GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gisbertus Voetius.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gisbertus Voetius.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIL Pastorale arbeid te Heusden

Zeventien jaren lang, to^tdat hij in 1634 tot het hoogleeraarsambt werd geroepen, is Voetius de ker'k van zijne geboortestad trouw gebleven, niettegenstaande grootere gemeenten hem "herhaaldelijk hebben begeerd. Had hij gedurende het zesjarig tijldvak, dat hij te Vlijmen doorbracht, slechts eenmaal een beroep — naar Sprang — ontvangen, toen hij nauwelijks een jaar te Heusdien stond drong de kerk van Rotterdam er s'terk bij hem op' ^an, dat hij thaas tot haar zou overkomen, en in 1619 en '21 hernieuwde zij hare pogingen. Steeds echter tevergeefs: Voietius meende Heusden nog niet te mogen verlaten. En zoo d^cht hij er - ook over, toen in 1626 zoowel Dordrecht als 's-Gravenhage, en in 1628 Haarlem hem riep. Hij had dan ook' in zijne vaderstad een aantrekkelijk arbeidsveld gevonden. Sinds 1618 had hij er zijjn boiez'emvriend Clop'penburch tot ambtgenoot, die echter drie jaren later reeds naar Amsterdam vertroK, en opgevolgd werd door den uit Schoonrewoerd overgekomen Johannes Seroyen, ook een zijner studievrienden, met wien hij in het G-rieksch placht te correspondeeren. Seroyen overleed echter zeer spoedig, slechts negen maanden na zijne intrede, in het voon-jaar van 1622. Reeds in Juli van hetzelfde jaar kwam in zijne plaats Johannes Slatius, uit Vlijmen, waar hij indertijd Voetius' opvolger geworden was. In dit dorpje beriep .men daarop den proponent Theodoras Groen, een halfbroeder van Voetius' echtgenoote, en deze trad weldra in het huwelijk met de weduwe van Seroyen. Vriendschaps-en familiebanden deden zich dus wel gelden!

Voetius' verhouding tot zijn collega Slatius is tot den einde toe uitstekend geweest. Er was voor beide predikanten veel te doen. lederen Zondag moest ook Nederhemert twee malen door hen bediend worden, zoiodat zij samen elke week acht predikbeurten hadden te vervullen. D'aarbij kwamen nog, volgens het voorschrift der Dordtsche Synode, de catechisatiën op den Zondagmiddag, die, aanvankelijk in de pastorie en later in de kerk, van vier tot half zes voor de meisjes en^ van half zes tot zeven ure voor de jongens werden gehouden. Bovendien waren er op werkdagen bijbellezingen vooa-meergevorderden. Voorts nam het geregeld huisbezoek , veel tijd in beslag, temeer daar de bevolking van Heusden zich voortdurend uitbreidde en het garnizoen, na de inneming van Breda door de Spanjaarden in 1625, belangrijk werd vermeerderd. Omstreeks dien tijd doorleefde Voetius moeielijke dagen, doordat de pest langdurig woedde en zijn ambtgenoot, wiens twee kinderen eraan stierven, op het ziekbed wierp.. Zelf verloor hij zijta. jongste zoontje Johannes, terwijl ook Deliana ernstig krank werd. Hij' liet echter niet af de zieken te bezoeken en te troosten, zoodat hij later met alle recht zijh studenten mocht voorhouden, dat het predikanten niet geoorloofd is bij het heerschen van besmettelijke ziekten hun gemeients te verlaten. Toen de pest uitgewoed had, was de noiodzak'elijkheid va.n een nieuw zieken-(huis dringend gebleken, doch de stadskas kon de bouwkosten niet alleen dragen. Vo'etius wist nu op de classiciale vergaderingen zijn ambtgenooteu te bewegen ieder in eigen kring daarvoor te werMen, met het resultaat, dat de bouw voortgang kon hebben. Toen hem in Februari 1627 opnieuw een zoon werd geboren — die, evenals een vroeger gestoiven broertje, Nioolaas werd gedoopt en eveneens jong is gestorven — schonk de magistraat hem een pillegift van honderdvijftig gulden' uit d'arikbaarheid daarvoor „dat hij diverse magistraten ende andere collegien gedisponeert hadda to't liberaele giften, geëmployeer't T; ot opbouwinge van liet nieuwe gasthuys".

Voetius heeft te Heusden met zegen gearbeid. In zijn afscheidspredikatie mocht hijl dankbaar gewagen van eene „vemieude reformatie", die in de zoQ jammerlijk door het Arminianisme geteisterde gemeente had plaats gehad. God had „uyt de duystemisse light ghegeven, ende die ghetrouwe ende troostelijcke leere van Godes allenthalven •ghenadighe ghenade veel heerlijcker als te voiren doen schynen". „Hij heeft — zoo ging hij voort — „dat kostelijck pandt der leere, 't ghene men dése syne ghemeynte bij nae ontnomen of verwisselt hadde, aen hare herten, bij octiasie van het tegenspreecken, klaerder vertoont, steroker verseeckert ende vaster ghestelt. Hier door zijn de verdeylde ende verstroyde ghemoederen wederom tot onderlinghen vrede, tot kerckelijcke eenigheyt in een en 'tselve gheloove gebracht. Veler oogen, die te voeren schemerden, zijn verclaert; veler verstanden, meest alïer herten zijn gheop^ent, dat sy met andere

keiinisse, in een ander conscientie, in ander weerde, met ander hertelijckheydt en liefde, met andere omzichtigheydt ende opmerckinge tof andere eynden ende beter ghebruyck de Gerefoirmeerde religie omhelst ende bewaeït hebben''. Men leide echter uit dit citaat niet af, dat'> Voetius — om een geliefden term uit onze dagen te gebruiken — doTre dogmatiek zou hebben gepredikt. Hij drong steeds aan op een nauwgezetten, Christelijken levenswandel. „Gij, die de verschillen in de religie weet te ontleden tot in de kleinste kleinigheden", zoo riep hij zijne gemeente toe, „ontleedt .gij' uw eigen conscientie niet? " Men weerlegt de tegenstanders op de beste wijze door de „suyverheydt des levens". In eene in 1628 uitgegeven beknopte Meditatie van de ware practijck'o der Godtsalicheydt voorghestelt uyt jac. 2 vers 12, waarschuwt hij tegen den sleurdienst der „segghers ende geen doenders", tegen hen die, als „comedaanten ende comrantiers van de religie", wel alles wilden hoo-ren, maar het woord Gods niet ter harte namen, en tegen d'e formalisten, diehet in het kerkgaan zochten, maar nalieten zich in hun particulier leven als geloovigen te gedragen. En in zijne Proeve van de kragt der Godzaligheid, waarop wij nog terugkomen, keurde hij af een „dor en mager en zonder de saus der praktijk'' voordragen der waarbeden.

Zijn ijveren voor een nauwgezette., , praktijk" van het Christelijk leven, gold ook het met ernst vieren van den Zondag. Er kwam in die dagen hier en daar op dit punt „een al 'te groote precysheyt, smaeck'ende na de jootsche superstition'-'' aaii'den dag. waartegen de particuliere Zuidhollandsche Synode van Rotterdam in 1621 hare stem deed hooren. En nu werden omstreeks 1626 praatjes rondgestrOiOld, dat ook Voetius zulke „Sabbathistische" dwalingen koesterde. Nadat 'hij zich reeds op de Gorciumsche Classis daartegen had verdedigd, kwam de zaak op 'de Provinciale Synode, die in Juli 1626 te IJselstein werd gehonden. De verdachtmaking van Voetius was uitgegaan van-©enige Rotterdamsche predikanten. Beide partijen werden nu gehoord, „ende" — zoo z'eggen de acta der Synode — „nadat over dez© sake onderlinge commtmicatie int langhe was gehomdlen tusschen D. Voetium ende de predicanten van Rotterdam, is bevonden dat ide sake. van bedenckinge vooTseyt soo breet niet 'en was, .als D. Voetius .diaervan was bericht", waarop hij en zijne beschuldigers ellcander de hand gaven en „hroederlijck over dit misverstant sijn versoent". De Synoide sprak verder als haar bordeel uit, dat men zich had te houden aan hetgeen de Dordtsche Synode op het stidi' van den Sabbath had bepaald, en-Voetius verklaarde daarmede volkomen in te stemmen. Wellicht hing de klacht tegen hem samen met het feit, dat hij zich gemengd had in den strijd tusschen den Middelburgschen predikant Willem Teellincfc, die een zeer strenge sabbathsviering vooirstond, en diens ambtgenoot uit Thol-en, Jacobus Bursius. Laatstgenoemde had een boekje geschreven „Threnos oï Weecla'glie", en daartegen zond Voetius een Latijnscli geschrift in het licht: „Lac.rymae Crocodili abstersae", d.i. „Afgewischte K r o k 0' d i 11 en t r a n e n"i Van beide vlugschriften zijn geen exemplaren meer te vinden. Uit dat van Voetius zijn echter enkele aanhalingen bekend!, waaruit blijkt, dat hij zoowel het studeeren als het •beoefenen van sport of gezelschapsspelen op Zondag afkeurde. De uitspraak van de iJselsteinsch© Synode, die het veroordeelde dat door sommigen gedreven werd, „dat het onderhouden van den Sabbat niet toelaat eenige verlustiging en eerbaar vermaak tot verkwikking van geest of lichaam", maakte voorloopig aan dfe geschillen een einde. Dertig jaren later zou de Sabbathskw-esti© een belangrijk punt worden in den strijd tusschen Coöciejanen en Voetianen.

Dat Voetius te Heusden zeer gewaardeerd werd, blijkt onder m-eer uit eene eigenaardige bij'zonderheid, die ons is overgeleverd. Omstreeks Kerstmis van het jaar 1620 werd op stadskosten zijne pastorie vergroot - door den aanbouw van een vleugel van twee verdiepingen, respiectievelijk tien en negen voet hoog, tweeëntwintig voet lang en zeventien voet breed, met de bedoeling, dat hij daar zijn stu'de-erkamer - en bibliotheek zou hebben. .Hoe zijne classicale medebroeders over hem dachten blijkt uit de, in het Latijn gestelde, act© van losmaking, waarmede hij bij zijn vertrek' naar Utrecht ontslagen werd, en die klonk als een klok. Hij werd er in geroiemid als een onwrikbaar kampioen voor de rechtzinnige leer en als een opxecht verdediger van vroomheid en kerkelijke orde. En wat hi| als prediker te Vlijmen en te Heusden is geweest, is hijl als hoogleeraar te Utrecht tot zijn einde toe gebleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Gisbertus Voetius.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 november 1926

De Reformatie | 8 Pagina's