GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Godswoord der Profeten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Godswoord der Profeten.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Godswoord der Profeten, door Dr J. Ridderbos. Van Elia tot Micha. Uitg. van J. H. Kok N.V., Kampen. 1930.

„Als men een geletterd man eens zou vragen of hij iets van Sokrates en Plato wist, zou hij gekrenkt antwoorden, dat bet toch vanzelf spreekt dat men de Grieksche wijsgeeren kent. Als men hem naar de oud-testamentische profeten vroeg, zou hij vermoedelijk antwoorden dat deze mannen de toekomst heeten voorzegd te hebben, met name de toekomst aangaande de verschijning van Christus met tal van bijzonderheden van Diens levensgeschiedenis, en hij zou dan verder dat betuigen te gelooven of er de schouders voor optrekken." Aldus schreef Bemhard Dubm een kleine twintig jaar geleden in het voorwoord van zijn „Israels Pl'opheten".

Het is niet zoo zeker of zelfs déze waardeering van de kennis der geletterdeni omtrent de profeten in Israël, in het algemeen genomen, niet te optimistisch zou moeten heeten. Het bekende boekje van Dr Singels i) heeft indertijd merkwaardige dingen aan het licht gebracht en dat ging dan nog over de kennis van den geheelen Bijbel. Het is: te vreezen dat een groot deel van hen die, opgegroeid in onkerkelijken kring, bun onderricht ontvingen op de neutrale middelbare onderwijsinrichtingen, omtrent de profeten vrijwel niets weten. Onder de academisch gevormden staat het wellicht iets beter.

Intusschen mag de vraag gesteld worden of bij degenen die bij den Bijbel zijn grootgebracht, de kennis aangaande de profeten grooter is. Verrassend is in dit opzicht de bekentenis van den Ruurlooschen evangelist Hilbrandt Bosma, die schreef, dat „één ding hem met leedwezen en schaamte vervulde, n.l. dat hij zelf veertig, vijftig jaar had kunnen worden en zelfs jaren lang godsdienstleeraar had kunnen zijn zonder dat liij ooit meer van de profeten had geweten dan enkele losse, stichtelijke verzen en enkele Messiaansche voorzeggingen" 2). Wat deze schrijver omtrent zichzelf getuigt komt dus vrijwel overeen met wat Duhm omtrent de geletterden schreef. Vermoedelijk zullen velen dit openhartig getuigenis kunnen onderschrijven, ook a( leven zij bij den Bijbel. Met uitzondering van de theologen van professie, die — zij 't alleen maar doordat hun studie hen noopte zich met de canoniek der profeten bezig te houden — wel iets meer van de profeten afweten, zal er toch slechts een klein groepje wezen, wier kennis omvangrijker is.

Eigenlijk behoeft dit niemand te verwonderen. Op de meeste catechisaties wordt aan de profeten weinig aandacht besteed. Ook de kansel verwent in dit opzicht de kerkgangers niet. Populaire lectuur over de profeten is er, voorzoover mij bekend is, weinig. Op de school wordt van Elia, Elisa, van Daniël in den leeuwenkuil en Jeremia in den put verteld; misschien leert men er enkele dusgenaamde „Messiaansche" teksten — zijn niet alle teksten Messiaansch ? — maar daarmee is het dan ook wel uit, niet alleen voor de school, maar ook voor het leven.

Mede op grond van deze overwegingen heeft Dr J. Ridderbos een omvangrijk werk over de oudtestamentische profeten op stapel gezet, waarvan het eerste deel hier om introductie vraagt.

Dat dit niet eerder geschiedde is te wijten aan een betreurenswaardige omstandigheid, die voor den lezer verder van geen belang is. Het intusschen reeds verschenen tweede deel maakt het werk opnieuw actueel en wettigt de bespreking van het eerste als „boek van de week".

„In den nieuweren tijd zijn er dan ook, vooral in het buitenland, tal van dergelijke werken (n.l. over de profeten, Y. K. V.) deels van strengwetenschappelijken, deels van meer populairen aard, verschenen. In ons land bleven deze publicaties meer beperkt, zoodat reeds uit dit oogpunt voor een. dergelijk werk wel plaats moet zijn. Bovendien onderscheidt het hier geboden geschrift zich van zijn voorgangers, doordat het de G-ereformeerde belijdenis aangaande de Heilige Schrift aan al zijn beschouwingen ten grondslag wil leggen" — aldus merkt de auteur in zijn voorbericht op. Hij had zich nog iets minder bescheiden mogeai uitdrukken dan „dat er voor zulk een werk wel plaats ^oet izijn". Er is ©en vrij pijnlijk aandoende vacature, die om zulk een werk vraagt. De profetieën zjn in het algemeen „zwaar te verstaan". De „Korte verklaring der H. Schrift" en de nieuwe vertaling die daarin geboden wordt, heeft reeds ïtienig bijbelboek, ook menigen profeet dichterbij gebracht. Evenwel blijven er nog veel vragen, die moeilijk in een commentaar behandeld kunnen worden, over. En zoo kunnen wij reeds om formeele redenen dankbaar zijn dat Dr Ridderbos een gereformeerd werk over de profeten en hun woorden voor „denzelfden breeden kring van Bijbelliefhebbers, voor wie ook de „Korte verklaring der H. Schrift" is bestemd", heeft willen 'opzetten.

„Het Godswoord der Profeten" — deze mooi gekozen titel vat het „theopneustos" en het „dia ton prophètón" otp juiste wijze samen en laat ruimte over voor theologische beschouwing en psychologische benadering der profetische werkzaamheid. Deze titel is inderdaad veel belovend. Hij belooft ons te brengen op drieërlei terrein, namelijk op dat van exegese, historia sacra en historia revelationis. Dat het den auteur om méér te doen is dan om een commentaar blijkt uit zijn inleidend woord: „Zullen wij niet al te veel bij de afzonderlijke uitspraken blijven staan, maar het goddelijk openbaringswerk, door lederen profeet in het bijzonder tot stand gekomen, als geheel overzien en in zijn eigen karakter vatten, dan is er nog iets anders noodig (dan exegese. Y. K. V.): dan moet op grond eener nauwkeurige studie van hunne geschriften en van al die bijzondere uitspraken ook een samenvattende beschrijving van den arbeid en de prediking dezer mannen worden gegeven".

En de inhoud volgt dit program.

Eerst worden Elia en Elisa behandeld, hoewel zij geen „schriftprofeten" zijn. Dat geschiedt „omdat de Schrift van hun profetische loopbaan een vrij uitvoerige beschrijving geeft en omdat Eila in de geschiedenis der profeten een figuur van de eerste grootte is".

Daarna komt Jona aan de beurt, op grond van de overweging „dat van hem geen boek met profetieën is bewaard, maar een geschiedenis wordt geboden, waarvan hij het middelpunt vormt".

Hierop volgen Obadja en Joel, saamgenomen „omdat zij blijkbaar in Juda hebben gewerkt" en „omdat zij gemeen hebben dat over hun tijd zeer verschillend wordt gedacht".

Amos en Hosea vormen het volgende paar. Zij hebben beide in het tienstammenrfjk gewerkt.

Tenslotte komt „Hosea's jongere tijdgenoot" Michs> , aan de orde.

liet boek sluit met een „appendix bij Jona" en een uitvoerig tekstregister.

Ik citeerde de woorden „dat Elia in de geschiedenis der profetie een figuur van de eerste grootte is." Geschiedenis der profetiel De auteur raakt hier even aan een punt, waaraan hij, in dit deel althans, helaas verder geen groote aandacht wijdt. Het vermelde schema doet zien dat hij niet een scherpomschreven principium divinionis vasthoudt bij de ordening. De samenvoeging en opeenvolging der verschillende profeten geschiedt nu om deze en dan om die reden. Zoodoende komen ongetwijfeld de afzonderlijke personen duidelijk naar voren; de schrijver wordt daarmee ook niet ontrouw aan zijn program. Toch bereidt hij daarmee wel een kleine teleurstelling aan degenen die uitzien naar een geschiedenis der profetie, een historia revelationis propheticae. Welke plaats heeft de geheolheid der profetie in de Godsopenbaring? Welke plaats heeft het werk van elk afzonderlijk profeet in die geheelheid? Dat zijn vragen, welker beantwoording zeker niet .gemakkelijk is^ welker beantwoording door den schrijver beloofd noch voorgenomen was, maar waarover ik toch zoo gaarne nog wat méér licht uit dit volumineuze werk ontvangen had. Op bladzijde 19 erkent de schrijver een zekere waarheid in de onderscheiding tusschen „profeten van de daad" en „profeten van het woord, " waarmee dan de vroegere en latere profeten getypeerd worden. Gaarne zou ik de vraag stellen: waarom „deden" Ehsa en Elia méér en waarom , .spraken" Hosea en Joel meer? Wat beteekent dat in de voortschrijdende openbaring? Op bladzijde 30 wordt Ella's prediking als , , boeteprediking en geriehtsaankondiging" gekarakteriseerd. Op bladzijde 87 wordt Joel's profetie ook als „boeteprediking" gekenschetst. Op bladzijde 144 is sprake van Amos' „aankondiging van het gericht". Op bladzijde 207 is nogmaals sprake van het gericht, nu aangekondigd door Hosea. En op bladzijde 244 nog eens, en dan voorzegd door Micha. Breed worden de omstandigheden die deze verschillende aankondigingen uitlokten, omschreven. Maar de éénheid der profetie, de geschiedenis der profetie, de voortgang, verdieping der profetie op dit punt wordt stilzwijgend voorbij gegaan. De belofte van een „historia revelationis", zij het ook fragmentarisch, welke men, hoewel onuitgesproken, meent te hooren fluisteren in den titel, wordt helaas niet ingelost. En dat is hetgeen, naar mijn meening, hier ontbreekt.

Doch verder ontbreekt er ook schier niets. Komt de historia revelationis ook te kort, de exegese en de historia sancta krijgen ruimschoots hun deel. De omstandigheden waarin land en volk len vorst verkeeren worden telkens met groote .nauwkeurigheid vermeld. Uitvoerig worden meer dan eens de maatschappelijke en godsdienstige toestanden geteekend. Klaar en duidelijk worden telkens de profetieën overzichtelijk ingedeeld. Helder en juist wordt het optreden van eiken profeet gekarakteriseerd. Er ligt in dit werk een schat van wetenswaardigheden besloten. Op elke bladzijde is de acribie van den auteur te bemerken. In sobere, maar warme bewoordingen wordt hier een boek gegeven dat lederen lezer ontzaglijk verrijken kan.

Men heeft van sommige geleerden gezegd, dat zij met behulp van een paar gevonden beenderen het geheele geraamte van een voorwereldlijk dier kunnen construeeren. Dat zal men — en dan in overdrachtelijken zin — nimmer van Dr Ridderbos kunnen beweren. Hij heeft met groote inspanning wel alle beenderen verzameld. Hij heeft hier en daar ook een schenk en een gewricht in elkaar laten sluiten. Maar hij heeft het geraamte niet opgezet. Hij had zich dat ook niet voorgenomen. Maar bij ieder lezer zal een zeker gevoel van teleurstelling overblijven, dat de schrijver dat niet gedaan heeft, omdat de bouwstoffen er voor in het nederlandsch nog zelden zoo volledig verzameld zijn.


") Gebrekkige Bijbelkennis, een leemte in de ontwikkeling der beschaafde kringen. 1909.

") Heldenge^talten uit Israels geestelijken Worstelstrijd. 1931, pag. 5. , -

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1932

De Reformatie | 12 Pagina's

Het Godswoord der Profeten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1932

De Reformatie | 12 Pagina's