GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het Erotiscbe.

V.

Na bepaald te hebben, wat wij onder de platonische liefde hebben te verstaan naar de meening niet van hen, die er wat van gemaakt hebben, maar naar de opvatting van dien grooten w; ijsgeer zelven; na daarna gewezen te hebben op het erotisch element, dat men meent te vinden in de geestelijke minne der Middeleeuwen, gaan wij er thans toe over na te^aan wat men in onzen tijd alzoo verstaat onder het erotische.

De meeningen zijn vele. Onder al deze meeningen is het meest naar voren gekomen die van E. Sprang er over de Erotiek in zijn bekend werk „Plsychologi© des Jug©indalt©rs".i)

Spranger handelt in dit werk in den breede over de Erotiek en geeft van haar een scherp© analyse. Zijn beschouwing is van t© meer belang, omdat Prof. Dr J. Water ink haar, zij het met eenige reserve, overneemt in zijn boek; „Die Opvoed i n g t o t h e t h u w e 1 ij k", 2) en ook den gang van het betoog volgt, dat Spranger in zijn boek betreffende de Erotiek geeft.

Immers, Spranger déze volgorde: behandelt deze zaak in

1. JugendMche Erotik. 2. Zur Psychologie des jugendliche Sexuallebens. 3. Der Zusammenhang van Erotik mid Sexualitat.

Dr Wat er ink heeft in zijn boek in het hoofdstuk: „Erotiek en Sexualiteit", denzelfden gedachtengang gevolgd:

1. Erotiek en erotische verhoudingen. 2. De sexualiteit. 3. De verscheidenheid der sexen ten opzichte van de erotisch-sexueele eenheid.

Hij neemt dan ook de definitie van Spranger omtrent Erotiek over. „Met de grondgedachte van deze definitie kimnen wij ons wel vereenigen." 3) Hij doet dit echter met'een tweetal reserves. Immers, poneert Dr J. Waterink, ook aan Sprangers opvatting kleven fouten, die in het algemeen ook de struktuurpsychologie niet heeft weten te vermijden.

De eerste reserve is deze, dat wij moeten oppassen den organischen samenhang tusschen erotiek en sexualiteit, zooals di© in het leven voonkomt, niet uit het oog te verliezen. Wij zxülen Iat©r zien, in hoeverre Spranger hieraan schuldig staat.

De tweede reserve is, dat wij nimmer moeten denken, dat op het terrein van het erotische zonde ni©t voorkomt. Ook daar is de afgoderij, en in platonische verhoudingen kan wel degelijk een afreageeren van sexueel© driften aanwezig zijn. Ook hierop zullen wij later g©l6genheid hebben nader in te gaan.

Spranger gaat nu bij zijn beschouwingen van dit standpunt uit, dat de tendenz tot idea lis eer en een typische karaktertrek der jeugd is. Deze tendenz kan als ©en gansch algemeen© richting van den jeugdigen geest worden opgevat, of z^ kan haar centralen oorsprong hebben in enthoesiastisch-aesthetisch© versmelting met „geliebten Seelen". Hij geeft daarover geen beslissing. Alleen wil hij aannemen, dat de Erotiek der jeugd in het algemeen d© wort©l is van alle ideali s©eren.

Allereerst wil hij geven een nader© verklaring over het spraakgebruik. Hij onderscheidt sexualiteit en erotiek, en beschouwt ze alleen in verband met den opzet van zijn boek in psychologisch opzicht. Over haar physiologische basis hebben physiologen en dokters t© oordeelen. Verder stelt hij, dat sexueel© en erotische verschijnselen in zeer nauw verband met elkander staan, maar houdt hij ook staande, dat zij pok verschillend gekleurd zijn, ja dat zij behooren tot verschillende lagen, deelen (Schichten) van het zieleleven.

Onder sexualiteit worden door hem niet alleen verstaan zulke sexueele ontroeringen en ervaringen, die realiter of in de phantasie op corporeele (lichamelijke) aanraking en vereeniging met voorwerpen van geslachtelijk begeeren doelen, maar ook alle ontroeringen en ervaringen, die met ©en zinn©lijke lustopwekking, die het karakter van geslachtelijben lust (libido) heeft, in bewuste verbinding staan. *) Naar deze bepaling zijn sexueel© ervaringeiT altijd door corporeele, dus zinnelijk© ontroering of opwekking bepaald. Maar hierbij zij in het oog gehouden, dat men te ver gaat, als men zegt, dat alles sexueel is, waarbij het lichamelijk© als lustbron verschijnt.

Erotiek heeft daarentegen een andere kleur. Zij is een geheel overwegend© „seelisch©" vorm d©r liefde en wel van aesthetisch grondkarakter. Aesthetiscben zin heeft ©en beleving, wanneer zij zonder begeert© naar daadwerkelijk lichamelijk genot of bezit op het „seelisch" éénworden met ©en voorwerp, dat aanschouwd wordt, berust, hetzij dat dit voorwerp werkelijk aanwezig is, of imaginair (in de verbeelding) gedacht is. ^) Tweeërlei is dus onvoorwaardelijk noodig. In iedere aesthetisch© genieting vindt een soort van unio mystica plaats. Deze „vereeniging" heeft plaats louter, zuiver ia de imaginair© zone, dus „beschouwend". Aesthetisch© liefde of Erotiek is dus het inleven in en het eenworden met ©en andere ziel, door middel van haar aanschouwelijk© voorstelling in haar uiterlijke lichamelijke verschijning. Wortel dezer erotiek is het verrukt worden over schoonheid, bevaUigheid of kracht van het vreemd© lichaam. Het is niet het lichaam als zoodanig, dat dit veroorzaakt, de frissche kleur of de lijnen, maar het is het lichaam, gezien als uitdrukking, weergave der ziel. De vorm der ziel is het^ die in haar doorheen-sohemeren het lichaam schoon maalct. Met het „verstaan" der vreemde ziel heeft dat niets te maïken. Dat is reeds een prestatie van kennis (Erkenntaisleistung). Het is het oerphaenomeen der schoonheid van 't „bezielde" lichaam^ gegrond in zijn weigeordend levensrhythme, in zijn, niettegenstaande de v©rsch©idenheid zijner uitingen, eenheid ^en totaliteit, dat verrukking welct. De zuiver uit de bronnen der natuur komende mensch is het oerbeeld der schoonheid en haar oerverschijning.

Hiervoor heeft nu de jeugd ©en bijzonder fijn orgaan, omdat zij nog zeer nabij di© bronnen der natuur staat. De kracht daartoe heeft zij in zich zelf. En de meest central© zin der natuur zal zich dan ook eerst vervullen, wan-

neer beide, de versmelting der zielen en de lichamelijke vereeniging, zich verbinden tot verwekking van een nieuw leven. Het corporeele der vereeniging is zonder zin ©n onedel zonder deze versmelting der beide zielen.

Echter zijn in de ziel van den j©ugdig© voor zijn bewustzijn erotiek en sexualiteit nog scherp g©sch©id©n. Boid© ©rvaringskringen kunnen ontwaakt zijn. Maar het voorwerp van den Eros is ©en geheel ander dan dat van de sexueel© beweging. Ook in tijdsorde vaUen zij niet samen. In dezen leeftijd zou de sexualiseering van het ©rotische de ideale liefde v©rstor©n ©n vernietigen, en omgekeerd zou de voUe „Erotisierung" van het sexueel© nog niet gelukken. Eén symptoom wijst er echt©r op, r©eds op dezen trap van ontwikkehng, dat zij onderbewust verbonden zijn: d© opwellingen van ijverzucht, jaloerschheid, di© bij gelegenheid door het erotisch „Schwarmen" heenspelen. Daarin openbaart zich bruisend bloed en zuclit naar bezit (Besitztrieb).

Deze Eros is nu onderscheiden van de oudierliefde, de liefde tusschen bro©d©rs ©n (of) zusters, en ook d© Christelijke liefd©. Wiant de erotisch© liefde rust niet op bloedverwantschap, ook niet op religieus gevoel. D© Eros is li©fd© tot i©ts schoons. Maar niet ^eenvoudig liefd© tot de kunst of liefd© tot ©en id©©, maar liefd© tot iets schoons, dat levend is. Dit levend-schoone wordt h©t e©rst aanschouwd aan de lichamelijk-menschelijk© schoonh©id. Op hooger ontwikkelingstrap verdiept zich de Eros tofclief d© van zuiver „seelische" schoonheid. En dat is de weg, waarop PI a to. in navolging van Socrates het Grieksobe volk heeft gevoerd. Hij heeft het ideaal ontdekt als den zichtbaren weerglans van de eeuwige, onzichtbare Idee,

Dit schoone, zoo stelt Spranger verder, en ook hier nadert hij Plato, ontvangt voor de „Liebenden" ©en openbaringskarakter. Een religieuze toon klinkt mede. Maar aan de physische geslachtsverschillen is de Erotiek zichtbaar niet gebonden. Een zeer groote schuw vOiOr dit heihgdom der natuur is met zulk ©en ervaring verbonden. Het Hooglied van deze liefd© en deze schuw is Dante's „Vita nuova" met de figuur van Beatrice.

Geen levensgevoel is den jeugdig© natuurhjber dan dit verlangen en deze liefd© naar het lichametlijk-schoone. Hij neemt aan het opbloeien van eigen lichaam het geheim der scheppend© natuur waar. Een trek van Auto-e roti e k is voor dez© jaren normaal.

Er ligt echter ook in dez© Erotiek ©en tragiek, waaraan "de dieper© naturen zelden ontkomen. De ervaring namelijk, dat bet schoon© lichaam in geenen deele ©en ethisch hooge, rein© ziel verzekert. Dan komt het ideaal zelf in gevaar. Dat werkt op den jeugdig© in als ©en misleiding, een bedrog d©r naturen. Maar dit berust ook nog op iets anders. De jeugdig© kan nog ni©t de voU© schoonheids-©rvaring hebben. Eerst langzam©rhand, met zijn eigen rijper-worden, leert hij „durchgeistigte" schoonheid, schoonli©id geheel met den geest doortrokken. Ook hi©r wijst Spranger weder heen naar het „Gastmaal" (Symposion) van Plato, gelijk hij ook reeds in zijn beschouwingen een breed citaat van wat Plato in zijn „Phaidios" zegt, heeft gegeven. D© ontwikkelingsgang is dan ook: Einfühlung —• Verstehen — Sympathie.

Ieder© liefde geldt daarbij een persoonlijk voorhanden innerlijk© waarde. Het geloof van den jeugdige aan het ideaal is het g©loof aan z ij n mensch. Wee, wanneer dez© mensch niet houdt of niet geeft, wat hij belooft. Dan kan de gansche hooge en groot© wereld, waarin d© jeugdig© leeft, in stukken gaan. Dit is het ergst bij het vrouwelijk geslacht, dez© tragiek van den Eros. En wel hierom, omdat vrouwen de w©r©Id slechts door middel van een geliefden persoon verstaan. Bij haar is overwegend de binding aan den xi©rsoon.6) Dit is een echt vrouwelijk© trek. De rijp© man komt daarboven uit, omdat hij ten laatste de wereld zelv© en die zaken leert liefhebben, die als groote, oneindige taak aan zijn persoonlijk leven waarde verleenen.

Vanwege de binding vanden i©ugdig© aan den concreten, voor hem waardevolle n p e r s o o n, noemt Spranger nu z ij n E r o s eene aesthetisch© liefd©. De jeugdige nadert tot d© Id©e, die voor hem in bet verre „Jenseits" ligt, door het sterfelijk omhulsel van ©en l©vend persoon, in wien hij kan opgaan, dien hij idealiseerend verstaan, met wien hij sympathise©ren kan. De extase, di© in h©t vormlooze voiertj kent bij nog niet.

Wij bemerken uit dez© uit©enzettingen en beschouwingen van Spranger, hoe dicht b ij b' ij Plato staat, al zijn d© v©rschill©n en de uitbreiding vanzelf ook hier ©n daar naar vor©n gekomen. Echter, ook hier in d©z© beschouwing der Erotiek is het Idealisme aan het woord, dat geen rekening houdt met het feit d©r zonde, Spranger vindt het erotische h©t r©in©, bet s©xu©©l© is ©ig©nlijk door den zondeval. Wij zullen dit later zien, als hij de verhouding van ©roti©k en sexualiteit fixeert. Reeds nu wijzen vrij op zijn uitspraak in het hoofdstuk: „Jugendlich© Erotik": Gelijk de jeugdige ziel in zichzelve rein is, zoo is ook het jeugdige lichaam schoon, alleen omdat het jeugdig is. In dez© reine vorm der natuur w©rkt nu steeds scherper ©en tegenwerkende, hinderende omgeving (Umwelt) of een geërfd© innerlijk© phantasietendenz in."')

KNOPPERS.


1) E. Spranger, „Psychologie des Jugendalters", Leipzig 1928. ') Dr J. Waterink. „De Opvoeding tot het huwelijk", Wageningen.

2) Idem, pag. 110. *) „Sexuelle Erregungen und Erlebnisse sind nicht nur solche, die realiter oder in der Phantasie auf körperliche Berührung und Vereinigung mit Gegenstanden geslechtlichen Begehrens gehen, sondern auch alle, die mit einer sinnlichen Lusterregung von dem Grundcharakter geslechtlicher Lust (libido) in bewuszter Verbindung stehen". E. Spranger, „Psychologie des Jugendalters", pag. 81. Leipzig 1928,

3) „Erotiek ist eine ganz überwiegend seelische Form der Liebe und zwar von asthetischem Grundcharakter. Aesthetischen Sinn hat eine Erlebnisstruktur, wenn sie ohne Begierde nach realem körperlichem Genusz oder Besitz auf dem seelichen Einswerden (Einfühlung) mit einem anschauUchen Gegenstand beruht, sei er als wirklich oder nur imaginiert gegeben". Idem pag 81 v.v.

4) Zie ook Dr J. Waterink, „De Opvoeding tot het huwelijk", pag. 112. Wageningen.

5) „Ich wage nicht, hier eine Theodizeé der Natur zu gehen. Aber dasz sie lügt, lasse ich nicht stehen: Wie die jugendliche Seele in sichselber rein ist, so ist auch der jugendliche Leib schön, allein weil er jugendlich ist. In dieser reine Form der Natur wirkt nun eine hemmende Umwelt order erepbte innere Verbildungstendenz immer scharfer hinein". E. Spranger, idem, pag. 89.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's