GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Gereformeerd”. (Slot.)

Verteden week wilde ik mijn artikelenreeks besluiten. Het feit evenwel, dat de aftredende rector - der Vrije Universiteit in officiëele zitting de zaak van het a.«. Congres !ter sprake bracht, is aanleiding, dat it nog dit laatste artikel geef.

Ik heb mij niet in te laten met de vraag, of deze rectorale rede kan worden aangemerkt als officiëele uitspraak omtrent wat er leeft aan de V. U. Om niet verdadh't te worden van het helpen scheppen van een onzuivere sfeer, merk ik op, dat de officiëele lijst van de medewerkenden enkele namen niet noemt, die naar ieder aanneemt, wèl zouden 'hebben meegewerkt, indien de gang van zaken bun instemming had gehad. ïk zeg dit alleen, om het verwijt te ontgaan, dat ik „de" V. U. aansprakelijk zou stellen voor een actie, waarvoor blijkbaar niemand uit Kampen zich liet vinden, blijkens officiëele publicaties. Ik geloof zoo mijnerzijds de sfeer zuiver te houden, al moet ik voorts mijn oogen openhouden voor het feit, dat een rector, die van officiëele representatie alles weet, gemeend heeft, zóó te mogen spreken in een overigens voor persoonlij'ke verantwoording blijvend officieel woord, dat Prof. Dr H. H. Kuyper „om het belang der zaak" de toespraaJk op dit punt „letterlijk" weergaf, en dat er vele^) gegadigden der V. TJ. meedoen.

Prof. Rutgers merkte op :

De op den grondslag gerichte cri'tiek schijnt mij het meest principieel; want wat het karaikter van het congres bepaalt zijn niet de namen der personen, die op den voorgrond ziJn gekomen, niet de resultaten die men op dit punt bad willen bereikt zien door politiek beleid en tactische bedrevenheid, maar het is de openlijk aanvaarde grondslag.

Dat de namen van personen niets zeggen ter bepaling van het congres, schijnt mij onjuist. Een persoon kan zich zeer stellig hebben uitgesproken voor bepaalde meeningen, die zijn denken principieel beheerschen.

De 'hem gegeven (jualificatie van „gereformeerd" zegt dus hoe de organiseerende personen die denkbeelden zien. De groep erken't Prof. H. als gereformeerd. Dat hijzelf het doet, is nu door 'haar gesanctioneerd. Het karakter van elk congres, dat van te voren praedicaten vergeeft, wordt bepaald door de gezamenlijke opvatting, die de voorbereidende commissie heeft over de al of niöt verleenbaarheid van die praeidicaten (in casu : „gereformeerd").

Voorts :

De 'grondslag nu van het te houden congres zijn de nationale belijdenisschriften van de verschillende landen. Wil inen iGrereformeerden bijeenbrengen, dan is mtj geen scherper grondslag bekend.

Mij wel. Feit is, dat de belijdenis niet met name noemt de termen van (hedendaagsohe anti-gereformeerde vereenigingen. Al meen ik, dat een e e r 1 ij k uitgellegde belijdenis van heden reeds een aanvaarding der dialectische theologie uitsluit, ik heb te rekenen met het feit, dat velen hier ja en neen denken te mogen verbinden.

Voorts :

Men had, zoo wordt gezegd, een nieuwe formule kunnen vaststellen. Van ék on'twerp daartoe zal ik met belangstelling kennis nemen.

Maar 't is nu wat laat. Overigens is reeds in 1929 aan het verlangen voldaan (zie art. inzake Dr v. Es). In de toen voorgeslagen beginselverklaring staan al reeds enkele uitspraken, die Barthianen niet kunnen aanvaarden. Thans is bet 1934. In die 5 jaar is op dit punt herhaaldelijk gewezen. Men beeft dus wel den tijd gehad.

Vervolgens :

Maar de vraag kan worden gesteld, welk gezag zou zoodanig commissie-formuüer bebben ?

Antwoord : weitensdhappelijk gezag. Hetgeen niet bepaald onsierilijk is voor een leiding-gevend congres.

Daarna :

Zou een nieuw formulier meer zekerheid geven ten aanzien van de gezindheid van hen, die bet aanvaarden, dan de formulieren, welke wij in de belijdenisschriften bezitten ?

Ongetwijfeld. Belijdenissen bekijkt men, speciaal in de Hervormde kerk, op een zeer wonderlijke manier. Men neemt de daad der aanvaarding daarvan in verband met beel den gang der historie. Maar een nuchter proza-zinnetje van vandaag zal men niet 'zoo gemakkelijk onderteekenen, wanneer het is voorgelegd als accoord van samengang voor een bepaald doel.

Daarna :

Is het wel raadzaam, met bet oog op het veelvuldig gebruik, dat van die belijdenissohriften als accoord van gemeenschap wordt gemaakt, en moet worden gemaakt, de beteekenis van de onderteekening er van zoozeer te verkleinen ?

Die beteekenis verkleinen niet de thans bezwaarden; zij gaan er juist van uit, dat de onderteekening een ding van beteekenis is. Maar sedert 1834, toen Hofstede de Groot zelfs liberale burgers ergerde door zijn gegooöhel met de onderteekeningsformule en de beteekenis A'an haar aanvaarding, is er nog veel meer mogelijk gebleken op dit punt.

Eindelijk.

Deelneming aan het congres, of aan de organisatie er van, brengt niet de verpiiohting mede voor de dwalingen van andere deelnemers blind te zijn.

Neen. Maar de vraag is een andere : of men zeggen mag scherp te zien, '(leiding gevende) en dan wit 'zwart te noemen. Een congres van witten en zwarten als congres van witten presenteeren ?

Tenslotte :

Men aanvaardt en presenteert elkander als personen die de belijdenisschriften onderteekenen, en op den grondslag van die onderteekening bijeen willen komen. In de samenwerking voor het congres 'ligt niet opgesloten een wederkeerige verklaring van zuiverheid van •dwalingen.

Neen. Wèl ligt in de qualificatie van het congres ah congres van gereformeerden een gemeenschappelijke erkenning van eikaars gereformeerd zijn.

Ik denk bij dit alles terug aan de bekende kleine-teentirade van Dr A. Kuyper. Dr Kuyper wilde de Vrije Universiteit vrü houden van 'kerkelijke suprematie. Kerkelijke verklaringen en besluiten nao'öhten de vrije beslissing der wetenschappelü'ke leiding niet binden. Het mocht niet verder 'gaan, dan bet al was met de V. U.: baar kleine teen zat reeds in 'de kerkelijke klem.

Ik ga daar niet op in ; dat deed 'ik reeds eerder. Maar ik vraag me wel af : zit men hier niet met alle teenen van beide voeten in de kerkelijke klem ? D.w.z. volgt men niet de praxis der kerken ? Het feit, dat Dr Haitjema tot een kerk behoort, die ieder vrij laat in de ontwikkeling zijner denkbeelden, bepaalt 'bier de houding van een deel der leiders van het gereformeerde leven.

Was Dr H. lid der Geref. Kerken, zijn afwijken van de belijdenis zou reeds lang vastgesteld zijn. Dan 'bad men die uitspraak der kerk 'kunnen trotseeren. Maar thans maakt men min of meer gebruik van de omstandigheid, dat Dr H. in een kerk leeft, die zoo iets niet constateeren kan. Dat is óók een in de klem der kerk vastraken. Men kan in de klem van een verkeerden kerkelijken üver verward raken, men kan ook in de Mem van 'kerkelijke ijver-loosheid tereöht komen. Hoe zeer bij sommigen dat gevaar acuut is blijkt m.i. uit een particulieren brief, dien ik deze week 'kreeg. Daarin werd opgemerkt :

„Een congres is geen 'kerkverband, maar wanneer men bedenkt, dat iemand als Dr Haitjema zeker a: Is predikant zou worden toegelaten in de Gereformeerde Kerk van Amerika, met welke onze 'kerken in 'directe correspondentie staan en ook in 'de Dopperterk in Zuid-Afrika, met welke 'zij indirect contact onderhouden, dan vraag ik me af, of 'het 'billijk is in Nederland met zoo iemand niet te willen confereeren, zoolang hij aanspraak maakt op den naam gereformeerd, ook al vinden wij, dat bij het niet is."

Tot zoover de briefschrijver.

Nu ga ik maar voorbij, dat die laatste volzin weer niets 'te ma'ken heeft met miJn 'bezwaar. Ik 'heb al ettelijke malen gezegd, met Dr H. 'best te willen confereeren. Alleen maar niet met openlijke erkenning : dat 'hiJ wel is, wat ook deze briefschrijver beweert 'dat hij niet is.

'Ik 'ga ook voorbij de bewering over die beide genoemde kerken. Ik betwijfel haar juistheid, maar dat is tot daar aan toe.

Slechts dit merk ik op : wat blijft er hier over vaa de wetensdhappelüke leiding, die zich vrij houdt van kerkelijke klemmen ? Niets. Men wil z'n wetenschappelijke lei'dingsvaardig'heid activeeren; het is 'toe te juichen. Maar men vergunne Dr K. Dijk en mij en zeer vele anderen, dat wij inzake 'de qualificatie van de theologie van Dr Th. 'L. Haitjema onzen 'kleinen, mitsgaders onzen grooten teen, houden buiten 'de klem der Hervormde ker)£.

Voor haar klemmen ben ik bang. Ik zeg maar zoo : Souvereiniteit in eigen kring ! Wetenschappelijke leiding vrij 'houden van kerkelijke mis-Jleiding.

„Een Gereformeerd predikant onder de gelijkschakelaars.”

Tdt mijn spijt moet ik - wegens plaatsruimte het ver­ volg laten wachten.

K. S.

Prof. Haitjema over een „wachter op Zions muren”.

Ook dit 'vervolgartikel moet - wegens plaatsgebrek een week - wachten.

K. S.

Dr W. A. V. Es over „isolement”; het a.s. congres.

Afzonderlijke beantwoording schijnt mij te verdienen, heitgeen Dr W. A. v. Es schrijft in Geref. Kerkblad Leeuwarden. Deze bespreekt de discussies, die over het a.s. congres loopende zijn, en schrijft boven zijn artikel de vraag: „Ligt in isolement altijd kracht? "

Naar mijn meening is deze titel jammer. Want hij verschuift het probleem. Is er iemand, die voor isolement gepleit heeft in den zin, waarin het woord hier bedoeld is? Mij is niemand bekend. Noch Dr K. Dijk, noch ik hebben ons verklaard tegen het „ook voeling - willen houden met mannen van Geref. professie buiten eigen kring." Noch Dr K. Dijk, noch ik hébben ons uitgesproken vóór een „zich toch liefst volstrekt in eigen kring opsluiten". Ik weet geen enkdlen dwaas, die zoo iets heeft bepleit. Ik weet wel, dat in „De Reformatie" verteld is — en dat dus Dr W. A. v. Es het heeft moeten weten — dat de weg aangewezen is, waarlangs het. zou kunnen komen tot een „voeling houden" met „mannen 'tan Geref. professie buiten eigen 'kring". Ik weet zelfs, — en ook dat heeft in „De Reformatie" gestaan, en ook dat heeft Dr W. A. v. Es dus moeten weten — dat er een weg gewezen is, waarlangs het zou 'kunnen 'komen tot een „voeling houden met" „mannen" van heelemaalniet „Gereformeerde professie". Waarom wordt toch telkens tegen h-ypothetisChe tegenstanders gevochten? En gekampt, als „slaande in de lucht"?

Laat mij het voor de zooveelste maal nog eens zeggen: niemand is tegen samenspreking met anderen. Als Dr W. A. v. Es met een gemakkelijkheid, die mij verbaast en die ik weiger ernstig te noemen, tegen mij zelf een zinnetje van mijzelf tracht uit te spelen, dan wil ik hem vragen : waarom citeert u niet meer ? Bedoeld zinnetje luidt (het is geknipt uit „De Bazuin"): „Ik meende, dat christenen moesten blij zijn, als ze konden praten met behoud, aanvankelijk van eigen meening." Dr W. A. v. Es meent, dat ik „daarvan het door" hem „bedoelde geval" '(van het a.s. congres) schijn uit te sluiten. De gronden 'daarvoor schijnen Dr W. A. v. Es „weinig steekhoudend". Ik ga nog verder. Ze houden heelemaal geen steek. Want ik heb het niet in mijn hoofd gehaald, dat congres uit te sluiten van dezen regel. Ik ben zeer éterk voor het praten met anderen. Maar ik weiger, hun een naam te geven, dien zij niet verdienen. Zij behoeven mi) ook 'geen naam te geven, die mij naar 'hun meening niet toekomt. Ik wil graag met Dr W. A. v. Es confereferen. Maar niet op die manier, dat onze conferentie in de pers wordt aangekondigd als „conferentie van dames". Of „conferentie van öhristelijk-historisohen".

Laat men toch zakelijk discussieeren. Voor de zooveelste maal wijs ik er op, dat ik trouw 'gebleven ben aan de lijn, die „De Reformatie" van den aanvang ai •getrokken 'heeft. Men kan ze controleeren zonder oude jaargangen op te slaan. Men koope 'slechts het geschrift van Prof. Dr V. Hepp : Internationaal Calvinisme, Oosterbaan & Le Cointre, Goes, 1929. Voor de daar verdedigde gedachte is Prof. Dr V. Hepp naar Noord-Amerika wezen pleiten. In „De Reformatie" heeft hij ze gepubliceerd. Ik pleit er nog altijd voor, dezen teer in Noord-Nederland :

„Zoo is de organisatie van het Internationaal Calvinisme aangewezen niet op het samenwerken van kerkengroepen, maar van personen.

„De organisatorische band tusschen die personen kan ALLEEN gevormd worden door een g e m e e n^ schappelijke beginselverklaring.

„Het voorleggen van zulk een beginselverklaring dient als proefsteen, of men bij elkander behoort of niet.

„De profeet Amos vraagt: zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?

„Het onderschrijven van zulk een beginselverklaring geef^ de onmisbare akte, dat men elkander gevonden heeft.

„Zouden - wij met onze internationale calvinistische actie op losse vlotten ons wagen op de wereldzee?

„Neen, ook wij moeten hebben een accoord van gemeenschap, waarbij ieder zich vrijwillig kan aansluiten.

„Dat moet de instemming hebben van zijn volle persoonlijkheid.

„In de fonnuleering van den grondslag vermelde men de voornaamste waarheden van het Calvinisme, zoowel die, welke het met alle christelijke kerken ge-.meen heeft als die, welke haar („het"? K. S.) specifiek eigen zijn."

„Onderstelt de internationale calvinistische organisatie voor elk land nationale organisatie, zoo zijn de oude konfessies voor elk dier organisaties de natuurlijke beisis.

„Men zal wel doen, daarvan bij de nationale calvinistische akties uit te gaan, ofschoon het gewenscht zal zijn met het oog op de behoeften van den tegenwoordigen tijd ze aan te vullen, hetzij door er een nieuv/ belijdenisschrift aan toe te voegen, hetzij de oude met enkele artikelen uit te breiden."

Tot zoover Prof. Hepp.

Op zijn laatste woorden leg ik den nadrut; want al ben ik niet vóór een nieuw belijdenisschrift, ik ben wel overtuigd, dat een korte artikelenreeks tegen de 'dia; lec-'tische theologie broodnoodig zou zijn, nu men staat voor het feit, dat in de Hervormde kerk en in het z.g. „H.V." vrijwel alles mogelijk is ondanks officieele onderteekening der belijdenis.

Een verklaring tegen het Barthianisme zou noodzakelijk zijn geweest, wil men een congres van gereformeerden recruteeren uit de hedendaagsche zich alzo o noemenden. Niet alles is gereformeerd, wat gereformeerd wil heeten. Wil men ze niet —• mij ook 'best, als het congres dan maar informator i s o h is en geen qualificaties geeft, die niet passen op de werkelijkheid.

Dat 'het-echter niet aangaat, het Barthianisme al is 't ook maar „ruim-gereformeerd" te noemen, is herhaaldelijk betoogd. Moge ik Dr W. A. v. Es nog eens 'herinneren aan enkele uitspraken van Prof. Dr V. Hepp („De Reformatie", 9e jaargang, no. 37). Besprekende de vraag, of Barth gereformeerd wil zijn, kwa'm toen Prof. Hepp tot de volgende conclusie :

„Wij namen bij de beantwoording van de vraag of Barth Gereformeerd wil zijn, „Gereformeerd" in den breedsten zin, die er aan te geven is.

Wij stelden de kwestie b.v. niet zóó: als Barth in Nederland woonde, zou hij zich dan aansluiten bij de Gerefonneerde Kerken?

Wij plaatsten ons op het i"uimste standpunt, dat mogelijk is, n.l. algeheele insteimning met de Gereformeerde belijdenisschriften en dan niet met de onze, maar met de zijne.

Van zulk een Instemming wil hij niet hooren.

Maar dan wil hij ook niet Gereformeerd zijn.

De bedenking of hij dan zijns ondanks niet Gereformeerd is, behoeft hier niet onder de oogen gezien.

Nader zal wel blijken, dat Barth op heel wat punten van de Gereformeerde waarheid afwijkt.

Hij wil niet Gereformeerd zijn en is niet Gerefoi'meerd.

Want dat „Gereformeerd" nog raimer zou mogen genomen dan wij ^deden, moet ten stelligste ontkend. Wanneer men zou zeggen: ieder wil Gerefoi-meerd zijn, die zich Gereformeerd noemt, zou men aan het „Gereformeerde" wel een naam, maar geen wezen toekennen.

De vlag moet de lading dekken.

Wie Barth als Gerefoi-meerd aandient neemt hem öf niet zooals hij genomen wil worden óf meent in het Gereformeerde een soort elastiek te hebben, dat naar believen kan worden uitgerekt.

Men doet öf Barth óf het wezen van het Gereformeerde onrecht.

Men spelde dan ook Barth niet uit zekere liefdadigheidssport een Gereformeerd vlaggetje op zijn jas."

Dit is de eerste opmerkiuugenreeks van Prof. Hepp — en van „De Reformatie" uit vroeger tijd.

Vervolgens besprekend de vraag of Karl Barth Calvinist wil zijn, zegt Prof. Hepp o.a. 't volgende (No. 39):

„Innerlijk staat Barth dan ook vreemd tegenover Calvijn."

En ten opzichte van diens houding tegenover 'het historisch Calvinisme verzekert hij:

„En dan kan de indruk, welken men uit zijn werken en vooral uit zijn laatste werk (Dogm. (de oudere)) ontvangt, geen andere zijn dan deze, dat hij het historisch Calvinisme niet kent"

En 't slot vaa 't artijkel is aldus :

„Maar het „los-van-de-traditie" blijft hem (Barth n.l.) altijd bekoren.

Dan kan hij echter ook nooit Calvinist worden.

Want het Calvinisme merkt als geen andere richting de leiding des Geestes in de historie op.

Barth Calvinist te noemen staat gelijk met Barth te miskennen."

In 'n artikel in „De Reformatie", 10e jaargang, no. 2, vinden we nog de volgende uitspraken van Prof. Hepp :

„Ons gevoelen, dat hij (Barth n.l.) in zijn Schriftbeschouwing... meer aan den kant van het Modemisme dan aan de zijde der Gereformeerde theologie staat, ondanks al zijn roepen: de Schrift is Gods Woord, wordt door dit vraaggesprek (in Zurich gehouden n.l.) versterkt.

Voor Barth is de bijbel heel iets anders dan ^voor ons"

„Ondubbelzinnig heeft hij (Barth) het nu te verstaan gegeven: iemand kan de opstanding gelooven en niettemin de opstanding als heilsfeit loochenen en b.v. de schijndoods-of visioenshypothese aannemen"

„Theologisch gesproken stelt Barth de heilsfeiten, de opstanding van Christus niet uitgezonderd, disputabel"

„Het wordt met den dag raadselachtiger hoe Prof. Haitjema en anderen in ons land het nog voor Barth kunnen opnemen."

Tot zoover Prof. Hepp.

Indien dus Dr W. A. v. Es meent, dat deze meening over gere'formeerden in een ongewenscht Isolement drijft, dan keert zijn critiek zich tegen Prof. Hepp'e vromere redeneering, niet tegen nieuwere meeningen van mij. Ik bleef trouw aan wat „De Reformatie" van den aanvang af gezegd heeft.

Ik heb 'dus Dr W. A. v. Es ditmaal niets meer te antwoorden. Op zijn Hacht, 'dat er „op alle slakjes zout gelegd wordt" ga ik niet in. Men moet eerst bewijzen, dat we een slak j e, en geen slak zien kruipen in onze Gereformeerde kerken. Dr v. Es 'gaf dat bewijs niet. Hij noemde slechts een argumentatie onvoldoende, zonder haar te ontzenuwen, en vergat voorts, dat de bewering, waarvoor 'hij mij argumenten dacht te hooren geven, door mij nergens gesteld, wel zeer stellig bestreden ie.

'Overigens heeft ieder 'zoo zijn meeningen, waarvoor hij in vuur komt. Dr W. A. v. Es b.v. komt tot zeer 'breede betoo'gen, wanneer 'het gaat over het promotierecht van Kampen, of over de 'kerkrechtelijke zijde van het proces-Geelkerken, of over een oredentiebrief, of O'ver een candidaatsbul, of over een zaak ad art. XIII K.O. Ik noem

dat geen s 1 a k j e s. Maar ik ben dan ook niet gesohott, als hiji zijnerzijds het maar een s 1 a k j e noemt, wanneer een theologie, die de grondslagen 'van het calvinisme wegneemt, als gereformeerd wordt aangediend door een congres, dat leiding geven wil. Een verkleinwoord wil mij {hier evenmin uit de pen, als wanneer ik Dr W. A. v. Es zie strijden voor z ij n meeningen inzake de bovenge­ noemde punten.

K. S.


1) Verleden week stond ergens: „zuivere" gegadigden; ik schreef echter: „zeer vele".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 september 1934

De Reformatie | 8 Pagina's