GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Kruis van deu Helland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Kruis van deu Helland.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX.

De Gereformeerden hebben ten opzichte van het gebruik van kruis en crucifix een andere houding aangenomen dan Luther en de Lutherschen.

Zij stelden zich op ©en radicaal standpunt.

Zij wilden noch in de kerken, noch in de huizen van crucifixen en kruisen weten en hebben oofc de zede van het kruis-slaan laten vEuen.

Onder de Gereformeerden heeft de vurige en welsprekende Willem Farel, de reformator van Geneve en Neufchatel, de man die Calvijn bewoog om in Geneve te blijven, een geschrift aan ons onderwerp gewijd. Het draagt tot titel: „Het ware gebruik van het kruis van Jezus Christus" en werd in 1560 uitgegeven. Het is opgedragen „aan den zeer dooduchtigen vorst Jan, graaf van Nassau, Saarbrücken, Niors en Sacverden" (een ander dan de voorvader van onze Koningin, de broer van "Prins Willem).

ïot welke onzinnige en godslasterlijke beweringen de kruisvereering was gekomen, blijkt bijvoorbeeld wel uit het vierde hoofdstuk van Parels werk.

Hij spreekt daar over „schrijvers en predikers der papisterij", die „in de prediking van den dood en het lijden van Christus aan het arme volk leeren, dat tijdens de lijdensweken er geen bevel is, tot den Vader te gaan om tot Hem te bidden, aangezien Hij niet heeft willen hooren noch verhooren het gebed van Zijn eigen Zoon, hoewel Hij zich ter aarde wierp, lang en verscheidene malen bad en Zijn zweet zelfs werd gelijk groote druppelen bloeds. Zij zeggen ook, dat men niet tot den Zoon moet bidden, daar Hij geperst wordt om te bidden voor zichzelf en niets voor zich verkrijgt en dus nog minder kan verkrijgen voor anderen. Wat den Heiligen Geest aangaat, zij zeggen, dat men Hem niet te hulp moet roepen noch Zijn genade vragen, daar Zijn meesterstuk vernietigd en ter dood gebracht wordt, te weten Jezus Christus, die van den Heiligen Geest is ontvangen. Hiermede zeggen deze ellendigen, zich afwendend van God den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest, dat er nïets anders blijft dan het kruis, waartoe men moet vluchten in den lijdenstijd en ze zeggen en vermanen mèt hen te zeggen: Ik groet u, o kruis! eeifige hoop in-deze lijdensdagen. Vermeerder de gerechtigheid aan degenen, die God liefhebben en vreezen en bewijs genade aan de schuldigen".

Farel roept uit: Deze ongelukkigen beweren, dat men niet tot God moet gaan, dat de deur tot Hem ons gesloten en het kruis onze eenige hoop is, dat h©t kruis doet wat de Vader niet wil, de Zoon niet kan, de Heilige Geest zich niet verwaardigt te doenl , ', Zou ik bij het hoor©n van zulke lasteringen kunnen zwijgen? Zal ik zoo ontrouw zijn aan God en Zijn eer niet in acht nemen, die hier geheel en al met voeten getreden wordt? Zal ik zoo onmenschelijk en wreed zijn jegens mijn broeders, dat ik duld, dat ze zoo worden vergiftigd? "

Farel vangt • zijn geschrift aan met te doen uitkomen, dat het kruis op zichzelf, los van Jezus, geen beteekenis heeft.

„Indien het waar is" — zoo zegt hij — „dat het Woord Gods, met de heilige sacramenten verbonden, aan deze het wezen geeft en ze heilig maakt en krachtig en wei: kzaam in degenen, die in het Woord des levens gelooven en 'die ze naar dat Woord ontvangen — zoo is het gemakkelijk te verstaan, dat hetzelfde kan gezegd worden van het heilige kruis van Christus, wanneer Hij er aan is gehecht en er het werk onzer verlossing aan volbrengt.

Voorzeker mogen wij dit kruis, zoo met Jezus Christus bekleed, grootelijks roemen en we kunnen niet anders dan het in buitengewone hoogachting houden, inzooverre Jezus Christus er aan hangt.

Maar gelijk het een misbruik ©n een zeer zware zonde voor God is, het water, het brood en den wijn voor sacramenten t© houden, wanneer het Woord er niet mee verbonden is, zoo ook kan het zien op het kruis voordat Jezus Christus er aan hangt of als Hij er niet meer aan hangt, of liever gezegd: het zien op iets and©rs dan Jezus Christus, niet met het Woord Gods in overeenstemming gebracht worden, noch voor iets anders worden gehouden dan voor pur© superstitie en afgoderij en voor geheel het tegenovergesteld© van den plicht der Christenen.

Ik prijs het kruis zoolang Jezus Christus er aan. arbeidt en lijdt, maar ik verfoei wat van het kruis gezegd en gemaaltt wordt om het te verheerlijken zonder Jezus Christus, voordat Hij er aan is gehecht of nadat Hij er is afgenomen.

Wehiu, ik heb gezien bij ervaring, - dat het hout alleen, zonder dat Christus er nog aan hangt, en zelfs datgene, waaraan Hij nooit heeft gehangen, meer zelfs: het teeken van dit hout, in zoodanige achting is bij allen, dat wat aan 'Christus aUeea toekomt gegeven vvrordt aan dit kruishout en aan het kruisteeken. Hierin wordt groote afgoderij bedreven. Dit is niets dan verdoemelijke superstitie."

Tegen verschillende uitspraken, door kerkvaders "omtrent het kruis geddan, komt Farel ia dit tractaat. in verzet.

Zij hebben b.v. gezegd: door het hout zijn wij schuldig geworden, eveneens door het hout ontvangen wij kwijtschelding; dezelfde stof, die oorzaak is geweest van 's menschen dood, wordt het geneesmiddel, dat hem behoudt.

Farel bestrijdt zulke uitspraken en zegt: „Men moet het hout niet zoo beladen en er niet zooveel aan toeschrijven, noch ten goede noch ten kwade. Liever dan het hout van den boom der kennis en het hout van het kruis tegenover elkaar te stellen, moeten wij spreken, zooals de Schrift doe-t, van Adams ongehoorzaamheid, die ons tot zondaars heeft gesteld en van gehoorzaamheid van Christus, waardoor wij tot rechtvaardigen gesteld worden. De vergeving der zonden ligt niet in het hout, maar in het bloed van Jezus. Daar is voorwaar iets anders noodig om den mensc"h te verlossen dan het hout van het kruis en aan alle hout, dat er ooit geweest is, dat er ïs óf wezen zal, 't zij het levend, groen en vruchtdragend is of dood en verdord zooals het kruishout".

Vooral polemiseert hij tegen den kerkvader Ambrosius, die Heiena's zoeken en vinden van het kruis geestdriftig verheerlijkt heeft.

Ambrosius beweerde, dat d© Geest Helena geïnspireerd heeft om het hout des kruises te zoeken.

Farel zegt hiervan: dat kan Ambrosius niet bewijzen met de Schrift, tenzij dat hij den kwaden geest bedoelt. Want ten eerste heeft de Heilige Geest nooit meer eenig mensch geïnspireerd zooaJs Hij de Apostelen geïnspireerd heeft. Ea ten tvreede is het zeggen, dat de Heilige Geest inspireert («n het hout des kruises t© zoeken, in strijd met Zijn natuur. Want Zijn natuur is juist: onze harten van do zichtbar© en aardsche dingen af te trekken en ze te trekken tot het hemelsche en onzichtbare.

En als dat van God geweest is, dat Helena het kruis ging zoeken, wat moet men dan zeggen van de, Apostelen, van de heel© kerk van Jeruzalem, ook van Jozef van Arimathea en Nicodemus, die er niet voor gezorgd hebben om het kruis weg _te halen of om met het lichaam van Jezus ook Zgn kruis te vragen? En Paulus, die Christus den ge-

kruisigde zoo hoog heeft geroemd, hij heeft wel geschreven, dat hem boeken, perkamenten en een réismantpl 'zouden gebracht worden, 'tis wel een wonder, dat hij niet veeleer gevraagd heeft, dat het kruishout hem zou worden gebracht. Diezelfde Paulus berispt wel scherp het veinzen van Petrus en allen, die de besnijdenis willen invoeren, waarom berispt hij niet degenen, die het kruis in den grond laten verrotten ?

Helena, in plaats van het kruis te zoeken en de nagelen aan Constantijn voor zijn paard en zgn helm te geven, had beter gedaan als zij er op gewerkt had, dat haar zoon in het openbaar Christus Tjeleed, zich liet doopen en liet avondmaal gebraikte, waaj hij mee gewacht heeft tot zijn laatste levensdagen.

Door Ambrosius wordt Helena aldus sprekende ingevoerd: „Ik zoek het teeken der verlossing en ik vind het niet. Ik zit in koninkrijken en heit kruis des Heeren ligt in het stof; ik ben in koninklijke hoven en de triomf van Christus is in het puin; die is nog verborgen en de palm des levens is verborgen. Hoe kan ik mij vrijgekocht achten, als het rantsoen niet gezien wordt? "

Farel vraagt: Moet Christus alleen haar niet voldoende zijn, zooals Hij aangeboden en medegedeeld wordt aan alle geloovigen door het Evangelie en de sacramenten? Welk teeken der verlossing vraagt ze meer? Is het geen groote smaad, te zeggen, dat de triomf van Christus verborgen is? Niets is meer in het licht, gezet in de hemelen dan de overwinning van Jezus Christus. En op aarde was er nooit iets, dat zoo op den voorgrond is geplaatst als de triomf van Christus. Want door het Evangelie wordt hij gepredikt over heel de wereld en alles roept er van, zoo door hoeken als door stemmen. En die arme zottin, denkt ze door het hout het rantsoen te zien? Men moet het rantsoen zien door hei Evangelie en door de zuivere prediking van het levende Woord Gods en door de heilige sacramenten. Men moet het zien met het oog des geloofs; dan zal men in waarheid oordeelen, dat men is vrijgekocht.

Voorts heeft volgens Ambrosius Helena tot den duivel gesproken: „o duivel, ik zie wat gij gedaan hebt: het zwaard verstopt, waarmede gij gedood zijt!"

Welk een domheid is het, zoo roept Farel uit, het hout het zwaard te noemen, waarmee de duivel gedood is! Het materieele hout, dat zonder leven IS en zonder ziel, aan bederf onderhevig en zonder verstand, zal dat het vermogen hebben den duivel te dooden, diergeest, is? Er is wel een ander zwaard noodig dan van hout. Maar waar ziet men meer den duivel als levend, dan juist daar, waar de zwaarden van Helena zijn, n.l. de kruisen? De paus — hij draagt het drievoudige kruis, zijn kroon zit stikvol met kruisen en hij is er mee bezaaid tot zijn pantoffel en — Farel is evenmin zachtzinnig in zijn uitdrukkingen als Luther en Calvijn — kan er een levender duivel zijn dan hij is? En heeft de mis niet meer kruisen dan al het overige der papisterij ? En waar 'is de duivel meer levend, heerschend en overwinnend dan daar?

Farel maakt ook meer dan eens de opmerking, dat het kruis, wel verre van in de plaats van Christus gesteld te kuimen worden, juist den Heiland heeft gemarteld.

„Wij hebben evenmin behoefte aan het hout van het kruis als aan Judas of Pilatus of anderen, die den Heiland hebben gepijnigd. Dat hout heeft het wel niet geweten of gewild, maar het is toch door menschen opgericht, die zich door Satan lieten, leiden. Jezus zou zichzelf nooit aan het kruis hebben gehangen. De boozen hebben hem aan het kruis gebracht en de goeden, de ware dienaars Gods, hebben Hem er juist afgenomen en hebben daarmee het kruis ontdaan van het eenige, dat goed en heilig, rein en te prijzen is."

Farel bestrijdt echter niet alleen alle vereering van het kruis, maar vsril ook, dat de kruisen en crucifixen geheel zullen worden weggedaan.

Hij wijst er telkens op, dat het hebben van kruisen niet geboden is in de Heihge Schrift. En de Schrift bevat toch alle dingen, die wij moeten weten tot onze zaligheid en tot den dienst des Heeren. „God heeft het nooit aan de vrijheid van het schepsel overgelaten zich te gedragen in den dienst van iGod zooals hot hem goed zou dunken, maar heeft altijd wet en regel gegeven, waarnaar Hij gediend wil worden. En daarom beeft Hij altijd veroordeeld en zal Hij veroordeelen allen, die Hem gediend hebben en zullen dienen naai een andere leer dan die Hij heeft bevolen. En hoemeer God aan Zijn schepselen openbaart, des te meer vraagt Hij van hen. Daarom moet men niet twijfelen of na de zeer duidelijke openbaring in Zijn Zoon Jezus Christus vraagt Hij des ie meer, dat allen Hem gehoorzaamheid bewijzen naar het Evangelie".

Met beslistheid keert hij "zich dan ook tegen de „gematigden", die wel het misbruik verwerpen, maar de kruisen en crucifixen willen behouden.

„Daar ze niet door het Woord Gods zijn geboden, en er zoodanige afgoderij mee wordt gepleegd, kan ik niet goedvinden de meening van hen, die het genoeg achten het misbruik te veroordeelen en te leeren, dat men zich hiervoor in het vervolg wachte, maar die blijven dulden de stof der dwaling en de instrumenten, die er toe dienen". Die „gematigden" denken al heel weinig aan de natuur der meascheii. „Want men mag zeggen wat men wil, zoo de dingen niet van God verordineerd zijn en iagevoerd naar Zijn Woord, doch uitgevonden zijn door Satan en alleen dienen om tot bijgeloof en, afgoderij te verleiden, 't is heel zeker, dat als men ze laat bestaan. Satan altijd het middel zal vinden om zich er van te bedienen. En dat aan den ande^ ren kant de natuurlijke neiging van den mensch, daar ze waarlijk slecht is, altijd maken zal, dat zulke dingen tot het kwade leiden".

De gematigden spreken wel van „vrijheid". Maaieen vrijheid om in de kerk te onderhouden, wat niet van Christus is en van Zijn Evangelie, is een vrijheid, gesmeed in de diepten der hel. Z, e maakt ons vrij, maar waarvan? Juist van de onderworpenheid aan Christus; en ze maakt ons tot dienstknechten van Satan.

Hij bestrijdt ook de beschouwing, dat de beelden en kruisen als boeken der arme lieden mogen behouden worden. Eigenaardig merkt hij op: de vrouwen, al zijn ze vrijgekochten door het kostbaar bloed van Jezus Christus en al hebben ze nog zoo'n groote kennis van het Evangelie, missen toch het recht om in de samenkomsten der gemeente te leeren; en zullen dan „boomstammen" door onze sufferij dat voorrecht hebben? Men moet de volken, die Jezus Christus heeft vrijgekocht, wel dom zien als boomtronken en houten stammen en wel met hen spotten, als men zie meent te moeten onderwijzen met houten beelden of andere dergelijke dingen, die niet van God zijn verordineerd.

Hij wijst o.a. op het voorbeeld van Hiskia, die de koperen slang, nog wel op Gods bevel en door een dienstlcnecht Gods gemaakt, verbrijzelde. Hiskia stelde er zich niet mee tevreden tot het volk te zeggen, dat het niet moest voortgaan er eer aan. te bewijzen. Zoo is het de plicht der Christelijke vorsten, dat zij de crucifixen en kruisen wegnemen. En daar het Evangelie heerlijker is dan de wet, de aanbidding in geest en waarheid zuiverder en waardiger dan die te Jeruzalem, zijn alle ware dienstknechten Gods nog veel meer gehouden hun stem te verheffen tegen alles wat strijdt met de zuiverheid des Evangelies, dan Hiskia gehouden was tot wat hij gedaan heeft.

J. THIJS.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Kruis van deu Helland.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1932

De Reformatie | 8 Pagina's