GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doctoraal examen voor predikanten? (II.)

Zooals ik reeds opmerkte, behoeft naar mijn meening de instelling van een doctoraal examen volstrekt niet een aangelegenheid te wezen, die met het veelbesproken promotierechl van Kampen zou samenhangen (in dat geval ware ze hier niet besproken in de huidige situatie). Want, ik merkte op, dat men het een van het ander scheiden kan.

In het algemeen reeds gaat het m.i. niet aan, te zeggen: een doctcraal examen, dat maakt de wereld een doctorandus rijker, d. w. z. iemand, die wil promoveeren, en moet dus altijd een zaak van wetenschappelijke graadverleening zijn, en onder dat gezichtspunt bezien worden. Immers, zoo zou ik daartegenover willen opmerken, i-eeds lang kent de Nederlandsche wetgever beroepen, die men niet bekleeden kan, zonder een doctoraal examen Ie hebben afgelegd. In al deze gevallen wil zulk een examen dus volstrekt nog niet zeggen, dat men promcveeren wil; de ervoor vereischto ontwikkelingsgraad wordt eenvoudig vereisciit voor het vervullen van zeker beroep.

Men zal misschien zeggen: dat gaat alleen over endere beroepen dan die van den predikant; geef ons liever iets, dat met den predikant meer rechlstreeksch in verband staat.

Zonder daarmee toe te geven, dat wie zoo spreekt, af is van wat ik in hel algemeen over de beteekenis van het doctoraal examen opmerkte, ben ik bereid, óók te voldoen aan het laatste verzoek.

Ik herinner daarom hier aan de door Mr H. J. Smidt bezorgde uitgave van „Het Academiscli Statuut", met aanteekeningen van Mr H. J. Smidt, uitgegeven met machtiging van Z.Exc. den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, uilgave N. Samsom, Alphen aan den Rijn, 1922. Daar wordt, blz. 81/2 besproken de regeling van het doctoraal examen in de faculteit der godgeleerdheid. We lezen daar het volgende:

„de twee bijvakken moeten gekozen worden 'buiten de groep, welke liet hoofdvak op het examen uitmaakt. Ten minste één daarvan moet behooren itot de vijf vakken van het candidaats-examen, terwijl één kan 'behooren tot de vakken eener andere faculteit, itfen meende, dat de wijzigingen, welke in de laatstejaren in de werkzaamheden van den predikant zijn ingetreden, het wenschelijk maken, dat een theoloog, die zich voor het doctoraal examen - wenscht voor te bereiden, met hot hoofdvak uit zijn faculteit de studie van een vak als psychologie, paedagogiek, philosophie, economie, sociologie enz. kan verbinden."

Nu willen wij op wat hier gezegd wordt, niet ingaan, wijl hier natuurlijk gedacht is aan een regeling voor de Rijksuniversiteiten, welke regeling evenwel voor ons niet maatgevend is, althans niet in haar détails.

Maar we wijzen toch op deze woorden uit een min of meer gezaghebbend geschrift, wijl daaruit blijkt, dat reeds hier de studie voor het doctoraal examen rechtstreeks in verband gezet wordt met de practijk van den predikant. Dat is zóó serieus op te vatten, dat men hier niet eens de stelling verdedigt: het doctoraal examen is wenschelijk voor den predikant-in-functie, doch de andere stelling opwerpt: het doctoraal examen moet worden ingericht naar de practijk van den predikant. Oók dit examen wordt dus door den wetgever gezien ouder het aspect van de practisclie vorming; men zou haast het wioord j, cplciding" willen bezigen, als men daarmee niet de late droomen verstoorde van enkele „oudere" jongeren, die later wel ontwaken.

Zoodra dus de kerken zelf uitspreken — hetgeen gebeuren kan door den gang van het leven, en nog niet een bepaalde „uitspraak" behoeft te wezen — dal zij in het algemeen voor den gang van haar eigen werk het gewenscht achten, dat er onder liaar prodikanlen een genoegzaam aantal de studie voor het doctoraal examen voltooit, hebben dus die kerken zelf daarmee dit examen geplaatst onder hel gezichtspunt der ambtelijke practijk.

En dan doen die kerken daarmee geen buitenissigheid; integendeel, dan volgen zij daarmee het gewone volksleven, de Nederlandsche wetgeving, en den ge'wonen gang van normale menschen, die ermee rekenen, dal de liooger-onderwijs-wet lot nu toe het hooger onderwijs altijd heeft bezien óók onder hel gezichtspunt van de vorming voor beroepen.

Slechts de droomers van daar straks praten nog een anderen kant uit, maar daar zijn het dan ook droomers voor. Hel genus verdwijnt gelukkig, men treft ze nog slechts hier en daar in een clubje van jongelieden, die nog zeer gehecht zijn aan de onwezenlijke onderscheidingen, waarmee een vorige generatie soms een onderling krijgje voerde. iÖe ouderen zijn daar al lang over heen, gelukkig.

Om niet te veel in één nummer te geven over dit onderwerp, bewaar ik enkele andere opmerkingen tot een volgend nummer.

/ K. S.

/

Ook de GhristeSijke politiek in gevaar. (III.)

In het voorgaande artikel letten wij op de principiëele kloof, die er ten aanzien van den staat en het staatsieven bestaat tusschen het denken van Hegel en Kierkegaard.

En wij wilden, naar we zeiden, thans nader iets zien van de doorwerking van dit verschil in denken en denkwijze.

Die doorwerking nu is er allereerst bij Kierkegaard zelf. i

Het zou onjuist zijn, indien iemand meende, dai I het verschil in waardeering van den staat en hel; staatsieven tusschen Hegel en Kierkegaard alleen vastlag in de in ons voorgaande artikel aange-1 wezen grondgedactiten. |

Integendeel, er komt meer in het geding, dan p door ons Ier sprake werd gebracht; en bovendien: !'; Kierkegaard is inzake den staat; en zijn beteekenis, p niet lot een afgerond geheel van gedachten komen. •

Maar uit het gezegde vloeit toch reeds voort, dat! voor Kierkegaard , .slaat" en „christen-zijn", staat| en werkelijk „christendom'', tegenstellingen zija "•

De christen is de man van de hartstochleüjlte „overgave"; de staat is de kring van het egoisnie i

De christen leeft in de volstrekte eenzaambeid, allhans voorzoover hij christen is; de staat be-1 teekent: gemeenschap, vlak, ver-vlak-king.

De christen is van „hoogere" orde, allhans zoo | ver hij christen is; de staat behoort tot de „lagere" orde.

De geloovende mensch, zoover hij geloovend is, ! die is een „ridder der oneindigheid"; hij zou dus hoogstens in de „kerk" kunnen optreden, inz(iOver n.l. de kerk gedacht wordt als de som, meer m dan als de gemeensenap van zulke „ridders derl oneindigheid". Maar de staat, die van coraprof missen leven moet, en die dus slechts knechten! van de eindigheid kent, en kweekt, de staat heeltI voor deze ridders der oneindigheid geen plaats,

Zoo zien wij Kierkegaard zich al meer verwijde-j ren van Hegel.

•Van hem is de uitspraak, dat de staat het nien-f schelijke egoisme belichaamt, en dat het dus van Plato vclstrekt verkeerd gezien was, toen hij beweerde, dat men, om de deugden te zien, en tei leeren kennen, op den staat acht moest geven, teneinde ze daarin te zoeken.

Evenwei, niet alleen bij Kierkegaard vindt men 1 de doorwerkiiag van zulke principiëele gedachten.

Krachtens haar verwantschap met Kierkegaard 1 treft men ze ook bij de dialeklische theologie. "' name bij Emil Brunner.

Maar daarover spreken wij dan liever de vol] gende week.

Gereformeerde Geloofsleer voor godsdienstonderwijs'

Wij ontvingen ter recensie een exemplaar van de I „Gereformeerde Geloofsleer", door de predikanten| Th. Delleman en W. E. Gerritsma.

Dit werkje is bedoeld als handboekje ten gebruito I

trij het godsdienstonderwijs op Gymnasia, II. B. S., Kweekscnolen en scholen voor voortgezet onderwijs. Met het oog op eventueele aanteekeningen van den docent, is tegenover elke bedrukte linkerpagina de rechterpagina blanco gelalen.

Wij geiooven, dat hiermee aan den wensch naar een niet te uitgebreid leerboek voor het godsdienstonderwijs voldaan is en dat op zeer uilnemcnde wijze. De predikanten van Aaiten, en de N. V. „De Graafschap" hebben de Kerken zeer aan zich verplicht door deze, en door andere bizonder instructieve, duidelijke en zakelijke boeken voor de catechisatie te geven. En behalve de catechisaties dienen zij ook het godsdienstonderwijs in het algemeen. Hun werk is uitnemend.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's