GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ewestie-Ubbink.

De stemmen gaan langzamerhand z-wijgen. Slechts enkele vervolgartikelen of nieuwe geluiden dringen door.

Een nieuw geluid geeft thans ook de apeldoornsche docent J. J. v. d. Schuit, chr. geref. Deze schrijft in „De Wekker" over het geval. Aldus: V..

- - ----- - t-nA--'Tv^-'--''---•'•-'. Een iboëk als ^(^n'^IDif übbink ^.De nièuwe'^elijdehiS aangaande Schrift en Kerk" is een teeken des tijds en laat ons duidelijk zien, wat er thans zoo al in gereformeerde(? ) kringen woelt. , - U

Wij zouden nu, geloof ik, ook moeten zeggen: Een boek als van Ds Berkhoff over het chiliasme is een teeken des tijds en laat ons duidelijk zien, wat er thans zooal in chr. gereformeerde(? ) kringen woelt. Vervolgens:

Het neo-calvinisme met zijn theologie als wetenschap heeft ons nog niet veel goeds gebracht en zijn leuze: „binnen de grenzen der gereformeerde confessie", is oorzaak geworden, dat velen al te nivelleerend tegenover de confessie zijn gaan staan.

Daar zal collega Wisse toch wel even van opzien: theologie, niet als wetenschap. Overigens begrijp ik ervan, dat — om weer op het geval-Berkhoff te zinspelen — diens chiliasme, voorzoover het „grof" is, de theologie als wetenschap vertegenwoordigt, en voorzoover het dan niet-grof is, met de theologie als kerk-functie bestaanbaar. Een nieuwe kijk op de chr. geref. kerk, die, naar men weet, op haar synode met de ongrove onderscheiding tusschen grof en niet-grof Ds B.'s geval heeft afgedaan.

Hierna vervolgt het blad:

Ik herinner mij den tijd, toen wij Christelijke Gereformeerden, betoogden, dat de leere eener eeuwige rechtvaardigmaking, of der veronderstelde wedergeboorte of van de onmiddellijke wedergeboorte streed met de gereformeerde belijdenis, dat men van de andere zijde de opmerking maakte, dat wij niet moesten meenen, dat de gereformeerde belijdenis een chineesche schoen was. Hiermede bedoelde men, dat er wat ruimte voor die verschillende voorstellingen moest gelaten worden.

Eén van beide: dit zinnetjes-complex heeft een eerlijken zin, of het heeft dat niet. Heeft het dat wèl, dan moeten we concludeeren, dat de docent meent, dat elke opkomende dwaling in een kerk uit die kerk zelf verklaard moet worden; hetgeen ons dan wéér naar het chiliasme terugbrengt van Ds Berkhoff, en ons noodzaakt, dit (op het standpunt van den schrijver) uit de chr. geref. kerk verklaarbaar te achten. Die dan in dit geval den chineeschen schoen zich heeft laten aanmeten. En als dat niet waar is, dan zullen we moeten concludeeren, dat de docent nog steeds niet met eerlijken zin vermag te schrijven over de Gereformeerde Kerken en nog niets geleerd heeft van de eerlijke manier, waarop in de gereformeerde pers het geval-Berkhoff behandeld is.

Voor den buitenstaander zij er aan herinnerd, dat zulke scheurmakende artikeltjes nu uit de pen komen van een lid van den Bond van Calvinisten En dan nu dit gekerm over theologie als wetenschap

Het artikel vervolgt:

Wanneer de Christelijke Gereformeerde Kerk met groote nauwgezetheid zich aan de voorstelling der belijdenis hield, dan was dat, omdat er onder de voormannen dier Kerk geen enkele heldere kop was.

Laat men met zulk een oordeelvelling blij zijn. Zij laat het „hart" onbesproken. Want als we dit alles nu diep-gedacht moesten noemen, dan wordt de afstand grooter.

In de pers van de groep-Geelkerken spreekt Ds J. J Buskes nog steeds over het boek. In een brief aan „E." zegt hij:

Je hebt dan ook, geloof ik, ongelijk, wanneer je mij schrijft, dat je de vraag, of de kentheorie en het waarheidsbegrip van Dr Ubbink, door ons aanvaard kunnen worden, van ondergeschikte beteekenis acht. Deze vraag is, het blijkt vooral bij Dr Ubbink's beschouwingen over het getuigenis van den Heiligen Geest, van fundamenteele beteekenis. Persoonlijk zou ik tegen Dr Ubbink's boek niet zooveel bezwaar hebben, indien ik hem hier kon volgen, maar het is mij onmogelijk.

Ds Buskes komt — het zal „Oom Jan" we] spijten — tot dezelfde conclusies als „De Reformatie":

Het staat voor mij vast — ik heb Dr Ubbink's weer-- gave van Calvijn's opvatting van het getuigenis van den Heiligen Geest met deze opvatting zelf vergeleken — dat Dr Ubbink's Calvijn-interpretatie onjuist is. Wel geloof ik, dat Calvijn het Testimonium, inderdaad betrekt op den inhoud der Schrift en dat dit getuigenis van den Heiligen Geest door Calvijn meer als een bewerking van den mensch dan als een getuigenis wordt beschouwd.

Maar van Dr Ubbink's kennisbeschouwingen vind ik bij Calvijn niets terug.

Eveneens hier: .

Maar hier ligt nog niet mijn grootste bezwaar. Dat ligt elders. Daar, waar Dr Ubbink ook ten opzichte van de Schrift zegt, dat wij zoo aangelegd zijn, dat wij waarheid en leugen kunnen onderscheiden.

Hier zit weer de kennisbeschouwing van Dr Ubbink achter. Ook zijn waarheidsbegrip.

Calvijn staat hier zeker niet naast Dr Ubbink. Lees de Institutie in de vertaling van Dr Sizoo, Eerste Boek, hoofdstuk VII en VIII.

Calvijn zegt zeker, dat wij, als wij zuivere oogen en gave zinnen tot de Schrift brengen, dat ons dan terstond Gods Majesteit ontmoeten zal, maar het zit 'm bij Calvijn nu juist in dat „als". Wij hebben nu eenmaal geen zuivere oogen en geen gave zinnen. Het wilsleven speelt hier ook een rol en grijpt in het kenleven in. Ik kan de Schrift niet verstaan, dan nadat ik door den Heiligen Geest van mijn.geestelijke blindheid verlost ben, zegt Luther. En mijn persoonlijke ervaring is, dat hij volstrekt gelijk heeft. Daar-. om kan ik ook niet, gelijk Dr Ubbink het doet, spreken over de ontwikkeling van den natuurlijken tot den geestelijken mensch. Hier kan van ontwikkeling geen sprake zijn. De overgang van vijandschap tot liefde, van onwil tot bereidheid, van duisternis tot licht, van dood tot leven kan nooit omschreven worden als een ontwikkeling.

Tenslotte nog dit uit het artikel van Ds Buskes:

Wanneer er geen bijzonder getuigenis van den Heiligen Geest noodig is en wanneer het waar is, dat de mensch er op aangelegd is, om waarheid en leugen te onderscheiden, moet het mogelijk zijn — gezien de eenheid van het menschelijk kennen, dat door Dr Ubbink aanvaard Wordt — onze medemenschen van het goddelijk gezag der Schrift te overtuigen, hetzij zij dat gezag aanvaarden of verwerpen.

Maar deze mogelijkheid bestaat m.i. niet. De natuurlijke mensch verstaat niet de dingen, die van den Geest van God zijn. Hij kan dat ook niet, omdat deze dingen alleen door den Geest onderscheiden worden.

Naar waarheid spreekt Ds Buskes, enkele zinnen erder, uit, dat wij hier terecht komen bij het leerstuk er uitverkiezing. Ook hieraan dacht ik, toen ik vereden week opmerkte, dat Dr Ubbink maar 2 artikelen (Schrift en kerk) behandelde, maar dadelijk van alle anten zou vastloopen, zoodra de andere artikelen ouden worden uitgewerkt, door hem of anderen. Daarm is het ook onbegrijpelijk, dat antirevolutionare laden direct of indirect afwijzend staan tegenover de fwijzing van dit boek. Ze ondergraven daarmee eigen ositie. Het kleed der waarheid is één. En het leven s ook één.

Ds H. J. Heida vervolgt zijn artikelenreeks en bepreekt nu de kwestie van de kerkelijke tucht. We lezen:

Het woord: hij zij u als een heiden en tollenaar, is voor hem niets anders dan dat iemand zichzelf van de gemeente heeft losgemaakt.

Al wat het actief optreden der broederen en der gansche gemeente in het getuigen tegenover den zondaar geldt, wordt uit het oog verloren.

Het zijn als een heiden en tollenaar staat niet in de geringste betreking tot het Koninkrijk der hemelen, terwijl Jezus er toch juist op laat volgen: „Voorwaar zeg ik u: al wat gij op de aarde binden zult, zal in den hemel gebonden wezen; en al wat gij op de aarde ontbinden zult, zal in den hemel ontbonden wezen".

Dr Ubbink moge nu zeggen: het woord: hij zij u als een heiden en tollenaar, is niets anders dan zichzelf van de gemeente losmaken, alsof het op deze wijze buiten de gemeente gezet worden niet in het geringste verband met het Koninkrijk der hemelen zou staan; zoolang de Heilige Schrift voor ons nog is openbaring Gods en hier woord van Christus zelf, houden wij het met de toepassing van dit woord in de Gereformeerde Kerken: en mitsdien door God zelf uit het Koninkrijk der hemelen gesloten worden.

In verband met het bekende geval van 1 Cor. 5:

Wat'in 1-' Cor. 5 vermeld staat, is voor Dr Ubbink» een uitzonderingsgeval.

In zooverre het hier geldt een toepassing van de apostolische macht, kunnen wij dit toestemmen.

Ook wat betreft de bedreven zonde, willen wij dit gaarne hopen. Hieruit echter alleen afleiden, dat zulk een uitzonderingsgeval leert de onthouding der Kerk tegenover publieke zondaren die zich verharden, , is een conclusie, die kant noch wal raakt; dezelfde conclusie, die men zou kunnen maken door te zeggen: bij heel bijzondere schandelijke overtreding wordt direct heel buitengewoon, onmiddellijk opgetreden, dus behoeft bij minder ingrijpende heelemaal niets teworden gedaan. De conclusie moet alleen zijn: door dit bijzondere komt het recht tot tucht vast te staan en op deze gevallen moet naar den aard der overtreding op eenigszins andere wijze worden gehandeld.

Tot zoover Ds Heida over het boek van Dr U. Dezelfde schrijver komt ook terug op de „voorbehouden" stem ter vergadering van de classis Woerden, en vraagt: , , ., - „^.

Een voorbehoud kan soms een vreemd ding zijn, soms heel de positie van een procedure in helder licht zetten.

Als het moet van het dwaalspoor terugvoeren. Welk bezwaar is er na Ds Buskes' openbaring het

In „De Wachter" schrijft Ds Rietberg nog:

Door een tweetal lezers werd hierbij nog deze vraag gedaan: heeft Dr Ubbink gelijk, wanneer hij in zijn protest zegt, dat hij alléén geschorst is om afwijking van de algemeene gangbare Schriftopvatting en Biet om afwijking van de Schrift zelf of van de belijdenis.

Dr Ubbink zegt het inderdaad in zijn protest.

Maar — hij vergist zich hierin.

Natuurlijk is het te begrijpen, dat Dr Ubbink dit verklaart, 't Was te verwachten, dat hij op dit standpunt zich stellen zou, en zou meenen geheel in overeenstemming te zijn met de Heilige Schrift en de Gereformeerde belijdenis.

Alleen dit moet er bij: de Schrift en de belijdenis zooals hij die opvat, niet zooals onze Kerken er over denken.

En — om dit alléén nog even te herinneren — voor hem is de Schrift: Gods Woord, dat in een zeer menschelijken, gebrekkigen vorm tot ons komt. De gedachte, dat de Heilige Schrift onfeilbaar is, behoort volgens hem in de heidenwereld thuis.

Nu is het niets nieuws, dat iemand, die afwijkt, zegt: ik wijk niet af van de Schrift en de belijdenis, doch alléén van een bepaalde Schriftopvatting. We hebben dat in 1926 en 1927 ook gehoord.

En de kerkgeschiedenis leert ons, dat dit telkens is v: Oorgekomen~ — , . ., , . ... „..

Misschien kan ik er als mijn meening naast plaatsen, dat, indien Dr Ubbink van de Schrift afwijkt, de kwestie, of de Schrift van God is, dan wel van mijn keukenmeisje, daarmee niets te makön heeft. Zeker, iemand kan wel zeggen: de Schrift is geen eenheid, en strijdt tegen zichzelf. Dat is tenminste een bewering. Maar overigens is dat naar voren brengen van de Schrift beschouwing een verwarrend ding, in betoogen als Dr U. geeft.

Een ontdekking vaa „De Nedecrlander".

„De Nederlander" heeft ontdekt, waarom ondergeteekende zich niet kan vereenigen met de theologie van Karl Barth. Dat heb ik zelf ook wel gezegd, in blad en tijdschrift, maar het blad is natuurlijk niet zoo simplistisch, mij naar mijn eigen zelfverklaringen te verklaren. Vandaar, dat in het nr van 28 November, dat mij door een correspondent werd toegezonden (de passage is geknipt uit de recensie over een boek) gezegd kan worden:

De schrijver keert zich hier met name tegen Karl Barth en de zijnen, die hij reeds in zijn woord vooraf Tan leugengeest beticht. Dergelijke sterke uitdrukkingen komt men telkens tegen.

Dat zulke reactie van deze (Neo-Calv.) zijnde vroeg of laat moest komen, stond van te voren vast. Zoo is in „De Reformatie" Ds K. Schilder reeds opgekomen tegen de nieuwe leer. Men zou kunnen zeggen, dat in deze felle reactie, die klaar staat met het ban vonnis, de christelijkheid zich verweert tegen den modernen mensch, die door Christus gegrepen, Zijn universeele beteekenis tracht te belijden. Niets anders dan dit laatste heeft Karl Barth gedaan in zijn commentaar op den brief aan de Romeinen.

Het schijnt, dat de recensent mijn anti-barthiaansche opmerkingen anders dateert, dan noodig zou zijn. Overigens lijkt me de schrijver in dit artikeltje een man, die „klaar staat", en dan wat al te gauw, met „een ban vonnis". Leuk is het, dat een ander schrijver, Ds Aalders, in „Woord en Geest", eens de barthiaansche ideeën verdedigde, en in verband daarmee mij juist cultuurhoogmoed verweet. Vandaag staat mijn en anderer christelijkheid tegen het „moderne", en morgen verzwagert ze zich met „het moderne". Intusschen zijn er nog lezers, die begrijpen, dat tusschen het „christelijke" en het „moderne" elke tegenstelling dwaas is, juist op het standpunt der calvinistische critiek.

Ons Wad, volgens „De Nederlander" toenaderingsgezind.

, fie Nederlander" (12 Dec. 1931) neemt in de rubriek „Uit het Geestesleven" over wat Ds Broekstra van Rijnsburg in aansluiting aan den door ons vermelden Open Brief van Ds Boeijinga opmerkte in „Leidsch Kerkblad". Men herinnert zich de situatie: Ds Boeijinga schrijft een open brief aan zijn chr. geref. collega: goeie man, zeg nu eens, waarom wij zulke ketters zijn, dat gij eiken Zondag aan God verklaart: met die menschen kaniki niet samenbidden. „De Reformatie", blij, dat een ander het nu óók eens zegt; neemt het over. Ds Broekstra leest het. En zegt, niet zonder ironie •— want hij kent zijn pappenheimers —:

Als het waar is, dat wij zoo afgeweken zijn, dan wordt het meer dan tijd, dat vrij tot den goeden weg terugkeeren; Gelukkig is er nu hoop, dat wij de beschuldiging zullen zien bewijzen. Wij gaan een goeden tijd tegemoet, want we zullen niet alleen wijzer worden, maar we krijgen ook een kans, dat we onze dwalingen duidelijk leeren inzien.

Tot dusver speelde men van Chr. Geref. zijde in dit opzicht een beetje schuilevinkje, maar nu zal er helderheid en klaarheid komen. Zouden we daarover niet verblijd zijn, amice? Ge zult met mij zeer belangstellend uitzien naar de nadere uiteenzetting van de betwiste punten en ik beloof het u, voor zoover ik in de gelegenheid ben, geheel op de hoogte zal houden.

En nu schrijft „De Nederlander":

Dat is een hang naar toenadering, ja eenheid, die weldadig aandoet.

Elders in hetzelfde nummer een nog bewijs van dezelfde geesteshouding. duidelijker

Prof. Bouwman komt daar op tegen de stelling van Prof. Watering, dat „de gereformeerde kerk d e openbaring is van het lichaam van Christus".

Wel wil hij zeggen: de zuiverste van het lichaam van Christus. openbaring

Weliswaar heeft Prof. Bouwman in het door „De Nederlander" bedoelde blad geen letter geschreven, en bestaat Prof. Watering niet, maar dit is niet erg. We verblijden ons, dat „De Bazuin" en „De Reformatie", inzooverre deze al jaren lang de vraag van Ds Boeijinga gesteld en de adhaesie van Ds Broekstra daarin vernomen hebben, thans worden geprezen vanwege onzen grooten hang naar toenadering. Dat hooren we niet alle dagen, en toch zijn we overtuigd, dat de lof betajnelijk is dezen keer. Overigens kan misschien „De Nederlander" erbij vertellen, dat Ds Broekstra in hétzelfde blad reeds heeft meegedeeld, dat de chr. geref. dominee, aan wien Ds Boeijinga schreef, geweigerd heeft het door Ds Broekstra gehoopte licht te ontsteken. Hetgeen wij van te voren al wisten, evenals Ds Broekstra. We komen dan tot de werkelijkheid: de chr. geref. kerk „hangt" niet naar toenadering, en Ds Broekstra met „Prof. Watering" wél.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's