GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof. Visscher, „stijvende in kviraad".

Ds D. J. Couvée schrijft in „Mededeelingen v. d. Gereformeerde Kerk Hillegersberg-Straatweg" iets over de onzakelijke manier, waarop Prof. Visscher al toornende is heengeloopen over de zakelijke anticritiek, . van Gereformeerde zijde uitgebracht op de vele vergissingen in zijn „critiek" op de Gereformeerde Kerken. Ds Couvée heeft zich over deze zonderlinge „beantwoording" zeer verbaasd:

Nu wij gelezen hebben, wat Prof. Visscher verder als „bewijs" voor het niet-floreeren van het geestelijk leven in onze Gereformeerde Kerken in no. 9 van het „Gereformeerd Weekblad" schreef, houden wij bedroefd terug, wat wij nog ten beste hadden willen geven.

Wy beperken ons daarom tot een tweetal vragen. Waarom, zoo zouden wij Prof. V. willen vragen, zet gij uw lezers van het „Geref. Weekblad" dit voor? Wij toonden reeds, critiek van „buitenstaanders" niet te willen afwijzen. Maar daarom mag toch ook de vraag gesteld: waarom legt gij die bepaalde critiek voor aan die bepaalde lezers?

Nu kennen wiJ den lezerskring van het genoemde blad niet. Het heeft ons zelfs wel wat moeite gekost een exemplaar machtig te worden. Maar te oordeelen naar den naam van één der mede-redacteuren, dien wij voor enkele jaren nog eens het genoegen hadden gehoogehoed en gewittedast en gekleede-jast op de fiets te mogen aanschouwen, hebben wij een vermoeden, dat dit blad wellicht vooral zijn lezers vinden zal op hooger grond. Niet voor niets zinspeelden wij aanstonds op kloeke „Barnevelders", die als ras-echten al het andere kortweg kriel-goed scholden. En ja, indien onder andere daar, of vooral daar de kring gevonden wordt, die Prof. V. zijn weinig gestaafde critiek op de Geref. Kerken voorzette, dan vragen wij: wat nut? Want, de hand op iet hart, de Bijbel-vasten niet te na gesproken, maar wat wü zelf daar van Soest tot Staphorst hebben geconstateerd aan gedrochtelijk-theologische voorstellingen, waarover Prof. Visscher zelf zijn kleine oogen nog kleiner maken zou in zijn meest ondeugenden lach, is, evenals de averechtsche praotijken, van zulk een ongereformeerden aard, zóó los van het geopenbaarde Woord, zóó gespeend van de gespierde taal der Confessie, dat denzulken zeggen, in welken vorm ook, dat het bij die Kerkelijk-Gereformeerden ook nog niets is, deze lezers alleen stijven kan in hun kwaad.

Zóó zijn nu de lieden, die een hoogleeraar van de rijksuniversiteit te Leiden als kenbron heeft willen voorstellen, kenbron voor den toestand der „kerke Gods"... Hoe iemand zich al vergeten kan, als hij geen zaken meer heeft te zeggen.

„Verkruiiueling", en Prof. Visscher.

Ds Couvée vervolgt zijn artikel in het reeds gemelde orgaan:

Prof. V. schreef in hetzelfde blad met het oog hierop, dat van Kerkelijk Geref. zijde was gezegd, dat er wel niet veel animo zijn zou, zijn candidatuur voor de Tweede Kamer te steunen: „Wat hier geschreven werd, zullen wij goed onthouden en ernstig overwegen, maar te zijner tijd. Wij hopen dit te doen met al die Gereformeerden, die niet tot de Gereformeerde Kerk behooren en toch aangesloten zijn biJ de anti-revolutionaire partij". En hij vervolgde: „Maar niet nu, op dit oogenblik. Wij mogen in dezen nood des tijds niet de risico's wagen van verkruimeling en versnippering".

Wij zouden willen vragen: Straks wèl?

Dit is noch naar de wet der logica, noch naar die der liefde.

Is het een diplomatiek dreigement of.... toch werkelijk meer dan dat?

Dat Gij zóó iets zelfs maar schrijven kunt!

Een politiek dreigement of... meer dan dat?

Op deze vraag van Ds Couvée zou men kunnen antwoorden: het kan ook minder zijn dan dat. Het kon wel eens niets meer dan een luimig woord zijn. Maar ook dèn past daartegen Ds Couvée's waarschuwing:

Professor Visscher moge voor den Heere, Dien Hij en wij dienen en voor Wien wij allen eens rekenschap af te leggen hebben, ernstig, biddend overwegen, of Hij die „verkruimeling" ooit zou aandurven! Wie zal straks de opgeroepen geesten bedwingen? Het zou Uw slechtste werk ziJn! ook indien 't U n i e t gelukte.

Nog eens: „Het Schild".

We hebben onze lezers gesproken over „Het Schild", en over de onzakelijke, en onjuiste manier, waarop dit orgaan zich had bezig gehouden met de kwestie-Ubbink. We hebben aan den schrijver in dit Roomsche orgaan het volle woord gegeven, hij heeft beloofd, enkele din­ gen recht te zullen zetten, en wij hebben toen gezegd: best, we zullen eens kijken, of U in „Het Schild" letterlijk overneemt wat „De Reformatie" ter zake van het door U aangesneden punt heeft geschreven. Intusschen is het April-nr verschenen. Wat ik reeds vermoedde, bleek waarheid: van wat ons blad opmerkte, wordt niets aan de lezers doorgegeven. Wel erkent de schrijver in het algemeen:

Misschien heb ik inderdaad te veel mij op Dr Ubbink's mededeeling verlaten. Niemand toch kan vermoeden, dat Ubbink de uitspraken van Kerken of rapporteurs zóó verdraait, dat hij het bestaat in zijn boeken dingen te bestrijden, die nimmer door leden der Synode gezegd zijn!

„Misschien", zegt de auteur. Wel, ja. Maar hij had wel wat stelliger mogen spreken; ik heb met de stukken aangetoond, dat Dr Ubbink meer dan eens de Gereformeerde Kerken „A" laat zeggen, waar ze in werkelijkheid „niet-A" hebben gesproken. Dit was dan ook de hoofdzaak, en daarom bevredigt mij ook déze passage uit „Het Schild" niet:

Dat neemt niet weg, dat Ubbink (en hier raak ik hoofdzakelijk het bezwaar van Ds Schilder) hier en daar aan de Gereformeerde Kerken „ongezouten de waarheid" zegt. De hooggeachte briefschrijver leze daarvoor eens de laatste alinea van blz. 17, de eerste alinea van blz. 37, de laatste van blz. 44 en de eerste van blz. 43, de vijfde en zesde alinea van blz. 56, enz.

Want wat hier staat, is ook al weer lichtvaardig oordeelen. Notabene, de heer Lammertse vereenigt zich met hl. 17, laatste alinea en hl. 37 eerste alinea met Dr Ubbink. Het geval wil evenwel, komisch genoeg, dat op de eerste aangehaalde plaats Dr Ubbink aan de deputaten verwijt, dat ze nog eens extra studie maakten, o.m. van hetgeen de Roomsche Kerk gelooft inzake bepaalde voor belijdenis-uitbouw in aanmerking gebrachte punten, want, zegt Dr Ubbink, dat waren DE punten, waarop de Reformatie in botsing was gekomen tegen Rome. Blijkbaar kan men dus in deze en dergelijke dingen, naar Dr U's meening, reeds lang overtuigd zijn. Maar op bl. 37 wordt beweerd, dat... de bestaande belijdenis niet spreken kan over vragen, 300 jaar later opgekomen... Moet nu een blad als „Het Schild" op zoo goedkoope manier interne aangelegenheden der Gereformeerde Kerken laten beoordeelen door een schrijver, die niet op de hoogte is, en het nog steeds niet toont te zijn? Wat Dr U. voorts op bl. 44 zegt, is in „De Reformatie" breed behandeld; zijn conclusie op bl. 43 past niet in den mond van wie in de voorafgaande pagina's de historie scheef heeft voorgesteld, en wat op bl. 56 staat is een tastbare onjuistheid. Dit noemt „Het Schild" een „ongezouten de waarheid zeggen"? ?

De heer Lammertse houdt zich voor mijn op-en aanmerkingen ten zeerste aanbevolen, naar hij schrijft. Zulke complimenten roeren mijn hart niet; het was beter, dat hij maar eens zakelijk en letterlijk had geciteerd. En aan de Redactie van „Het Schild" leg ik thans publiek de vraag voor, of zij op dezen weg voort moet gaan. Ik meende eerst, dat de heer Lammertse een voUedigen Roomschen studiegang gevolgd had, en ik heb, onder ons gezegd, voor Roomsch-Katholieke studiekoppen soms veel respect. Thans weet ik beter. M.i. moest het orgaan over andere Kerken slechts bevoegden laten schrijven, en dan onder overlegging van materiaal. Ja, ook dit laatste. Want ook wanneer Roomsche studeerenden zelf schrijven, b.v. in een publieke correspondentie (die ik niet had gevraagd) van N. G. te Warmond aan mij, moge men zich eerst beter.op de hoogte stellen. Ik lees daar:

Geliik u zelf wel bemerkt hebt, gaan onze bezwaren niet tearen de theoretisch-erkende samenwerking van God en mensch bij de inspiratie, maar feeën de vereenzelviging van inspiratie met openbaring in den strengen zin des woords. Zie Inleiding, blz. 420, 432 van het gerecenseerde boek.

De geleerde schrijver is er hier naast. Er is geen mensch bij ons, die de inspiratie met openbaring in den strengsten zin des woords wil „vereenzelvigen".

Ds H. S. Bonma over het recent der H.H. Kersten, Visscher, Van der Schuit.

Ds H. S. Bouma is voornemens in „Geref. Kerkb. v. Amsterdam-Zuid" een bepaalde kwestie te bespreken. Hij voorziet evenwel inmenging van buiten, en merkt met het oog daarop, het volgende op:

Als intusschen D's Kersten, docent van der Schuit, Prof. Hugo Visscher op hun speurtochten door de Gereformeerde kerkeliike pers ook dit kleine hoekje mochten ontdekken, dan moeten zij in vredesnaam daar maar weorslepen hetgeen van hun gading is, , , sefundenes fressen" noemen onze Ooster-buren dat. Met het recent zijn de heeren vertrouwd: opblazen, generaliseeren, doordraven.

Onder en tmven den bewustzijnsdrempel.

In „Ons Kerkblad", off. orgaan v. d. Geref. Kerken van Rijswijk, enz. schrijft Ds P. v. d. Spek over spiritisme. Sprekende over de verklaringsmogelijkheden, die er zijn voor bepaalde experimenten, merkt Ds v. d. Spek op:

Uit dat onderbewustzijn nu stijgt soms, gelijk werd opgemerkt, plotseling iets op. Dat heeft vooral plaats, wanneer het bovenbewustzijn niet in actie is, tijdens den slaap of in trance. Dan kan het gebeuren, dat

zich kennis openbaart, welke men waliende niet vermoedde te bezitten.

Interessant is het geval, dat ik vermeld vond door Dr C. J. Wijnaendts Francken (Het Spiritisme). Het betreft dat van het medium van Floumoij, waarbij de juiste nabootsing van jaren geleden gezien handschrift aan het wonderbaarlijke grenst, en eensdeels uitkomt hoezeer de herinneringssporen, zelfs van onbeduidende dingen, in het geheugen gegrift kunnen blijven, anderdeels tot welk een graad het vermogen die herinneringen te reproduceeren, bij een medium kan worden opgevoerd. Genoemd medium namelijk schreef eens een Arabische spreuk in Arabisch schrift. Aanvankelijk scheen het onmogelijk dit op te helderen zonder aanneming van bovennatuurlijke hulp. Na zorgvuldig onderzoek evenwel bleek, dat zij jaren geleden die woorden in de haar volkomen onbekende taal en het zoo uiterst ingewikkelde schrift toevallig eens onder oogen had gehad en zich dan ook hoegenaamd niets meer van dat voorval herinnerde. Maar in trance bleek zij de schriftteekens te kunnen weergeven met zoo fabelachtige nauwkeurigheid, dat zelfs het handschrift van den schrijver er in zijn eigenaardigheid aan te herkennen viel.

Gelijk uit dit en meerdere gevallen blijkt, worden voortdurend in ons leven herinneringssporen gevormd, die zich eerst later doen gelden en soms afkomstig zijn van zelfs onbewust gebleven waarnemingen. Eerst onder bepaalde gunstige omstandigheden rijzen zij boven den bewustzijnsdrempel. Het bewust geheugen is begrensd, maar het onderbewustzijn kenmerkt zich door een bijkans volmaakt geheugen. Zoo is in onzen geest een gansch materiaal van kennis opgehoopt, dat, hoewel onder gewone omstandigheden niet beschikbaar, onder andere buitengewone plotseling tot bewustzijn kan ontwaken, (cf. Eldering, de Fremerij en Wijnaendts Francken, a.w.).

Dat dit vermogen van onderbewust geheugen dikwijls veel, zoo niet alles kan verklaren van mededeelingen, op een seance verkregen, die eerst groote verbazing wekten en aan geestenopenbaring deden denken, zal duidelijk wezen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 april 1933

De Reformatie | 8 Pagina's