GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Oe toren van Constandza.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Oe toren van Constandza.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Even ten westen van de Rhöne-monden ligt, op eenige kilometers afstand van de Middellandschezeekust, een uiterst merkwaardig stadje: Het is omstreeks 1240 gesticht door Lodewijk den Heilige als basis van de kruistochten die deze vorst zich had voorgenomen te ondernemen en het kreeg zijn naam naar de moerassen in het midden waarvan zijne fondamenten werden gelegd, Aigues-Mortes (Doode Wateren).

De vestingwerken zijn nagenoeg intact gebleven en nog altijd spiegelen de geweldige muren met hmi. kanteelen en bastions zich in het blauwe water van het strandmeer dat de stad van de zee scheidt.

Behalve op de tijden waarop menigten van toeristen uit alle oorden der aarde, maar voorname-Iqk uit Frankrijk zelf, Aigues-Mortes komen bezoeken, ligt het heele dagen te droomen onder de strakke blauwe hemel; de barre zon bestraalt het, de warme wind vaart erover heen met zijn weemoedige stem. En gelijk het daar ligt, bleekgoud op diepblauw, in onbewogenheid en afzondering, zonder leven, zonder welvaart, zoo ligt het daar reeds drie rhaal de gansche tijdduur van het rijk der Tien Stammen. De eeuwen zijn er om heen gewenteld zonder één zichtbare verandering aain te brengen. ^

De fantazie van den eenzamen reiziger heeft vrij spel. Hij roept zich voor den geest een bont gewemel van gemalied en geliarnast krijgsvolk, wuivende vederbossen, wapperende vaantjes, lansen, knotsen, morgensterren en zwaarden en zware paarden die ingescheept worden op doggelende karveelen, welke aanstonds met zwellende zeilen de Grau-du-Roy (haven des Konings) zullen uitvaren naar de bolwerken van het Moorendom aan do Afrikaansche kust.

Er is nog iets dat Aigues-Mortes maakt tot een geheel eenig plekje op de wereld, dat het maakt tot een uitgelezen plaats der stille overdenking en tot een bedevaart van duizenden.

Ziet gij ginds, even buiten de rooilijn der muren die zware toren, log en rond als een olifant, en waarvan de bovenste en eenige trans met zijn naar buiten afgeholde kanteelen één slanke, in getraliede lantaarn toespitsend uitkijktorentje draagt? Dat is de beruchte toren van Constandzaj in de Middeleeuwen reeds gebruikt als staatsgevangenis, maar sinds de herroeping van het edict van NanteSj meer in 't bizonder aangewend voor Hugenotenvrouwen, welke de Moederkerk niet bereid vond te'breken met de Heilige Schrift als éénige kennisbron aangaande God en de zaligheid.

Op de tweede verdieping is een ruime ronde zaal die haar licht ontvangt voor vier schietgaten. Eén uitgang is er naar beneden, welke alleen de wacht gebruiken mocht, één is er naar boven, naar het torendak, waarop, eens per dag, de gevangenen mochten komen ter recreatie; één opening is er in het midden van de zaal, waardoor het brood der bedruktheid en het water der bedruktheid naar boven werd gebracht.

Op die vloer heeft het stroo gelegen dat tot ligplaats, tot rustbed, ziekbed, sterfbed moest strekken der veroordeelde vrouwen.

In deze ruimte hebben tal van meisjes har© jeugd den Heer ten offer gebracht. Er zijn er geweest die twintig, dertig, veertig van hare kostbaarste levensjaren hebben doorgebracht zonder verkwikkend woord, zonder Heilige Schrift, zonder noemenswaardige gemeenschap met d© buitenwereld, in "folterende onzekerheid omtrent het lot van hare echtgenooten, kinderen, verloofden, allen vluchtend voor het aangezicht van bekeerders, ©n dag en nacht in gevaar van foltering, galeien, rad, galg, brandstapel.... of afvalligheid. Vrouwen, die in de eindelooze reeks van sombere dagen geen kinderlach hebben gehoord, geen kind hebben Tcunnen troosten of aan het hart drukken^ want daar werd men alleen maar oud, en stierf wanneer het God behaagd© het lijden te veranderen in heerlijkheid.

Van bare levens is uiterst weinig bekend, van enkelen slechts zijn de namen bewaard gebleven. Hare woorden zijn niet opgeteekend, de klanken der psalmen die zij, poover en kunstloos, hebben gezongen in de diepten van hare ellenden, zijn meegevoerd door de winden die daar rusteloos over het vlakk© veld varen.

Toch is er één ding, ©en woord van haar_, overgebleven, dat overvloediglijk sprake uitstort, één woord dat velen heeft in het hart gegrepen tot bemoediging, tot beschaming en berouw.

Op de rand van de put waardoor het voedsel der gevangenen naar boven werd geheschen, staat, met duidelijke schrijfletters in een der steenen gekrast: Résister (Wederstaal), 't Is neergeschreven zooials het in vele dialecten van Zuid-Frankrijk werd en nog wordt uitgesproken: register. De overlevering, waaraan geen enkele consideratie ons noodzaken zou te twijfelen, zegt dat het met een breinaald in de harde steen is gekrast door Mari© Durand, de zuster van een der predikanten uit d© Woestijn die de goede belijdenis op het schavot heeft geboet. Zij is het, . die van haar zestiende tot haar drie-en-vijftigst© jaar in de toren van Constandza opgesloten is g©w©est.

Dat enkele woord is de eenige stoffelijke rest van ongemeten leed waaraan men niet kan denken dan met tranen en diepe ontroering; maar tevens een blijk van 'sHeeren gunst over de weerlooze getuigen welke Hij riep om te lijden voor de eer Zijns naams.

Dat woord is een aansporing om staande te blijven in het allerheiligst geloof, een belijdenis en een levensprogramma, en voor het nageslacht een kloek en aangrijpend getuigenis van ongebroken geloofskracht.

De schrijver van het door mij vertaald© en in 1930 door „Holland" uitgegeven Monestié Ie Huguenot, Raoul Stéphan, heeft een kleine vertelling geschreven, waarvan het woord van Marie Durand het middelpunt vormt en waarvan ik de vertaling laat volgen.

Een aandoenlijk detail geeft een bizonder acc©nt aan zijn verhaal. De schrijver deelde miji mee, dat een© van zijne voorouders, Madeleine Nivard, echtgenoot© van Savarin, negen-en-twintig jaren in de toren van Constandza opgesloten is geweest.

Ik geef nu gaarne het woord aan den talentvollen auteur.

Marmelstein.

De steenen zullen roepen.

(Lukas 19:40).

Zij wist niet hoe het gebeurd was. De vorige avond had ze T h a ï s gezongen, in Nimes, voor een stampvolle, geestdriftige zaal. Van de balcons had het bloemen op haar geregend. Zij had zich zoo volkomen ingewerkt in de aandoenlijk© figuur van d© Egyptische, aan geheel haar wezen ontvloeide zulk een hartstochtelijkheid, haar stem had die zoetsmeltende muziek gemaakt tot een betooning van luister ©n kracht. De ontroering des vleesches was geworden tot geest, tot een hart, dat zijn wanhoop uitschreide of zijn zege zong.. • Een rol, anders niets, meende ze. Die emotievolle avond had haar niet belet om diep en zonder droom te slapen. En toen 's morgens, vrij laat, waren ze op weg gegaan, omwuifd van lentewind en overgoten van zonneschijn, naar Aigues-Mortes, als jolige menschen in de auto van Lucien Narbonne. Maurice Lambert m©t zijn geweldige schoJiders en zijn leuke zuidelijke snoet was ongelooflijk geestig geweest. Maud en Gaby uitgelatener dan ooit.

En ineens deden die naakte vestingmuren met hun streng© kanteelen, hun gevaarten van toren^ oprijzen in haar hart een vage, verre, vreemde wereld.

— Wat een anachronisme die muren! in de eeuw van bombardementsvliegtuigen en dikke Bertha's, snierde Lambert.

— 't Lijkt wel een tooneeldécor, zei Gaby. — 't Is niet zoo mooi als Carcassoime, schetterde Maud.

Carcassonne! daar dacht ze juist aan. Maar neen, de beroemde muren van die middeleeuwsche sterkte liadden haar nooit deze ontroering gegeven.

Bij het fijne dejeuner maakten de kostbare wijnen liet gezelschap extra-geestig; zij sloofde zich uit om mee te doen.

— Wat scheelt jou toch, lieve schat? zei Gaby, je kijkt zoo ernstig.

Met een gedwongen glimlach protesteerde ze:

— Mij scheelt niets, hoor!

— Wedden dat ze verliefd is! schertste Maud ïuet een guitige vinger omhoog.

— Hè! 'kwO'U dat 't op mij was! zuchtte Naxbonne met zoo een arme-jongensgezicht, dat iedervon het uitgierde.

En daarna, toen de heeren vonden dat de spijsvertering het toeliet, gingen ze de stad bekijken.

— Morte, morte, Aigues-Mortes! i) Dat zotte rijm i; .mimelde in haar hoofd als een rinkelbel. Werkte de wijn dat uit? Neen toch? ze was volmaakt bij haar positieven, maar te veel dingen drongen zich aan haar op, dan dat ze er de baas van bleef. Vooral was ze overheerd door den indruk dat ze dit alles reeds vroeger had gezien.

— Nu ja, dat komt uit. Ik heb verscheidene iraalen ansichten uit Aigues-Mortes ontvangen... En vooral in spoorwegcoupé's, die kleurfoto's boven il o banken, aan weerskanten van de spiegel. Maar ze moest wel erkennen dat ze de meeste steden 41© ze in de loop van haar tooneel-tournée's had hezocht, eerder had gezien als fotoi, dan in de werkelijkheid. Welnu, nooit wedervoer haar die onzegbare emotie 'als van gemeenzame, teruggevonden dingen; een beklemmende ontroering, omdat het was alsof al deze dingen haar een verwijt maakten van haar vergeten, van haar tegenwoordig leven, van de ongebondenheid van haar tegenwoordig leven.

Ze had het 't ergst te verantwoorden in de toren van Constandza toen ze de uitgesleten treden, tus-^=chen de heklemmend dikke muren, besteeg... l te moed ontzonk haar. Ze wendde voor, dat ze zich tdet prettig gevoelde, verHet haar gezelschap, dat 2.e afsprak weer te zullen ontmoeten in het restaurant. Zij hep dolend langs de wallen, het hart in nood en met oogen die niets zagen. Aan de voet van de toren der Bourgondiërs, schoot een dronken varensgezel naar haar toe, die haar onbehoorlijke complimentjes maakte: ze vluchtte weg. Een kleine zigeuner op bloote voeten maakte het haar lasting: xe haalde een biljet van vijf francs uit haar hand-Uschje en wierp het hem toe. Maar een oogenbhk later waren er wel tien achter haar aan, morsig «n met hakende vingers. Koeterwalend en kermend. Gelukkig kwam een agent opdagen die haar bevrijdde. Ze ging weer terug in de stad, liep door slecht geplaveide straatjes èn bevond zich eensklaps weer voor de toren vaiT Constandza.

— TSfeen maar, ''tis zot, ik wil die toren zien! Ze trad binnen: de gids was weer alleen.

— Ja, de heeren en dames zijn nog geen tien minuten geleden weggegaan, met m'n zoontje, over de rondgang. Als u ze wilt inhalen...

— Neen, ik wou de toren ook zien.

Goedwillig, zei de geleider zijn les nog eens op. Zij gevoelde zich sterker, vastberadener. Maar op de tweede verdieping, toen ze zich bevond in de bekende ronde torenkamer waar de wijduitloopende schietgaten de dikte der muren geven te zien, toen scheen het haar ineens of haar voorbjje bestaan was weggevaagd en dat ze reeds sinds jaren tusschen die steenen leefde. Het was een indruk van smart en van innerlijke vrede tegelijk, ©en indruk die van binnen tot haar kwam, van heel ver weg en die in haar deed oprijzen een wereld van schimmengestalten. De gids praatte maar door. Hij liet haar zien onder het beschermende gaas d©'gebiedende woorden met een breinaald, zeide hij, ingekrast: Résister. Hij herinnerde aan de eindelooze marteling der Hugenoiten-vrouwen in deze gevangenis opgesloten, hij citeerde namen: Marie Durand, de meest beroemde, die eerst op haar drie-en-vijftigste jaar er uit kwam_, na acht-en-dertig jaren opsluiting, Madeleine Nivard, die er negenen-twintig jaar zuchtte, Anne Goutez ...

Toen kwam de plotselinge openbaring, de herrijzenis in het geheugen van een beeld dat tot hiertoe bedolven was geweest, als een die in 'n diepe kolk verdwenen was en die op zekeren dag, opgestuwd door de troebele werking van het bo^ demwater, zijn doodsgrijns aan het daglicht gaf.

En hier is die beeltenis welke in haar .oprees: een oude tante uit de Oévennes, met een gezicht vol rimpels en geheel gebrekkig, maar met sterke schonken en scherpe oogen, boog zich over haar blonde haren, over haar raeisjeshoofd, met deze woorden:

--Solange, mijn kindje, een overgrootmoeder van ons heeft gevangen gezeten in de toren van Constandza, ze heette net als ik, Goutez, Anne Goutez. En je moeder wil niet, dat je lid van de Kerk wordt! God geve dat het nog verandere! Dat gebeurde in Toulouse, waar hare ouders woonden. De oud© tante was dood, moeder was dood. Solange was groot geworden, ze was op het Conservatorium gekomen, ze was een beroemd© actrice, een groote zangeres geworden, zij had Thaïs gezongen, en zij had ook als Thaïs geleefd, ja, heelemaal. En < Je blik van de oude tante en hare woorden, waren nooit meer in haar geest opgekomen. Maar de dingen hebben een ziel em de steenen hebben een stem. En dan, er is Eén die gezegd heeft: „Ik sta aan de deur en ik klop". Wat mocht de oude tante dat woord graag zeggen. En al dat oude kwam nu naar boven. Rondom di© steenen zweefde iets van de ziel van ©en Marie Durand, en een Anne Goutez, en zij, Solange Larnac, de groote zangeres, de beste vertolkster van Thaïs, och, och, zij was, wellicht het eenige wat op aarde van het vleesch en het bloed van Ann© Goutez over was.

Wie had eens tot haar gezegd: „De dooden regeer©n de levenden"? Het was iets geweldigs, hoe die dooden, die onder deze gewelven hadden geleden, hare ziel waren in gevaren, het was alsof haar verleden werd uitgerukt, of een groote storm blies over haar ongebonden leven, het woord dat alles in puin werpt: „Verkoop wat gij hebt en vojg mij". Niet morgen, niet aanstonds, maar terstond. Zij hoorde het lesje van. den gids niet meer, die maar doorsprak, gevleid e©n zoo aandachtige bezoekster t© hebben... Zij hoorde slechts de spraak van deze steenen, de schreeuw van dat graveersel, de subheme tweespraak tusschen deze gewijde muren en wat er aan heldeimioed was in haar verderfehjk vleesch.

Zij voegde zich niet meer tot het gezelschap van de dikke Lambert, noch van de verliefde Narbonne, noch van Maud, noch van Gaby. Zij liet een briefje voor hen achter en nam een taxi naar Montpelher, omdat ze geen ander middel zag ter onmiddellijk© ontkoming. Een matelooze vreugde bezat haar. Zij voelde zich als werd ze g©dragen door d© lucht. „Verkoop wat gij hebt en volg mij".

Een jaar daarna v©rnam©n wij uit d© kranten dat Solange Lamac, die gebroken heeft met haar tooneelcarrière, om zich geheel te wijden aan den arbeid der liefde, er in heeft toegestemd om haar stem weer te laten hooren op een weldadigheidsfeest. Zij heeft het eenvoudige „Nader mijn God, bij U" gezongen, aangrijpend breed en diep. En wie had het ooit gedacht? Er is geen lach of spot gehoord'. Lucien Narbonne verborg zich diep in zijn log© om zijn ontroering te verbergen. Ontroering van het vleesch of van den geest? 'Wie zal het zeggen... de mensch is zoo wonderlijk gecompliceerd.

Raoul S tcphan.

Toumon-sur-Rhöne.


^) Onvertaalbare woordspeling. Aigres-Mortes beteekent mmers ; Doode wateren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Oe toren van Constandza.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 december 1931

De Reformatie | 8 Pagina's