GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

De plaats van Maria, de moeder des Heeren in de heilsgeschiedenis.

II.

Er is nog meer te lezen, reeds in het Kerstverhaal van het evangelie, over Jozefs en Maria's huwelijk. In Luc. 2:7 heet het: „en zij baarde haar eerstgeboren zoon". Het Grieksch heeft daar proototokos. Nu is dat woord niet zeldzaam in het N. T. en de christelijke literatuur van den oudsten tijd. Ook om iets anders omtrent Christus aan te duiden dan zijn relatie tot Maria wordt het wel gebruikt. Hij is de „eerstgeboorne onder vele broeders" (Rom. 8:29), of ook alleen „de eerstgeboorne" (Hebr. 1:6); Hij heet „de eerstgeboorne uit of van de dooden" (Kol. 1:18. Openb. 1:5) en „van de heele schepping" (Kol. 1:15). Maar als de Arianen zich op de laatste uitdrukking bijv. zouden willen beroepen voor hun leer, dat Christus naar zijn wezen dichter bij de schepping dan bij God staat, zijn we onmiddellijk klaar om hen te wijzen op dat andere woord: monogenes, d.i. eeniggeboorne. Om die gedachte uit te drukken, is dus de Grieksche bijbel niet verlegen om woorden.

En als ze zegt proototokos, bedoelt ze immer een, die een reeks aanvangt; de rij opent, terwijl anderen volgen. Temeer heeft deze redeneering kracht in het onderhavige geval, omdat niet slechts bij de aanduiding van Christus' verhouding tot den Vader het verschil tusschen den Zoon en den Middelaar kan worden uitgedrukt door verscliillende woorden, maar omdat ook bij kinderen van aardsche vaders en moeders dezelfde Lucas, die het Kerstevangelie van Maria's eerstgeboren zoon schreef, de onderscheiding kent tusschen proototokos (eerstgeboorne) en monogenes (eeniggeboorne). In 7:12 noemt hij den z.g.n. „jongeling van Nain" een „eeniggeboren zoon van zijn moeder".

Nu heeft men zich sinds den vernufteling Hieronymus er wel op beroepen, dat „eerstgeboorne" ook terminologie van de Mozaïsche wet is, en dat in deze terminologie toch op den „eerstgeboorne" niet noodzakelijk anderen volgen moeten, doch dan verliest men uit het oog, dat Lucas niet in de termen van den wetgever spreekt. Hij is in zijn verhaal historicus, die de verdere geschiederiis van

de heilige familie kent, en die dus nimmer eerstgeboren zoon zou kunnen schrijven, wanneer hij niet van meerdere, latere kinderen v/ist.

Voorts zijn daar, ten bewijze van het feit, dat Maria na Bethlehems wonder een heel gewone huisvrouwentaak in een groot en druk en waarschijnlijk niet-rijk gezin aanvaard en trouw vervuld heeft, de vele plaatsen in hel N. T., die van de broeders des Heeren spreken. Deze plaatsen zijn zeven in getal, terwijl één ander maal van één der broeders nog gesproken wordt onder die aanduiding. (Matth. 12:46 e.v.; 13:55; Mark. 3:31 e.v.; Joh. 2:12; 7:3 en 5; Hand. 1:14; I Kor. 9:5 en Gal. 1:19.) ^-) De namen der vier broeders zijn bewaard in het evangelie (Jakob, Josef of Jose, Simon en Juda; volgens kerkelijke traditie was Jakob de oudste van die vier). Er waren ook zusters; volgens Mark. 13:56 minstens twee; hun namen zijn niet bewaard en de vrij laat opduikende berichten over hen variëeren onderling zoowel over het getal als over de namen.

En in den tijd, toen in de kerk van Madonnavereering nog geen spoor te ontdekken was, weten dan ook kerkvaders als Irenaeus en TertuUianus van een maagdelijkheid van Maria slechts ad hue, d.i. tot op den tijd van de geboorte van Jezus. ^^) Hoe konden ze ook anders in hun bijbel lezen, waarin Matth. 1:25, en proototokos (eerstgeboorne) en van de broeders van den Heere stond.

Pas tegen het eind van de 4e eeuw, wanneer er reeds duidelijk Mariavereering is, wordt de kwestie van Jezus' familieomstandigheden voorwerp van uilvoeriger overwegingen. Overwegingen, die niet los stonden van de toenmalige dogmatiek en ethiek.

De overzichten, die bijv. Lightfoot 2*), Zahn en Bavinck geven over deze overwegingen, knoopen aan bij 'de namen van E p i p h a n i u s, die de broeders des Heeren hield voor kinderen uit een vroeger huwelijk van Jozef met een anderevrouw; van Hieronymus, die hen aanzag voor neefs van Jezus, en van Helvidius, die nuchter de gegevens van de Schrift verdedigd heeft.

Op den strijd, die nu Helvidius en Hieronomus voerden nader ingaan, gedoogt het bestek niet. Wel kan nog even worden gezegd, dat Epiphanius' voorstelling in de Grieksche kerk veel aanhang vond; en rust in mededeelingen van het protevangelie van Jacobus, dat Jozef voor zijn aanraking met Maria weduwnaar maakt, een heel oud man dan reeds. En dat Hieronymus, nog vorder schietende dan Epiphanius, niet slechts de maagdelijkheid van Maria redden wilde, doch ook die van Jozef. Zijn idee was origineel. Deze groote geleerde in de oogen van zijn tijdgenooten, raadsman van de deftige romeinsche dames in theologische en ascetische problemen, heeft zonder gebruik te maken van het bedenkelijke middel der apocryphe traditie, puur door exegetische scherpzinnigheid en onovertroffen geleerdheid, het klaargespeeld een oplossing van zijn probleem te vinden, die compleet voldeed aan den toenmaals geldenden smaak. Dan blijven weliswaar van al de Jakobussen van het N. T. er maar twee over; dan worden de broeders des Heeren wel tot discipelen gemaakt, al bleek hun onwil om zich bij Christus aan te sluiten vóór Zijn opstand'ing ook meermalen evident (Mark. 3 en Joh. 7); dan worden de vier vrouwen, die bij het kruis stonden, gereduceerd lot di'le (Joh. 19:25) en had Maria van Nazareth een zuster, die ook Maria heette, maar dan is dit geweldige resultaat toch ook bereikt, dat Jozef en Maria beide te respecteeren zijn voor een kerk, die aan haar monniken en nonnen al grooter glorie geeft.

Het is wel duidelijk, dat al wie Hieronymus' tendenzen afwijst, voor zijn constructie weinig goede v/oorden over hebben kan.

Maar ook de gedachte van Epiphanius is moeilijk te rijmen met de Schriftgegevens. Stel, dat Jozef voor zijn moederloos gebleven kindertjes in Maria een moeder had gezocht, zou God dan deze Maria verkoren hebben om moeder van Christus te zijn? En hoe wil men b.v. bij een dergelijke constructie der feiten plaats geven aan iets als de vlucht naar Egypte?

Wie nu maar geen probleem maakt van wat heel simpel is, is hier toch wel spoedig klaar. Alleen een theologie, die zich almeer heeft vastgewroet in de verdediging der in haar kerk voortwoekeende Madonna-vereering, staat hier verlegen, en weet in haar verlegenheid tenslotte ook geen grenzen meer.

Wanswerd a. d. Streek.


22) Uitvoerig en in hoofdzalten onwederlegbaar ov-ev de familie van den Heere: Th. Zahn: Forschungen zur Geschichte des neutestamentlichen Kanons VI, 1900, 225—364.

23) Dit juist voor Irenaeus, die in zijn recapitulatie-theorie wel parallellen trekt tusschen Maria en Eva, te hebben bewezen, is het belang van Hugo Koch's reeds eerder geciteerd geschrift: Adhuc Virgo. - .- - . -

24) J. B. Lightfoot, Galatian, London, 1884, p. 252—291.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's