GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Congres der Regenwoimen.

In „Kerk en Volk" geeft Ds G. Westmij se een parafrase van een passage uit Manfred Kybes: Unter Tieren, aldus:

De regenwormen hadden een congres belegd.

Het was een modem congres. Daarom heette het niet Congres der regenwormen, maar het C. d. R. Het C. d. R. had plaats in den tuin op een goed stoffige plek. De referaten liepen alleen over de cultuur van den bodem. Een verderen horizon kennen de regenwormen niet. Zij kruipen op de aarde en eten aarde. Het zijn arme, bescheiden lieden, maar zij zijn nuttig en noodig. De aarde zou zonder hen niet gedijen. Hun arbeid moet gedaan worden.

Het was avond. Schemering lag op de paden, .waarlangs het C. d. R. was samengekropen.

Een lange, oude regenworm bekleedde den voorzitterszetel. Hij besprak enkele locale vragen, de samenstelling betreffende van den bodem van den tuin, waarin zij werkten. Hij kon op verheugende resultaten wijzen.

„Wij zijn al heel diep in de aarde doorgedrongen", zei de voorzitter van. het C. d. R. „Wij zijn door aardlagen gekropen, waarvan men te voren geen weet

had. Wij hebben ze bloot gelegd en murw gemaakt. Maar de aarde schijnt nog dieper te zijn, dan wij dachten. Zij schijnt nog meer te bergen, dan wij aan den dag hebben gebracht. Wij moeten ijverig overal verder kruipen en doorheenkruipen en aarde eten. Dat is

een groote taak. En hiermee sluit ik 'tC. d. R." Het olliciëele gedeelte van het C. d. R. was nu geeindigd.­

Er vormden zich ongedwongen groepjes van buren en vrienden en men sprak onderling over de vorming van geledingen. Men wou vooral lang worden. Daarin zag men den vooruitgang. Nieuwe methoden voor 't langer worden hadden steeds ieders interesse.

„De allernieuwste methode om lang te worden" zei een jonge regenworm, „is: kronkel je om een stroohalm. Dat sterkt de spieren en rekt de leden uit. Kijk-zoo!"

Hij tastte naar een stroohalm en demonstreerde de nieuwe methode energiek en met overtuiging, maar daarbij stootte hij op iets, dat ruw en harig aanvoelde. „Nou, wat is dat nou? 't Heeft haar en 't beweegt zich." Hij kringelde zich niet zonder vrees van den stroohalm los.

„Neem me niet kwalijk, ik was zoo moe; daarom heb ik mij op den stroohalm neergezet", zei 't harige ding.

„Wie ben je dan? " vroeg de regenworm en kroop Toorzichtig weer naderbij.

Toorzichtig weer naderbij. „Ik ben rups van mijn beroep. Ik zou anders zeker niet op den stroohalm zijn gaan zitten, maar ik ben zoo moe. Ik heb al 'n langen weg achter mij. Altijd heb ik in 't stof gekropen. Zelden vond ik eens wat groens. Van kind af ben ik zwak geweest, 't Spant je ook in bij iedere schrede je rug te moeten krommen.

Nu kan ik niet meer. Ik ben te moe. Om 't te besterven."

De rups zat heelemaal vol stof en zag er haveloos uit. Zijn talrijke voetjes sidderden.

Vol deelneming kroop het C. d. R. naderbij.

„Je moet weer op kracht komen", zei een regenworm vriendelijk. Je moet wat aarde tot je nemen."

„Neen, dank u wel", zei de rups, ik ben te moe om te eten. 't Is heelemaal vreemd met me gesteld. Ik wil niet meer op aarde kruipen."

„Kom, kom, zei de voorz. van het C. d. R. „Dat is immers 't leven: op de aarde kruipen en aarde eten.

Als je dat niet meer kunt, ga je dood. Je moet léven en goed lang worden. Ik kan je verscheidene methoden daartoe aanbevelen. Dat is een aparte wetenschap: de makrobiotiek, „de kunst om door eten lang te worden".

„Ik geloof niet, dat je dood gaat", zei de rups. Als je te moe bent, en niet meer op de aarde kan kruipen, ga je je inpoppen en later wordt je een vlinder. Je vliegt in 't zonnelicht en hoort de bloemklokjes luiden. Ik weet alleen maar niet, hoe je dat inpoppen doet. Ik ben ook te moe, om er over na te denken."

De regenwormen kringelden opgewonden en onthutst door elkaar. „Vliegen? — Zonnelicht? Wat was dat nu? Zoo iets komt toch niet voor! Nou hoor, je bent wel erg ziek."

„Ge hebt 't over zulke curieuze vreem.de begrippen", zei de Voorzitter van het C. d. R. Ge zijt gewoon niet wel bij 't hoofd."

De rups antwoordde niet meer. Zij was te moe. Stervensmoe. Zij klampte zich aan den stroohalm vast.

Maar zie, er kwamen uit de rups fijne draadjes en die sponnen 't stoffige, stervensmoede lichaampje in.

„Kijk eens, wat een verschrikkelijke ziekte", zeiden de regenwormen.

„Het is een buitengewoon verschijnsel", zei de voorzitter van het C. d. R. Wij zullen 't nauwlettend in 'toog houden."

Een paar voorname leden van het congres kringelden toestemmend met den kop.

Weken gingen voorbij. De voorzitter van het C. d. R. en de voornaamste leden kropen dagelijks naar 't vreemde verschijnsel, 't phenom.een en betastten 't. 't Zag er wit uit. 't Was heelemaal ingesponnen en 't lag roerloos op den grond.

Eindelijk op een vroegen morgen kwam er beweging in 't ingesponnen ding. Een kleine, bonte vlinder kwam te voorschijn en keek met verwonderde oogen om zich heen. 't Hield de vleugeltjes nog opgevouwen en wist er geen weg mee. Want hij was vergeten, dat-ie een rups was geweest en hij was ook vergeten, wat hij als rups geloofd en gehoopt had — en dat-ie toen zoo moe was geweest, zoo stervensmoe

zoo moe was geweest, zoo stervensmoe Maar de vleugeltjes groeiden in 't zonlicht. Zij werden sterk en vertoonden vroolijke kleuren. Toen spreidde de vlinder de vleugels uit en vloog weg over de aarde, in 't zonnelicht.

De bloemklokjes luidden. Beneden in 't stof hield het C. d. R. zitting. Men had 'tleege omhulsel gevonden en alle geleerden waren tezamengekropen.

„Het is alleen maar een mantel", zei de eerste geleerde ontgoocheld. „Ja, de ziekte is alleen achtergebleven", zei de tweede geleerde. „De mantel was juist de ziekte", zei de derde geleerde. Hoog boven hun blinde koppen zwankte de vlinder in de blauwe zonnige lucht.

zonnige lucht. „Nu is-ie heelemaal dood" zeiden de regenwormen. „Resurrexit — Hij is opgestaan", zingen duizend stemmen in 't licht.

Op gevaar af, dat de perikelen van dergelijke „illustratie" over 't hoofd gezien worden, geef ik toch deze eigenaardige illustratie bij Zondag XXII hier door.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 september 1932

De Reformatie | 4 Pagina's