GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW.

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een Javaansche dominee aan 't woord over het Onze Vader.

Het „Kerkblad van de Geref. Kerken in Ned.-Indië" opent met dit artikel, geschreven door E. te P. „naar een voordracht door Ds Soesena van Keboemen, gehouden op het zendingsfeest der Inlandsohe Christenen, te Poerbolinggo, Hemelvaartsdag 1919":

De eerste beden van het Onze "Vader worden door den Heiland ons op de lippen gelegd als het belangrijkste, liet hoogste, dat wat ons het zwaarst op het hart moet drukken en dus ook het eerst over de lippen komt. Gedragen door die 'hoogste en heiligste liefde, welke het eerste en groote gebod, de saamvoeging van de eerste tafel der Wet, van ons eischt.

Deze drie beden zijn in volkomen harmonie met den aard van den mensch.

De eerste richt zich op het geheiligd Versta n d, dat de diepten Gods, in Zijn Naam ontsluierd, zoekt te kennen.

De tweede doet een appèl op 's mensohen Kracht om die in dienst van den 'Hemelschen Koning te stellen.

De derde bidt om de genade den W i 1 aan 's Heerea wil te onderwerpen.

De G b r i s 16 n, gezalfd tot Profeet, en P r i e s t e r, is de biddende. Koning

In de eerste bede booren wij den echo van het zielsverlangen van den Profeet, smeekend om ingeleid te worden in de mysteriën der Godskennis; tegelijk de eerbiedige buide van hem, die voor den hoogen en verhevenen troon gestaan heeft van den Koning, den Heere der beirscharen en daar geluisterd heeft naar het „Heilig, beilig, heilig", - uit den mond der Serafs opgevangen (Jesaja 6).

In de tweede bede booren wij klinken den strijdkreet van hem, die ingelijfd in 's Konings beirscharen, van ijver brandt om de aarde voor Zijn Rijk te veroveren, tevens de blijde hoop vertolkend op de heerlijkbeid, straks in dat Koninkrijk te verwerven.

In de derde bede is bet het priesterlij'k hart, dat van liefde brandende is, ingegaan in het hemelscbe Heiligdom om daar eigen wil en leven als een Gode weibehaaglijk offer den Heere op te dragen.

In de eerste bede heeft het geloof de leiding.

In de tweede voert de b o o p den boventoon.

In de derde is de liefde aan het woord.

De vervulling van de eerste bede schenkt goddelijke w y s b e i d.

De verhooring van de tweede deelt de g e r e o h t i g-h e i d mede, die in het koninkrijk past.

De voldoening aan de derde heiligt hart en wandel.

Zoo brengt dan bet najagen van wat in dit drietal beden ons wordt voorgesteld, de herstelling van bet i3eeld Gods in den mensch: in geestelijke W ij s b e i d < > n ware Gerechtigheid en Heiligheid.

Daarom brengt slechts Hij, die bij uitnemendheid het Beeld Gods is, deeeniggeboren Zoon, ons de innerlijke Waarheid van dit klaverblad.

Ik geloof, den nederlandschen stam geen oneer aan te doen als ik uitspreek, dat deze fijne ondersobeidingen van mijn Javaanschen collega menigen kansel bier in den polder zouden eeren.

Kerk en Volkenbond.

Men zal zich herinneren, dat ik eenige weken geleden bier citeerde uit een artikel van Rolland Allen, waarin deze critiek oefent op de Jéruzalemscbe zendingsconfelentie. Van z'n artikel kreeg ik kennis via de rubriek „Uit mijn Camera", door Ds D. Pol verzorgd in „De Macedoniër".

Ik beloofde nog meer te zullen citeeren.

Daaraan voldoende, geef ik allereerst weer, wat hij zegt over de kwestie van kerk en v o 1 'kenb ond, gelijk ze in het Jéruzalemscbe rapport gesteld en door den auteur, I^-Allen, anders gezien wordt. Hij zegt:

Wat volgt, is alleen bestaanbaar voor menseben, die liet Nieuwe Testament lezen, zooals de schrijvers dat doen, meenende, dat Paulus zijn tijd bad moeten gebruiken om de bestuurders van Efeze te leeren, hoe zij den economisohen arbeid der stad moesten gebruiken om een Christelijk karakter aan te kweoken. Zij zeggen tegen de regeeringen, dat „publieke leeningen voor bet exploiteeren van industrieel onontwikkelde gebieden alleen gesloten moeten, worden met voorkennis en goedkeuring van den Volkenbond" .... en dat „de internationale Zendingsraad daarom zijn hoop gevestigd heeft op een zoodanige uitbreiding van den arbeid van •den Volkenbond en de Internationale Arbeidsorganisa­ tie, dat een internationale regeling getroffen kan worden".

Als de vereenigingen, die door den Internationalen Raad bestuurd worden, zich op dezen weg begeven, volken raad te geven, hoe zij hun industrieele zaken moeten behandelen, zullen zij zeker worden afgeleid van wat velen onzer meenen, dat bun eigenlijke werk is. Als Zendingsvereenigingen hebben zij één werk te doen en slechts dat ééne: mensohen tot Christus te brengen en Zijn Kerk te bouwen.

„Het Koninkrijk".

Hetzelfde artikel schrijft ook dit:

Achter dit alles schuilt ongetwijfeld de leer van „bet Koninkrijk", een uitdrukking, die •herhaaldelijk gebruikt - wordt, maar waarmee sommigen van ons het in 't geheel niet eens zijn. Gezien bet voorafgaande, •kunnen wij niet loskomen van de overtuiging, dat het begrip „Koninkrijk" bier staat voor de moderne, algemeen gangbare gedacbte, dat het rijk van Christus hier op aarde zal komen door geleidelijke verbetering van 's mensohen sociale omstandigheden. Zendelingen spreken over de verbetering van onderwijs en medischen dienst en van de pogingen van werkers op sociaal gebied, als bet brengen van bet Rijk van Christus. Hierin verschillen velen van ons principieel van de samen-• stellers van het Rapport. Wij gelooven: „het Koninkrijk Gods is binnen in U" en „Mijn Koninkrijk is niet van deze wereld".

Toegegeven moet worden, dat er ook plaatsen in het Rapport zijn, waar de uitdrukking „Koninkrijk" in Bijbelsohen zin wordt gebezigd; maar de hoofdstukken over opvoeding, industrieele problemen, problemen van hef platteland en trouwens het Rapport als geheel, dragen zeer duidelijk den stempel van het rationaliseeren van de gedachte van het Koninkrijk Gods.

Omdat Gods Koninkrijk niet van deze wereld is, moet de hulp der wereld niet gezocht worden om het tot stand ie brengen. Maar een groot gedeelte van bet Rapport bespreekt de vraag, hoe men de bulp der wereld en baar regeerders moet verkrijgen en gebruiken. Velen van ons zijn ervan overtuigd, dat dit verkeerd is en dat conferenties, die zulke uitspraken aannemen en onderscbrij-ven, op den verkeerden weg zijn, een weg, waarop wij hen niet volgen kunnen; - want er bestaat tusscben ben en ons een principieel verschil.

Waar is de kerk?

Ook dit is van beteekenis:

De nieuwtestamentische schrijvers erkennen slechts twee betee'kenissen van bet woord kerk, de plaatselijke kerk en de' algemeene kerk over de gebeele wereld, maar als wij spreken van de Kerk van China of van Indië, kunnen we even goed spreken van een Kerk van Europa.

Wie weet, wat de Kerk van Europa is? En wat beteekent de Kerk van Engeland anders dan de historische, wettelijke instelling?

Ik ben overtuigd, dat de schrijvers met „deze jongere kerken" niet bedoelden plaatselijke 'kerken, maar groepen Christenen, los verbonden door 'de een of andere erkenning van de National' Council, die zij hebben opgericht.

En verder als de schrijvers spreken van oudere en jongere kerken, gebruiken zij dan bet woord, kerken in dezelfde beteekenis? Hebben jongere kerken inderdaad de macht en vrijheid, waarop de oudere 'kerken als haar onaantastbaar recht aanspraak maken? Kunnen zij handelend optreden zonder een buitenstaande autoriteit te raadplegen?

De kerk en de vrereldmachten.

Eveneens dit:

De Conferentie noemt de verhouding van de Kerk tot 'de „Wereldmachten" merkwaardig. Lees eens Paulus' woorden over machten der wereld; zou bij zich verbeugen over bet feit, dat in de kerken, die hij stichtte, een nieuw gevoel van saamhoorigbeid en Yerantwoordelijkbeid 'door „wereldmachten" gewekt werd. Zijn hoop was op een ander fundament gebouwd. Dit is weder een voorbeeld van 'de gevaren, waarin bet begrip van bet Koninkrijk Gods ons brengt.

Het koninkrijk Gods wordt bevorderd niet alleen door het optreden van niet-Cbristelijke regeeringen, maar ook door den invloed van „-wereldmachten". Nationalisme komt in de plaats van den Heiligen Geest.

Een sterk-sprekende waarscliuwing.

Het artikel besluit als volgt:

Ik kan moeilijk gelooven, dat alle zendelingen, die in Jeruzalem bijeenkwamen, de leer en de wijze van optreden, die ongetwijfeld in dit Rapport aanbevolen wordt, onderschrijven.

Zij werden meegesleept door den invloed van de vergaderplaats, waarop alle nadruk gelegd werd, door de geestdrift der leiders en door een nobele begeerte alle wrijving te vermijden. Zü hadden geen tijd de voorstellen rustig te overwegen; want allen, die er tegenwoor-'dig waren, zijn bet er over eens, dat de zaken er doorgejaagd werden, daar elk oogenblik van den dag en soms zelfs de naobt, bezet was.

Ik heb getracht rustig de aanbevelingen van den Raad te overwegen én ik heb verwarrende dingen, tegenstrijdig'heden, onduidelijkbeden aangewezen, die naar mijn meening niemand weerleggen kon; ik heb. voorstellen genoemd, die op zichzelf verre van onduidelijk of twijfelachtig zijn, die ik zeker weet, 'dat zeer vele leden van onze Zendingsvereenigingen niet zouden steunen, als zij zonder omhaal van woorden hun voorgelegd werden. Maar ik beluister in alle bladen een •koor van bijval; ik hoor van vergaderingen, die eenparig besluiten de voorstellen van de Conferentie toe te juichen als uit den hemel gezonden inspiraties. Deze stroom is sterk.

Waarheen 'hij voert, weet God alleen; maar ik heb getracht de mensohen te laten zien, van welken aard de stroom is, vóór zij allen erdoor meegesleept worden. Het is een donkere, troebele stroom; zijn oorsprong is een moderne rationalistische theorie van bet Koninkrijk Gods. Het is mogelijk, dat sommigen zullen stilstaan en rondzien en een onderzoek instellen, vóór 'zij 811 •zich er in storten. Sommige vereenigingen zijn reeds meegegaan, maar zij behoeven niet alle leden mee te • sleepen en sommige bevinden zich misschien nog in de 'diepte en kunnen nog vasten grond onder den voet krijgen.

Relativisme.

Dr C. Bouma schrijft in „Geref. Kbl. Drente en Overijsel":

Kent ge hot woord, lezer?

Relatief beteekent: betrekkelijk. Het staat tegenover absoluut, dat is: volstrekt. Relatief is, wat niet vast is; wat wisselt. En absoluut duidt aaü heit vaste, het blijvends en onveranderlijke. Dat wat vast staat en voor geen verandering vatbaar is.

De richting, die met het relatieve dweept, die alles relatief ziet en verstaat, is het relativisme. Het ontkent, dat er absolute waarheden en normen; zijn, en. vindt alles alleen relatief.

'Op het terrein van het kennen beweert bet, dat er van absolute waarheid geen sprake kan zijn. Zoo is er dus op dit standpunt waarheid in alle stelsel en systemen. Niemand kan zeggen, dat hij dè waarheid heeft. Ook zelfs niet, al(S hij zich meent te kunnen beroepen op de Openbaring Gods. Want O'ok die Openbaring staat onder den invloed van hst veranderen en van bet veranderlijk denken vaa den veranderlijken mensch.

Daarom geen onveranderlijke leeruitspraken. En daarom geen belijdenis, die bindende kracht heeft. Want immers, die belijdenis ziet maar een stuk der waarheid, die veel grooter dan ons denken is. En ook die tegenover die beUjdenis staat en geheel andere denkbeelden heeft, ook hij heeft een stuk der waarheid gegrepen en weer in z ij n opvattingen vertolkt.

Dit relativisme maakt heden ten dage groeten opgang.

Misschien hebben verschillende lezers met het woord zelf nog zoo goed als geen Icennis gemaakt. Maar nu ze bet even zign omschreven en uiteengezet, herkennen ze ds richting wel.

Zoo is de richting van onzen tijd. Alles is betrekkelijk. En daarom geen sterk staan op eigen belijdenis alleen, maar waardeeren ook wat anderea voorstaan, ook al gaat hun opvatting lijnrecht tegen) 'de uwe in. Want in alles is een stuk waarheid.

Deze beschouwing is de dood voor alle kennen 'der waarheid; voor alle vastigheid in hst gsestelijka en zedelijke leven. We hebben op onze reis naar 'de eeuwigheid behoefte aan vaste waarheden. Aan het relatieve kunnen we ons niet vasthouden. Dan zouden we ons vastbo'Uden aan onze eigen overtuigingen en gemoedsstemmingen, zonder te weten, O'f daaraan wel een builen ons liggende waarheid en werkelijkheid beantwoordt.

Dan is er feitelijk geen waarheid meer, maar blijft er alleen subjectieve opvatting over, die buiten ons geen werkelijkheid heeft. En we zouden vervallen: tot 'den twijfel aan hst bestaan van waarheid. Tot het stellen van de vraag van Pilatus: „Wat is waar-, beid? "

In onze dagen va.n onvastheid, van koketteeren met wat tegenover ons staat, van slingering en onzekerheid, hébben we alleen bouvast aan de erkenning, dat Go'd ons in Zijn Woord, en dat is dus tenslotte in Jezus Christus, de waarheid gegeven heeft, die we wel beperkt kennen, maar met een toch ware ke'Unis, die niet bedriegt met schijn zonder wezen.

Zooals God zich heeft geopenbaard in Zijn Woord, zoo is Hij.

Het benepen Calvinisme?

In „De Stroom" (vrijzinnig) schrijft ds G, Westmijse:

De Calvinist droeg de eere Gods uit over de aarde en voer, bij • zijn varen, er zelf wel bij. Holland en Engeland kregen koloniën.

De Luthersche boer ea. de handwerlcsman in de Duitsche landen, bleef bij zijn karige kudde en zijn kleinbedrijf, kende of liever beleefde zijn „innerweltliche Askese", maar kende de m'ystiek van de zee niet.

Nog draagt ons hollandsch karakter, al zijn wiji niet ove'rwegend zeevarend meer & n slechts voor een klein gedeelte calvinistisch, de trekken van de zee, die ons lief is.

Op het Tiende Groot-Nederlandsche Studentenoongres zei de heelemaal niet cgi.lvinistische pater Borronieus de Greve: „ons karakter is wat stug en wat stroef, wat stO'er en wat koppig, wat braUend en heftig, maar wij hebben de liefde voor bet ruime; , 'de durf vO'Or het grootsche, de durf om in vollen omvang 'de grootste zaak aan te pakken."

Calvijns logica en het praktische leven.

Uit hetzelfde artikel van ds Westmijse., sprekende over de vaderen, die vroeger hun scheepsjournalen vulden en zioh daarbij bedienden van den stereotiepen aanhef: „Ik, naast God, schipper....":

De tlieoioganten thuis, zij mocbten in hun folianten schrijven en disputeeren over Erasmus en Luther met betrekking tot dier polemiek over den - vrijen wil, de namen van Gomarus en Arminius mocbten' strijdleuzen — en erger! — worden, — Calvijn''s logica had hen gepakt, zijn leer badden zij gegeten als hun brood, gedronken als hun water. Vooruit! De loods is van boord, de zeilen staan bol, da wereld ligt open! Aanpa, klven, met in het hart de Eeuwige Loods, m-et op het gelaat vastberadenheid, met vóór zich de borizO'U.

En in het journaal: „ik, naast God, sobipper...."

Ik zeg niet, dat ik 'dit alles ook zoo zie.

Ik zeg - wèl, 'dat de zelfgenoegzame 'heer H. W. v. Loon, van wien ik onlangs hier citeerde, en die Calvinisme zoo ongeveer identiek achtte met stilstand van leven, hier wel wat leeren kan. Alsmede veel van zijn broeders in de zelfgenoegzaamheid.

Het oordeel; het critieke moment.

Dr G. E. Hooykaas schrijft in „De Slroom" over „h e l critieke momen t", en vervolgt dan:

Wilde ik deze uitdrukking, die ons allen bekend is en die aanstonds tal van associaties bij ons oproept, bijbelsch - weergeven, dan sprak ik over den dag des oordeels. Want dat is hetzelfde: dag en o ogenblik zijn soortgelijke aanduidingen voor de beteekenis van hef tijdstip, do plotselinge greep van den tijd uit de onbepaaldheid der eeuwigheid, en: crisis, en oordeel beteekenen precies hetzelfde, zijn een aanduiding van het geschift-worden van wat dooreenligt maar door een hoogere macht uiteengehaald, onderzocht eji daardoor naar zijn waarde en onwaarde wordt bepaald. Ziehier in een treffend voorbeeld de verhouding van het klassieke en het actueële in onze godsdienstige beleving. Over het Oordeel te spreken is bijbo.lscli; over het Critieke Moment moidern; hoe wilt gij het?

Nu dan: in het Nieuwe Testament is er doorloopend een buitengewoon sterk besef van het critieke moment. De Europeesche wereld kan in haar rustig bestaan nauwelijks meer navoelen, hoezeer in het Nieuwe Testament — Evangeliën, Brieven, Openbaring — de geestelijke sfeer voortdurend deze is: De tijd is kort, wij leven op den rand, alles is kritiek. Bekeert u, want wij leven in den laatsten tennijn! Zooals men dat met een beleend vreemd woord (dat ik nu maar eenmaal gebruiken za!) pleegt uit te drukken: Het geheelo Nieuwe Testament is sterk eschatologisch, wordt beheersoht door de beklemmende gedachten aan den laatsten dag. Verrukt is de toekomsthoop der vromen; somber klinkt de doodsklok die over de wereld wordt geluid; ernstig, streng en onvoorwaardelijk is de moraal, die dsQ geloovigen wordt ingeprent. Bekeert u, want het Koninkrijk dor Hemelen is nabij. Dat is het woord van den Dooper en van Jezus, van Petrus en van Paulus.

Ik behoef niet veel over de wereld van de eerste Christenen te zeggen. Zooveel is zeker, dat zij ernst gemaakt hebben met dit geloof en, bevende maar vol verwachting naar den hemel opziende, den jongsten Dag verbeid hebben. De meosten waren door dit geloof vrijwel onverschillig voor het aardsche en hedendaagsche loven, de besten maakten zich zoo los van het wereldsche, dat zij niets meer op aarde hun persoonlijk eigendom wilden noemen, maar hun have en goed te gelde maakten en neerlegden aan de voeten van de Apostelen. Zoo alleen kon men vrijmoedig den Dag tegemoet gaan, zoo aLleen rustig en onbezorgd het Critieke Moment doorleven.

Wat leven wij anders! En alle godsdienstige verscheidemheden ten spijt, wat zijn wij, geloovigen en ongeloovigen, ijverige en onverschillige menschen, nadenkende en vlinder-natui'en, wat zijn wij feitelijk totaal anders dan de-ze oude Christenen! Want al treldcen wij op onze rekening ook een post uit voor „onvoorziene omstandigheden", dit is toch maar een post pro memorie, welke geen praotische invloed heeft op de rekening; die moet sluiten, en daarop tellen feitelijk alleen die posten mee die we Irennen, aan inkomst en uitgaaf, in vreugd en leed, hoop en vrees, deugd, , en zonde. Wij maken onze rekening op, alsof wij eindeloos zouden leven en alsof deze wereld eindeloOiS zon bestaan. Slechts een enkele maal doorhuivert ons iets; als wij 't bericht krijgen van een onverwacht sterven en als wij samen aan een open grai staan. Of bij een gebeurtenis in de wereld: als er een oorlog woedt, en het kan maar niet ophouden; komt er wel oioit een einde aan, of.... Bij een natuurgebeuren misschien ook: het onweert fel en hevig; „ik vind het toch eng" zegt iemand en denkt het er zijne bij. Even, een enkele maal, voelen wij ons aan den rand staan. Maar gewoonlijk? wij leven alsof er geen grens bestond.. In dat opzicht zijn' wij tegengesteld aan de oude Christenen.

En deze tegenstelling voltrekt zich ook nog verder, ': komt ook hierin uit: dat bij hen daarentege: i enkele. kortstondige en zeldzame momenten voiorkwamen, waarin men voorgevoelen kreeg van den langen duur dat de wereld nog bestaan zou, en de uitgesteektheid van het leven, zooals bij ons die zeldzame momenten dat wij ons aan den Rand weten te staan.

Zonder de typeering van de oude christenen geheel voor, .mijn rekening te nemen, geef ik toch gaarne deze beschouwing door.

Gideon twijfelde ook.

„De School met den Bijbel" vertelt:

Jaren geleden werd één van onze leerlingen, een meisje van 9 jaai', ernstig ziek. Door een soort nekkramp lag ze weken verstijfd neer, zeer zwaar van tong, maar helder van geest. Nooit heb ik vóór dien tijd kunnen vermoeden, dat een jong kind een dergelijkeii geestelijken strijd kon dooiTnaken, als hier net geval was. Niettegenstaande gesprekken , .en gebeden bleef het zieltje zéér bekommerd.

Op een nacht vroeg ze plotseling, of haar moieder wilde voorlezen de geschiedenis van Gideon. Moeder dacht, dat zo in de war was en probeerde, door het noemen van allerlei namen (Samuel, Jozef), haai op het goede spoor te brengen. Zoo goed en zoo kwaad als het ging, stootte het kind weer uit: Gideon. En Moeder las. Daarop ging ze rustig slapen. Den volgendon dag bleef ze stil en tobde niet meer. Toen Moeder haar tegen den nacht toedelcte, stamelde ze met een blij gezicht: „Gideon twijfelde ook".

We konden het raadsel spoedig oplossen.

Ecnigen üjd voor haar ziek-worden had de onderwijzer (een zeer jonge man nog) in alle eenvoudigheid de geschiedenis van Gideon verteld. Op haar ziekbed was ze in haar moeilijkheden eindelijk getroost door de gedachte: Zelfs Gideon heeft twijfelend om een teeken gevraagd en God heeft den twijfel weggenomen. Do Heere God zal ook mijn twijfel en angst wel willen wegnemen.

En toen het voorlezen de vertelling nog eens bevestigd had, gaf God zelf de toepassing. Het kind vond Vrede.

Wij zaaien en maken nat. God zal op Zijn tijd wasdom en vrucht geven.

Het artikel is onderteekend: A. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1929

De Reformatie | 6 Pagina's

PERSSCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 juli 1929

De Reformatie | 6 Pagina's