GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Job. Seb. Bacb, de Architect-Mysticus.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Job. Seb. Bacb, de Architect-Mysticus.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Schrijven over Bach in klein bestek brengt zijn eigenaardige moeilijkheden mede. Een uitsluitend historische behandeling roert nergens de kern aan en blijft in het tijdelijke gevangen.

Technische beschouwingen vergen veel ruimte «n vooronderstellen eenige vakkennis. Impressionistische lyriek loopt gevaar, zich al zingend van 't onderwerp te verwijderen en te willen leiden tot een zelfstandig toonstuk in taal, den componist nagedicht.

Wat we voor ons doel noodig hebben is een synthetische methode, die ons één, centraal, oordeel over Bach aan de hand doet, opdat we dat oordeel kunnen verantwoorden en uitwerken, met behulp ook van historische en technische gegevens. Onze titel heeft het U reeds gezegd. We noemen daar Bach architect-mysticus, klaarblijkelijk om daarmede te beweren, dat de eene persoonlijkheid Bacil zich tegelijk naar die twee zijden openbaart. Alles, wat we w"illen aantoonen, komt dan ook hierop neer: Bach was architect en'Bach was mysticus, en dat hij beide tegelijk was, is zijn grootheid.

1. De Architect.

Natuurlijk was hij niet in letterlijke zin architect. Bach had het overigens in die kjjnst ver kunnen brengen. Hij bezat voor de bouwkunde^ mede in verband met de acoustiek, een scherp oog; historische gegevens bewijzen het. Maar al konden tve niets van die aard over Bach mededeelen, het zou toch voor ons vaststaan, dat hij architect was.

Hier voorzie ik de tegenwerping: met welk recht gebruikt ge een vergelijking, ontleend aan een andere kunst? Tot goed begrip zullen we dit bezwaar even onder de oogen zien. Want we spreken wel van verschillende kunsten, maar in de grond der zaak is er maar d e kunst. Daarheen wijst, om niet méér te noemen, de eigenaardige, verwikkelde zielsgesteldheid van de kunstenaar hij het „scheppen" — en van de kunstgevoelige bij het , , genieten" van kunst. Het allereerste plan van de kunstenaar is altijd samengesteld; eerst later vindt het zijn uitdrukking, hetzij in woorden, in tonen, in steen, of in verf. Dit wat de aanvang betreft. Maar ook het einde, het kunstgenot is complex: wie bij muziek niets „ziet" en bij een schilderij niets „hoort", heeft het rechte daarvan nog niet gevat. Geen enkele waarachtige kunstenaar gaat dan ook geheel zonder rest op in zijn speciale kunstvak. Er zijn protuberanzen, die soms zeer belangrijk zijn ter verklaring van 't geheel.

Om het onjuist, maar teekenend te "ïeggen: meestal zit er in de kunstenaar een tweede kunstenaar, die de eerste verklaart. Schiller hoorde immer eerst een zekere muziek, daarna „kwam" het gedicht. De plastiek van zijn poëzie is doorgaans zwak, maar beluister zijn verzen als taalmuziek — en veel wordt U duidelijk. Goethe wist lange tijd niet, of hij schilder of dichter moest worden. Hij bleef beide, getuige Faust I. — Nietzsche schijnt onbeholpen muziek te hebben gecomponeerd, maar zijn boeken zijn symphonische gedichten en wie ze zoo kan „hooren", zal veel verklaard vinden. Beethoven heeft dikwijls de breede toon en het plein-air van Homerus, die hij trouwens bewonderde: hij is de toon„dichter". Zoo wordt het begrijpelijk, hoe in essays kunstenaars van allerlei kunst onderling kunnen worden vergeleken en ge b.v. in één adem een schrijver zooals Shakespeare en een schilder zooals Rembrandt kunt hoorai bespreken.

Het recht der vergelijking staat dus vast. Maar nu dan die vergelijking zelf. We noemen Bach architect. Blijkt dit uit zijn leven, of uit zijn werken? Natuurlijk allermeest uit zijn werken. Toch zijn er in zijn leven reeds tal van trekken, die op de architectonische aanleg van zijn geest vvijzen. Beginnen we daarmede. —

Bach is zelf reeds het product van het bouwen vaar een geheel geslacht. Het geslacht Bach heeft ongeveer vijftig toonkunstenaaxs voortgebracht, waarvan Johann Sebastian de voornaamste is. Zooals bekend mag worden verondersteld, leefde onze Bach van 1685 tot 1750, — het normale, bijna banale leven van een Duitsch musicus uit de pruikentijd. Wat is hierin nu, dat op het architectonische wijst?

Juist die uiterlijke onbewogenheid. Bach is een objectieve natuur. Hij declameert zijn leven niet, zooals Multatuli, hij snikt het niet uit, zooals Beet-

hoven, hij acteert het niet, zooals Wagner, hij verprutst het niet in geniale experimenten, zooals Van Deyssel, — hij bouw t. Autodidact, overwint hij de gevaren, aan de zelfvorming verbonden, door de geweldige tucht van zijn strenge geest. Geen romantische opvatting van het geniale, geen verkeerd begrip van „oorspronkelijkheid" verleiden hem te worden, wat Goethe later zou noemen een /.Warï auf eigne Hand". Bach heeft nog de echt-Middeleeuwsche opvatting van de kunst als een edel handwerk, dat men grondig leeren moet, wil men het tot meester brengen. Deze opvatting van de kunst als een edel handwerk herinnert reeds aan de architect, wiens kunst ook wortelt in het ambacht.

Nog meer. De architect, in de regel, dringt niet zijn projecten aan de wereld op, maar werkt op bestelling aan de hand van concrete, nuchtere bepaaldheden van plattegrond en ruimte. Hij moet uit de zuivere doelmatigheid, bij strenge economie der middelen, de schoonheid doen ontspringen. Welnu, ook Bach's scheppingen zijn niet geschreven in vlagen van geniale waanzin, maar werden meestal ambtshalve geleverd, ten dienste van kerk, kapel, salon of studeervertrek. Toch zijn het kunstwerken van de eerste orde.

En spraken we zooeven over Van Deyssel en diens zucht tot experimenteeren, we begrepen toen reeds, dat zulk een drang alleen kan voortkomen of uit twijfel aan — óf uit overgroot pleizier in het materiaal. De uitkomst is dezelfde: er wordt niet gebouwd. Wie 'bouwt, heeft het experiment achter zich. Bachs experimenten waren nooit zelfdoel. Hij twijfelt niet, hij amuseert zich niet, hij bouwt.

Zelfs Bachs fantaseeren, al duurde het uren lang, gold immer één muzikale gedachte. Zijn handschrift, jong gevormd, bleef verder onveranderd. Zijn autogrammen zijn duidelijk en missen de geniale inktvlekken van Beethoven. In Bachs brieven en zakelijke rapporten staat geen woord te veel of te weinig. Alles, wat van hem uitging, had iets vasts en afs.

Doch dit alles raakt nog maar de omtrek. Dichter komen we bij huis, als we gaan spreken over Bachs muzikale stijl. We willen hiervan drie sprekende trekken noemen. De eigenlijke Bachstijl consolideerde zich omstreeks 's meesters 25e levensjaar te Weimar. Hij is ten eerste een vereeniging van de Noordduitsche en de Italiaansch-Fransche stijlen. De Germaansche en de Latijnsche kunst zijn altijd verschillend van karakter geweest. Ruwweg gezegd, overweegt in het Noorden het samengestelde en diepzinnige, — in het Zuiden het eenvoudige en aanschouwelijke. In Weimar bestudeerde Bach de werken der Italiaansche meesters en betrad al spoedig ook in zijn eigen composities die wereld der schoone vormen, om nooit meer van haar los te komen. Dat zijn eigen stijl tusschen zoo verschillende werelden als de Latijnsche en de Germaansche een brug sloeg, toont ons weer Bachs architectonische aanleg. Want het geldt hier maar niet een weifelen tusschen twee stijlen, noch een karakterloos eclecticisme, maar het welbewust bijeenvoegen van ver uiteenliggende elementen tot een blijvend eigen geheel.

Nu de tweede, centrale trek. Het hoofdprincipe van de Bachstijl is: 'de zelfstandigheid der enkele stem. Niet enkel in de contrapuntische composities, maar ook b.v. in de koralen is dit beginsel streng gehandhaafd. Bach heeft dit principe aanvaard ea nooit meer verlaten, — elke stem was voor liem een afzonderlijk wezen. Wanneer in een compositie op onverantwoordelijke wijze plotseling eea extra stem zich deed hooren, was hij geneigd, verontwaardigd te vragen, waar die vandaan kwami Zal Handel nog wel eens, terwille van de welluidendheid, wat water in de contrapuntische wija doen, — I3ach nimmer. Geen wonder, dat door deze opvatting de afzonderlijke stemmen "buitengewoon welsprekend zijn geworden. Bach heeft stukken geschreven van 3 of zelfs (denk b.v. aan de „Zweistimmige Inventionen) van 2 stemmen, die een overweldigende indruk maken. Intusschen bewijst de aanvaarding van en de trouw aan zulk een streng beginsel weer de architectonische structuur van Bachs geest.

De derde trek, die we willen noemen, is de verhouding van onderdeel tot geheel in Bachs werk. Bij Bach zijn de détails niet vondsten, in de loop der compositie opgedoken, doch noodzakelijke en logische ontvouwingen uit de grondgedachte. Zij zijn alle verantwoord en dienen 'het geheel. Hoeveel boeken lijken daarentegen niet geschreven terwille van enkele mooie hoofds uk'; en, hoeveel gedichten om een paar goede regels, hoeveel verzen terwille van eenige dreupels poëzie! —

Naast Bach doet veel gesxperimenteer op mooie détails aan als decadent.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Job. Seb. Bacb, de Architect-Mysticus.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 maart 1930

De Reformatie | 8 Pagina's