GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

De deugdzame burger Catechismus. en de Heidelbergsche

In „De Groene Amsterdammer" schrijft F. C:

In een, overigens nogal mal, artikel las ik, hoe volhandig de Rotterdamsche politie het gehad heeft, eer zij den waren schuldige te pakken had, die... misschien toch 'niet de ware schuldige zal blijken. Er waren nfet minder van vijf en zeventig (75) andere verdachten te volgen, altemaal lieden, die, naar luid van welwillende aangiften uit het pubhek, ook de misdaad konden begaan hebben. Vijf en zevenitig menschen alleen in de buurt van Rotterdam, op dat tijdstip, die door hun liefhebbende verHranten en vrienden best capabel werden geacht tienjarige meisjes te verkrachten. .. Geeft dat niet te denken? Ik bedoel 'niet zoozeer over de liefhebbendheid dezer vrienden en verwanten, als wel daarover, dat er op een willekeurige plek op een willekeurig tijdstip zooveten waren, diemen met eenigen grond verdenken kon. En dan beweert men nog, dat misdaden, als die Rotterdamsche, betrekkelijk zeldzaam zijn en door uitzo-nderlijke menschen begaan worden. Maar hoevelen zullen dan b-ij hun vrie-ndenkring in aanmerking komen, als er maar een ordinaire moord of een gewone diefstal of vervalsching of verduistering gepleegd is. Practisch gesproken, vallen wij dan allen onder verdenjdng, en zal de vriend vo-or den vriend niet te vertrouwen zij'ni. En het pijnlijke is, dat „men" gelijk heeft en dat wij ook niet te vertrouwen zijn. Behalve dan misschien „Moord met voorbedachten rade", (waartoe men een vasten wil en sterke zenuwen behoeft"), be-hooren eigenlijk alle „misdrijven tegen het gemeene recht" tot onze ... mogelijkheden zal ik maar zeggen. Wie meent, dat zijn eerlijkheid en zelfrespect bestand zijn tegen bijv. zoo gemeene praktijken als diefstal of verduistering, vermenigvuldige de som, die hij wel eens had kunnen inpikkea, met tien, en - vrag-e zi-ch af, of hij, bij gegarandeerde straffeloosheid, ook dan het geld had laten liggen. Of verm-enigvnid-ige met twintig of met honderd. Op het principe komt het aan en niet op de toevallige omstandigheden.

Dit is geen excerpt van een gereformeerde preek; maar het kan (afgedacht van enkele Ideinigheden) wel een fragment ervan zijn. Maar als de Heidelbergsche Catechismus zulke dingen zegt, deugt het niet. En een tractaatje — al geef ik toe, dat ze niet alle even lumineus in het spreken of profeteeren zijm, — heeft het in zoo'n geval altijd gedaan. Maar laat ons blij zijn, dat ook de Groene den deugdzamen burger ontgroent, al komt hij er helaas niet verder mee.

Over „Hervormde" scholen of stichtingen.

Prof. Grosheide zegt in „Noorè-Holl. K.bl.":

Juist om dezelfde redenen betreuren we het oprichten van Hervormde stichtingen, omdat OOK hier Hervormd niets zegt. Is men Gereformeerd-Hervormd, dan kan met de Gereformeerden worden samengewerkt en dan zijn de punten, waarover verschil kam ontstaan, bekend genoeg, zoodat men er van te voren maatregelen voor nemen kan. Is menethisch-Hervormd, - dan zal men in den regel zulk een grondslag kiezen, dat de Goreformeerde dadelijk is gewaarschuwd. De modern-Hervormde zal met het openbare onderwijs en neijtrale stichtingen tevreden zijn.

Een' school, een stichting, die Hervormd wil zijn, zegt niets meer, dan dat ze de Hervormde kerk wil dienen. Zoo haalt ze de kerkelijke kwestie, waar ze niet behoort, ze kiest tege-n anderen, dat zijn in dit geval met name de Gereformeerden, partij. Om die reden moeten we ook meer bepaald het oprichten van Hervormde stichtingen betreuren. Wie naar een gron, dslag vraagt, is niet kerkistisch, evenmin wie waarhorgen zoekt voor 't bewaren van den grondslag, maar wie de kerk zoekt buiten de kerk, die is kerkistisch in eiken vorm.

Natuurlijk wreekt zich ook hier weer de gedeeldheid van ons kerkelijk leven, vooral de onzuiverheid van onze kerkelijke toestanden. Leefden slechts alle Gereformeerden kerkelijk samen, hoeveel gemakkelijker en zuiverder zou bet leven zijn!

Het verstokte hart — en de groote slagader.

„De Hervorming" schrijft een artikel over „goedkoop rationalisme" en bespreekt de inderdaad aanvechtbare blijdschap van hen, die allo mogelijke „ontdekkingen" uit opgravingen e.d. aangrijpen, om te bewijzen, dat de bijbel toch heusch wel betrouwbaar is. Zulke „apologie" plaatst den Bijbel dagelijks onder het Damocles-zwaard van ongeloof en rationalisme. Een merkwaardig staal van zulk ijdel schildknapengedribbel rondom den Bijbel vertelt het blad als volgt:

Nog veel bonter heeft dezer dagen, een adelUjk Engelsch geneesheer, een zekere Lord Moyniham, het gemaakt. Hij heeft, volgens eene korte mededeehng in „Het Alg. Handelsblad" (24 Oct., avondblad III) in eene lezing te Leeds gezegd, dat uit onderzoek van de mummie van den Pharao uit Mozes' tijd gebleken was, dat diens groote _ slagader aangedaan m-oet zijn geweest door ^^ene aiwijking, w-élke hem •stijf ©n onelastisch maakte. De allicht wat conservatieve Lord-medicus ziet hierin een natuurwetenschappelijke bevestiging van het medegedeelde in Exodus IX:12 dat God de Heer Pharao's hart verstokte, zoodat hij niet hoorde, gelijk God aan Mozes voor-'spield had.

Men behoeft alweer geen archaeoloog van professie te wezen om oolc hier het hoofd te schudden.

Aange-nam-em dat het vaststaat onder welken Pharao de .uittocht der Joden uit Egypte heeft plaats gehad, , - blijft het toch zeer onwaarschijnlijk dat de woorden: „de Heer verstokte zijn hart" letterlijk gemeend zijm.

Even later:

Behalve dat van den Pharao, , , verstokte" God. „het hart van al de Hi-vvwieten, die in Gibeon woonsten" (JozTia XI:20). Het daarvoor gebruikte "Hebreeuwscbe werkwoord beteekent: noeren; bet wordt in gunstigen zin gebruikt als versterken, stevigen; in ongxmstigen zint als verbarden. Wij verstaan die laatste uitdrukking, welke ook Jeremia bezigt van de onbekeerlijken in zijne dagen, , die ham gelaat verharden tot een steenrots, zonder de resultaten van eenig medisch onderzoek af te wachten.

Geleerden als genoemde Engelsche Lord bewijzen den Bijlbel geen dienst met op de wijze waarop'hiji biet deed, op te 'komen voor de juistheid van de Schrift. Dit historisch rationalisme staat niet booger dan een ander tegen het 'einde der achttiende eeuw, over welks staaltjes wij ons nog wel eens vroolijk maken.

Het gevaar van misplaatste grappen ligt hier voor de deur. Daarom is het beter ons alleen maar te verwonderen over ontwikkelde mienschen, die zoover vaa den bijbel en zijn taal afstaan.

De Stigmatisatie-verschijnselcn bij Thérese Neumann: „het wonder van Konnersreuth".

Onze lezers weten van Tbérèse Neumann, die de wonden van Christus (stigmata) in haar lichaam droeg in bepaalde omstandigbeden. Dit landmeisje uit Konnersreuth heeft de bladen lang beziggehouden. Thans schrijft in bet Algemeen Weekblad (VI, 2) B. Ch. Lyedeboer over het geval:

Wat is nu het standpunt der profane wetenschap van deze verschijnselen?

In 1874 stelde prof. Virchow op een congres te Breslau, naar aanleiding van het in België voorgekomen geval Louise Lateau nog "het dilemma: wonder •of bedrog en" kwam tot de conclusie: bedrog. — Evenwel dit alternatief is, zooals blijken zal onhoudbaar. Dat nog in onze dagen iemand als de bekende prof. Hoche de gebeurtenissen te Komnersreuüi „mir nichts dir nichts" als b& drog verldaari^ pleit niet voor de objectiviteit, waarmee sommige mannen der wetenschap tegenover deze verschijnselen staan. Juist daarentegen acht ik het standpunt van ben (Aigöer, Sommer, Jacobi, e.a.), die bet dilemma „wonder of bedrog" verwerpen en een derde, en meest waarschijnlijke, verklaring zoeken in de verschijnselen der auto-suggestie. Hiervoor • zijn zeer deugdelijke gronden aan te voeren. Dit in lextenso uiteen te zetteini is in een artikel als dit niet mogelijk. Volstaan moet worden met de volgende aanduidingen:

Anatomisch belreken, zijn de stigmata wonden, die ontstaan doordat op bepaalde plaatsen de huid een zeer sterke bloedsovervulling gaat vertoonen, die zoo sterk wordt, dat uittreden van vocht en Moed uit de bloedvaten plaats vindt. Later genezen deze wonden met korstvorming. Nu gaan aan het optreden van deze wonden visioenen vooraf, waarbij intensief doorleefd wordt eon gebeurtenis, waarin het tot stand komen van deze wonden plaats heeft. Drie factoren spelen verder een rol:

Ie. de huidfunctie en speciaal de functie der Tiuidbloedvaten s'taat ook normaliter sterk onder invloed van de psyche (men denke aan bet blozen tengevolge •van de vooronderstelling te zullen blozen);

2. personen met een bepaalde constitutie hebben een sterkere neiging dan „normale" personien om voorstellingen en belevingen om te zetten in lichamelijke symptomen (b.v. een verlamming te krijgen onder invloed van het idee verlamd te zijn, etc);

3e. de werking van deze voorstellingen of belevingen hangt o.a. af van de mate van intenjsiteit waarmee ze beleefd worden. Deze nu is in de extatische visionaire toestanden, waarmee we hier te doen hebben, zeer groot.

Dat al deze „voorwaarden" bij' Tbérèse Neumann in hooge mate aanwezig zijn, is, na hetgeen reeds over haar meegedeeld werd, wel duidelijk.

De familie van Job.

Amandi sohri|ft in„Westl. Kb.":

Voor jaren boorde ik in Gelderiand's Adhterhoök eens vertellen, hoe een predikant de familie van Job had gekaraikteriseerd. Die vertelling is me steeds bijgebleven, 'k Heb haar zelf al eens aan anderen overgedaan. Dezer dagen 'kwam ze me weer in de gedachte, 'k Vond er altijd echte levenswijsheid in en weergeving van wat dagelijks ervaren wordt. Misschien kunnen de lezers onzer Kerkbode er ook nut van hebben. Ik geef haar daarom eenigszins uitgebreid bij deze door.

Van Job veronderstellen we allereerst, dat hij eene groote familie had. Wie had dat niet in zijn dagen?

Toen Job steeds rijker en voorspoediger werd, namen zelfs zijne allerverste neven en nichten daarvan met stijgende belangstelling kennis. Als Job's 'kinderen hunne maaltijden hielden, ontbraik het nooit aan gasten. En als Job zelf een maaltijd gaf, dan rging het er niet scheef, maar toch wel sohotsch toe, in dien zin, dat verwanten tot den tienden graad zich steeds herinnerden, dat Job bun neef was en de neveliike maaltijd niet mocht verzuimd, 't Was een eere van zijn familie te zijn, waarop ook de verste achterneef trotscb was.

Maar Job kwam in ellende. In steeds grooter ellende. Alles raakte hij kwijt. Zelfs ai zijne kinderen stierven. Eindelijk werd Job aan den lijve zelfs bezocht. En als een toonbeeld, hoe het kan verkeeren, zat Job klagend neder in het midden van de asoh. En toen.... van de neven geen spoor meer. Alleen vrienden, gekomen uit de verte, zochten hem te troosten.

Nu gebeurde het, dat iemand, die Job vroeger gekend bad en van zijne rampen had gehoord, ter plaatse kwam, waar Job woonde. Deze reiziger was zeer belangstellend te weten, hoe het Job ging. Wien kon hij bet beter vragen, dan een of ander dier vele neven?

Maar als hij dan zoo'n neef vroeg: „hoe gaat het toch met uw neef Job", dan keek hij in een paar zeer onschuldig verbaasde oogen.

„M'n neef Job? Wien bedoelt u eigenlijk? "

„Wel dien man, die alles verloren heeft en 'zoo ellen­ dig in de asch zit. 't Is immers uw neef? '"

„O! nu begrijp ik het. Ja, die man daar vol booze zweren! Ja, daar weet ik van. Maar ge vergist u toch zeer. Dat is geen familie, heelemaal niet. Hij schrijft Job, met een b, maar wij schrijven Jop, met een p. Heelemaal geen familie! Nooit geweest!"

Maar de Heere wendde de gevangenis van Job.... en vermeerderde al hetgeen Job gehad had tot dubbel zoo veel.

En als Job toen weer maaltijden hield, kwamen weer al zijne neven en nichten. Het hardst, die een tijdlang hadden geschreven Jop met een p. En zij werden allen vriendelijk onh^angen, hun werd nimmer verweten, dat ze een tijdlang bun naam anders hadden gespeld.

Want Job met een b was een Christen met een groote C.

Het geestig verhaal is tragisch, en leerzaam, en daarom, past het ook zoo goed in den altijd fijnen humor van Amandi.

Amandi. K. 8.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's