden. Het teeken ook van woestijn en binnenkamer.

En straks daal ik in mijn overweging van de parousie-prediking van mijn hoogsten Profeet tot den grond van alle zondig menschenhart af; en ik weet het nu: daar is nog een reden, waaroan het HART zoo graag verwelkomt den profeet uit woestijn en binnenkamer.

Want deze valsche profetie weet de grootste bitterheid te verzoeten, en het horribile decreet te maken tot een evangelische overreding. Hij neemt de ergernis weg.

De valsche profeet ziet kans, om een MAN te zijn zonder hoekigheid.

Want wat is de grootste bitterheid, wat het horribel decreet, wat de hoskighëid Van mijn confessioneele vaderstad en mijn bijuaam-kerk ? Wat is het anders dan die uitverkiezing ? Men heeft mij zware teksten geleerd, als daar zijn, de strenge woorden over velen, die geroepen en weinigen die uitverkoren zijn; oï: over degenen, aan wie gepredikt wordt, opdat zij ziende niet zien en hoorende niet bemerken; of: over de waarheid, dat de Messias slechts aan de uitverkorenen geopenbaard zal worden. Ook zeide men mij, in mijn confessioneel-gebonden kerk: dat dit nu was het artikel, waarmee de kerk stond of viel. Het leerstuk der uitverkiezing: het hart der kerk....

Het verwonderlijke was daarbij, dat Christus het zeide op straat. En hardop.

Nu is echter hier een leeraar, die óók zegt: het is den kinderkens geopenbaard. Hij brengt óók het woord „mysterie" mee. Hij zegt ook, dat het aan wijzen en verstandigen verbo'rgen is.

Maar zie: het ontroert hem. Hij zegt het niet op straat, maar in de woestijn. Hij roept het n i e t o V e r 1 u i d, doch in de binnenkamer „fluistert hij het in het oor". Maar in woestijnen klinken harde dingen direct zeer rationeel; het is d e

stijl van de woestijn, dat Iiij hard is. En al wat hard is naar den stijl, ja, daar gaat de lia.rdste hardigheid wel af; het is een reglementaire hardigheid geworden. Wie harde dingen zegt, zóó maar in het leven van de straat, zóó maar in het relatieve alle-dags-leven, zóó maar aan de vO'0'rbijga.ande luisteraars, die valt met zijn stroeve uitverkiezingswoorden „zóó maar" boven op de menschen: hij plolt op ze neer; met bet absolute dondert hij „zóó maar" vlak naast hun deur van louter betrekkelijkheden. Maar ga nu eens in de woestijn. Heb nu eens aw zinnen gezet opi dien interessanten leeraar... Maar mensch, de w o^ e s t ij n g a n g IS al propaedeuse geweest. Ge hebt, om zoo te zeggen, u op de hardigheid „ingesteld". & & hebt niets anders verwacht, dan ©en leeraar te zien, met sprinkhanenvleesch tusschen de tanden en met een gordel om de lenden. Nu is het absolute .te verdragen; want gij zelf hebt u de suggestie, af beter gezegd (want ge wilt u jaiet ruw hooren aanspreken) ge hebt u zelf de tuchtiging van het absolute op-ge-legd. Nu wondt het niet meer. Het is óók zoo rauw niet meer. Het i's vreemd, maar het is zoo: de strengste boetpi'ediker van uw eigen vaderstad (uw confessioineel gebonden bij-namengroepje) kon niet half zoo streng zijn als deze woestijnprediker. Van den - eersten hebt gij' niets, van den tweeden alles kirmien verdragen.

Hoe het kwam? Was de-hardigheid der leer des leeraars handigheid geworden?

Gij zegt: het is maar de tact; het is de psychologische „instelling". '

Maar wat zegt Christus ? Christus zegt, dat het wel eens wat anders koai zijn. Toen het absolate op u neerplofte, van boven, met Zijn gezag, transcendent, zoo maar in Uw relativiteit en relativismen, toen wo-u het u verpletteren. Maar gij wildet niet verpletterd zijn. Nu komt een ander, de woestijnproifeet, ©n zegt u waarlijk dezelfde stroeve klanken. Neen, het is geen losbol, noch een vrije religie. Woestijnmenschen zijn strenger dan orthodoxe knikkebollen. Strenger dan menige larizeeuwsche ouderling. Hij heeft het pas nog kernachtig gezegd. Doch let er op: hij heeft het strenge woord, hij heeft het horribile decreet: allen vatten dat niet, maar wien het gegeven is, ... hij heeft dat aan u gebracht nadat gij u doio-r uw langen woes tijn to-cht erop. ingest e 1 d h a d t. Ge moest het bij hem eerst zelf veroveren. Zoo werd het onder uw bereik gebracht; het esoterisch geheim viel nu binnen den cirkel der door u bereikbare dingen. O, hoe verschrikkelijk gij het yondt. Maar Christus schijnt • te willen zeggen: dat het een verschrikking was naar den mensch, een donder uit menschenverwultt en niet uit Gods open hemel. Gij' hebt .u zelf in verbazing gebracht — ja, over ii zelf.

Ja, en aan de binnenkamer denk ik nu ook.

Christus, dat is het benauwende aan Hem, Christus blijft een VERBORGENHEID, ook als hij staat midden onder de menschen. Hij heeft het onkenbare in zich, ook als hij niet in de „binnenkamer", maar onder de dichte mensehendrommen is. '

En Paulus, met dien hoogen Corintherljrief, Paulus komt dat nog eens nader accentueeren. Paulus, in I Cor. 2, en elders, Paulus zegt: preek den Christus en het koninkrijk overal, - tot in Spanje toe, maar — hij blijft een , , verborgenheid". Want zijn wezen is voor den natuurlijken mensch onbegrijpelijk en daarom van nature onaannemelijk. En daar koiht nog bij, dat slechts de Heilige Geest door een aparte, boven-natuurlijke daad, door het inscheppen van een pneimiatisch vermogen, de ziel ontvankelijk maken kan voor het geheim van Christus' woord en wet. Anders grijpt, aanv'aardt, de natuurlijke mensch hem niet in der eeuwigheid.

Dit is een hard woord. Deze rede is hard. Wie kan Hem hooxen?

Maar de pseudomessiassen weten-, o-tobber, wat maaksel gij zijt.

Daarom hebben zij hun verkondiging, naar inhoud en vorm, op u „ingesteld".

Zij zijn in de binnenkamer '— alsook in de woestijn. Maar daar in dat privaa.t-onderricht, daar is altijd en vanzelf het mysterie. Het is er een esoterisch gezelschap; iedereen kan er niet bij; het is voor „ingewijden", die met 'het massa-geloof niet meedoen; het „getal" doet bet immers niet?

Deze binnenkamer-verkondiging heeft dus altijd een geheim(zinnig) karakter. Zij haalt geen teere dingen overhoop met ruw gebaar. Ze spreekt met gedempte stem; van pieekstoelgalmen geen sprake. Gij zijt hier vanzelf afgezonderd, van de menschen; En de eerste les liep öbk hierover: dat het den kinderen geopenbaard, en den letterknechten en Schriftgeleerden verboTgen was.

En het was alles waar, hebt gij gevonden. Maar gij hebt één ding vergeten.

Gij hebt vergeten, dat Christus een verborgenheid predikte, die dat was naar den INHOUD-; terwijl hier het verborgenheids-karakter van zelf reeds in den VORM der prediking ligt opgesloten. Er is gevaar, dat gij van de anderen daia.rbuiten afgezonderd zijt, niet naar den wortel (zooals Christus en Paulus zeggen), maar omdat uitwendig bezien, zij op straat en gij in het esoterisch gezelschap van de binnenkamer zijt. Bij uw ouden leeraax hebt gij .moeten hooren, dat „vleesch en bloed" niet reikten, en ook niet raakten, aan de' „verborgenheid". Maar .hier jjij den .nieuwen profeet, kunt gij „vleesch en bloed" .blijven, en toch de „verborgenheid" hebben; want gij zijt in de binnenkamer; gij hebt de verborgenheid zelf gemaakt. De onderscheidingen, van wien zijn ze nu? Van God, of van uzelf? Wie heeft u afgezonderd van de massa, die niet-geestelijk is? God of gij? De i n h o u d, of de manier van - de prediking ?

O mensch, let nu op en ga oiVer die vraag niet heen. In de binnenkamer wordt er misschien niet naar gevraagd. En als het gebeurt, dan wordt u toch een tweede vraag tegelijk voorgelegd : de eene raakt dan - den inhoud der mysterie-prediking, maar de ander toch ook den aristocratische-n afzonde-rings vorm. In de binnenka, mer Vragen ze minstens twéé dingen. 'En twee vragen zijn makkelijker dan één. En drie makkelijker dan twee. En vier makkelijker dan drie. Want als de vraagstukken elkaar verdringen, elkaar opeten, dan blijf ik gezond. Maar Christus vraagt ma|ar één ding. En dat wo-rdt benauwd'. Dat maakt waanzinnig, als Hijzelf niet helpen ko-mt. Hij vraagt u op den man af: is wat gij gehoord hebt, een verborgenheid, ALLEEN MAAR naax den INHOUD? Maakt het u een ander mensch, niet alleen in de afzonderingspose, maar ALTIJD', voor EEUWIG?

Ja, als ik voor de deur van de binnenkamer sta, de uitnoodigingskaart in de hand', dan sta ik voor een crisis. Een „mysterie" wil ik wel bewaren; én een uitverkiezing ook. Maar "de groote vraag is dan: of ik het mysterie zelf arrangeeren zal, dan of ik het on-der-gaan zal v^anwege mijn God, ik Gods geslagene. De groote vraag is niet, OF ik iets zal geloo-ven, wat den man van de straat een erg#rnis of een dwaasheid is. Want dat wordt geleerd zoo-wel bij den Pseudomessias als bij - den waren. Christus Maar hierover loopf - de crisis: zal IK door de keuze vian de binnenkamer-religie z e 1 f scheiding maken tusschen den vreemde en mij, religieusen mensch; of zal God het d o e n ? ' • I '.

En als ge, nu nog even luisteren wilt: eer ge in de binnenkamer u laat introduceeren: bedenk, dat Christus u met die vraag op het lijf valt, to-t sohamens toe; en dat de leeraar, de messias van de binnenkamer tot nu toe het conflict met u vermeden heeft. Christus braöht het conflict bij het begin. Maar de pseudomessias, als hij er o-odt toe komt, is er in ieder geval niet mee begonnen. Hij stelde geen scherpe kwesties. Hij gaf problemen; meerVOfud. Maar niet één vraag; enkelvoud.

Hoor, zou ook dat misschien het pseudomessiaansche, het valsch'-christelijke wezen?

Correctie, regel 50 V. b. kernvorming. In het'"Voorgaahd artikel, bl. 228, staat: kérkvorming. Bedoeld is:


') Niet: buitea de richtingen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

VAN KERK TOT KRING....EEN AFVAL.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 april 1926

De Reformatie | 8 Pagina's