GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het lam Gofls.

In den nacht, waarin de engel des verderfs de eerstgeboorte van Egypteland aantastte ten doode toe, werd in Israël de heerlijkheid der verlossende genade openbaar. „Er was een groot geschrei in Egypleland. Én er was geen huis, waarin niet een doode was". In Israël daarentegen kermen de dieren niet in doodsnood en klaagvrouwen heffen er hun stem niet op. Daar komen de mannen uit de veestallen met het blij bericht, dat alles nog goed is; moeders nemen hun kinderen op schoot en lachen met de vreugde van verlosten; een vader valt zijn oudsten jongen om den hals.

Maar midden in de emotie komt het lam op tafel, dat vader met veel zorg geslacht heeft; en ieder denkt aan 't bloed des lams, dat aan de posten van de deuren is gestreken. Inderhaast wordt dan de maaltijd van het lam gebruikt... en de kinderen Israels trekken uit het diensthuis.

Dat was het eerste Pascha; toen werden de eerste lammeren geslacht. —

Zoo voor en na, al naar de ritueele trouw van 'l volk en van zijn leiders, werd dit eerste Pascha herdacht; het bloed van Paaschlammetjes werd menigmaal gestort nog. En telkens was het teeken van de verlossing uit Egypte. Van het koninkrijk der genade, dat de koninkrijken der wereld toen aan zich onderworpen had.

Maar ach, dat volk van God, dat uit Egypte was bevTijd, was een zondig volk. Het vermeerderde de schuld alle dagen. De vleeschpotlen van Egypte verlokten het reeds in de woestijn tot murmureering. De moeiten van den verdel^ingssLrijd tegen de Kanaanieten nam het veel te licht. Tenslotte ging het in zijn tateren koningstijd boodgenootschappen met Egypte overwegen en sluiten. Het bloed van 't lam van Pascha — dat lang niet alle jaren werd gestort ook — sprak jiiet meer. Het was ook maar het bloed van dieren.

Tenslotte raakte het volk om zijn zonden in de macht van Babel. Weer moest God opstaan ter verlossing. Tevoren deed Hij troostend profeteeren tot de ballingen van een Man, Zijn Knecht, die de verlossing bewerken zou, niet meer uit de dienslhuizen van Egypte en van Babel, maar uit het slavenhuis der zonde. Mijn Knecht, de Rechtvaardige, zal velen rechtvaaj-dig maken, want Hij zal hun ongerechtigheden dragen. (Jes. 53).

Toen kwam er sprake van een .ander Lam, dan dat van 't Pascha in Egypleland. „Hij was mishandeld, maar hij liet zich vernederen en deed Zijn mond niet open; als een lam, dat ter slachting geleid wordt.... (vert. Riddcrbos).

Dit is dan, heel in 't kort, de geschiedenis der oudtestamentische openbaring van het Lam Gods. 1) Als alle openbaring van het oud verbond, vindt ook zij haar voltooiing in het Nieuwe Testament. Reeds Johannes de Dooper spreekt van deze voltooiing.

Hij heeft gepredikt van hel fel gericht, dat komt te samen met hel koniniirijk van God, dat nu nabij is. Weer maken de engelen des verderfs zich op. Doch dan ziel hij Jezus tot zich komen. „Zie, het Lam Gods".

Het is de vraag, aan welk onderdeel der geschiedenis der openbaring de Dooper hel allereerst en het allermeest wel heeft gedacht, toen hij den Christus en Zijn werk aldus verkondigde. Voor wie gelooven aan den Heiligen Geest, die in de openbaring van hel O. T. den Christus profeteeren deed in almaar scherper wordende trekken; die ook Johannes vervulde en hem Zijn woorden ingaf, ligt het voor de hand', den Dooper hier te hooren herinneren aan Jesaja 53 allereerst.

Deze overweging wordt dan nog gesteund door hel in rekening brengen van het feit, dat de taal van den Dooper het Arameesch was. In deze taal nu is een woord, dal twee beteekenissen heeft, zoowel die van knaap of knecht (denk aan ons schild-knaap), als die van lam. 2) Sprekend dus in zijn en zijner hoorders moedertaal, noemde de Dooper Ier aanduiding van den Christus een woord, dat in elk geval herinnerde aan Jesaja 53; idal duidelijk sprak van den knecht des Heeren. Let men er voorts nog op, dat Johannes als het werk van Christus toen tevens aangaf, dat Hij de zonde der wereld wegneemt, of draagt, 3) dan is ook hierin zoo duidelijke aanknooping aan Jesaja's profetie, dat hij onze ongerechtigheden dragen zal (53: 11), dat wel met zekerheid gezegd kan worden, dat de nieuwtestamentische openbaring hier niet de aanvangen, doch de voortzetting der oudtestamentische nader concreet maakt.

Dit laatste wil evenwel niet zeggen, dat Johannes' woord niet eveneens hier op vervulling doelt der openbaring van het Paaschlam van Ex. 12. Hel kan wel zeer goed zijn, dal juist de nadere typeering van Christus als het Lam van God een tegenstelling bedoelt te geven met het lam vanMozes ofvanisraël. Een dergelijke tegenstelling heeft Christus althans later eens voor de aandacht van Zijn hoorders geroepen. Hij sprak toen van zichzelf als van het Brood van God; het is dat Brood, hetwelk God rechtstreeks igeeft in tegenstelling met het voedsel, dat de mensch door arbeid zich gewint en met hel brood, dal in de woestijn door bemiddeling van Mozes eens gegeven werd, het Manna (Joh. 6:31 —33). In gelijken zin kan Christus heeten het Lam van God. Hij is te vergelijken dan met hel Lam van Israël, dat bij den uittocht werd geslacht; doch staat in zoover met dat Lam toch weer in tegenstelling, dat Hij direct van God' gegeven wordt en dat Zijn bloed daarom van beter dingen spreekt dan dat van het Egyptisch lam.

De tegenstelling'mag dan in dit verband piet

worden veronachtzaamd. Christus is Paaschlanij maai- meer dan dit. Hij is Vervulling van het Paaschlam.

Rijst nu de vraag, of de Dooper, vervuld met denzelfden Heiligen Geest, die den evangelist onfeilbaar heeft geleid, wel zeker aan dat Paa'schlam heeft gedacht„ dan mag ze inderdaad bevestigend antwoord vinden. Typeerend immers is, dat het Grieksclie Evangelie van Johannes (1:29, 36) in de weergave van zijn woorden dat Arameesclie woord met twee beteekenissen vertaalt door: Lam, en niet door knecht, of knaap.

Deze vertaling, zoo mag wel worden gezegd, neemt de Heilige Geest, die den apostel indachtig maakte, „uit Christus". Want Jezus Christus heelt Zijn verlossingswerk gezien en uitgericht met het oog op den God des Verbonds, die het eerste Paaschfeest had gesticht, en de slachting der eerste TPaaschlammeren had verordineerd. Het is daarom, dat Hij met Zijn .broeders eerst niet wil opgaan naar het Loofhuttenfeest. „Gaat gij heden op tot dit feest; ik ga nog niet op tot dit feest; want mijn tijd is nog niet vervuld." (Joh. 7:8). Christus kiest daar dat ander feest zeer beslist als de tijd der beslissing; de tijd der vervulling; Zijn tijd als Christus, Middelaar.

Duidelijker nog is Christus in Zijn , wil, als het Paaschlam Zijn leven af te leggen, wanneer Hij deze dingen met Zijn discipelen behandelt. Lees maar Matth. 26:1—5.

Als inleiding op het lijdensevangelie van Mattheüs wordt het figuur van het Sanhedrin geteekend tegenover Christus. Het Sanhedrin vergadert en besluit tot den dood van Jezus. Want de Hoogepriester Kajafas had zóó de kwestie voor hen opgelost: „Het is beter dat één sterft voor het volk, dan dat het hieele volk verloren ga". Dat was het priester woord; het woord, dat opkwam voor het volk. Maar ach, hoe beeft de hand, die het otfermes nu houdt. Niet op het feest! Om der wille van de schare. De priester komt op voor het volk, en hij durft niet om het volk! — Christus staat daartegenover. Hij kiest juist het Paaschfeest. „Gij weet, dat na twee dagen het Pascha is, en de Zoon des Menschen zal overgeleverd worden, om gekruisigd te worden."

En ook datzelfde evangelie van Johannes, dat van den Dooper ons verhaalt en van Zijn aanwijzing van Christus als het Lam Gods, brengt Jezus' sterven in verband met het Pascha der Joden. Het was de voorbereiding van het pascha en omtrent de zesde ure, dat Pilatus tot de Joden zeide: „Ziet, uw koning". (Joh. 19:14).*)

Zoodat ook Paulus het uil Christus neemt, wanneer hij zegt: „ons Pascha is voor ons geslacht." (I Kor. 5:7).

Tegen het vallen van den Goeden Vrijdagavond', terzelfder ure dat de ïsraèlietische huisvaders in den tempel door de priesters ieder zijn paasclilammetje slaclaten lieten, is Jezus Christus, het Lam Gods gestorven, alzoo vervullende de wet van Paschen, de wet der verlossing uit. het diensthuis.

Toen brak dan waarlijk aan de nieuwe tijd'. Toen is dan het volk van God verlost niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, uit den ij delen wandel, die hen van de vaderen is overgeleverd, maar door het dierbaar bloed van Christus, als van een onbestraffelijk en onbevlekt lam; dewelke wel voorgekend is vóór de grondlegging der - wereld, maar geopenbaard'is in deze 1 a a t s te t ij d e n (I Petrus 1:18—20).

Wat Johannes de Dooper heeft geprofeteerd en niet gezien, dat is toen vertoond en is nog heden zoo. De Dooper heeft het Koninkrijk gepredikt en ook het Lam van God. Toch kon hij ze niet altijd rijmen, die twee (Matth. 11). Hij - wist zoo goed van 't Koninkrijk van God, maar zat tenslotte in den kerker van een koning der aarde. Trjumfeerden toen de vier dieren van Daniël 7? Bleek niet hun roofdierenaard in Herodes? Het Koninkrijk en het Lam, het zijn toch wel contrasten. En tot conflicten komt het daarom bij ieder, die hen verneemt, en zijn Bijbel vergeet.

In de oud-testamentisclie openbaring sprak het bloed van het Lam reeds van 't voorbijgaan van den engel des verderfs en van Farao's ondergang. Toen reeds bleek Christus, hoewel geopenbaard onder, het tecken van een lam, sterker dan wat ons wordt vertoond onder de figuren van een leeuw, een beer, een panter. Maar de nieuw-testamentische openbaring bevestigt ons, dat het Lam van God de macht van 't Koninkrijk der genade openbaart. Na Exodus 12 komt Jes. 53; en het wordt vervuld.

De lijn loopt van Ex. 12 over Jes. 53 en des Doopers woord en Christus' keuze van den dag en het uiu^ van Zijn sterven naar Openb. 5: „Ik ^ag, en ziet, in het midden van den troon, en van de vier dieren, en in het midden van de ouderlingen, een Lam, staande als geslacht".

„Ween niet!"


1) Voor de verbinding van Ex. 12 en Jes. 53 zie J. Ridderbos, De Profeet Jesaja, IP, Kampen, 1934, blz. 142; S. Greijdanus, De brieven van de Apostelen Petrus en Johannes, en de brief van Judas, Amsterdam, 1929, blz. 73, en dezelfde: De Openbaring des Heeren aan Johannes, Amsterdam, 1925, blz. 136.

2) Zie J. Jeremias, in Theologisches Wörterbuch zum Neuen Testament, herausgegeben von Gerhard Kittel, I, Stuttgart, 1933, blz. 343.

3) Over hairein zie S. Greijdanus, De brieven van de Apostelen enz., blz. 466: „het wegdoen barer schuld door het dragen barer straf".

4) Over de vraag, of ook Joh. 19:36: „deze dingen zijn geschied, opdat de Schrift vervuld worde: geen been van Hern zal gebroken worden", niet een heenwijzing is naar Christus sterven als Lam Gods, is verschil van meening mogelijk. Een andere exegese geeft K. Schilder, Christus bij den uitgang van Zijn lijden. Kampen 1930, blz. 526, aanm. 1.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 april 1935

De Reformatie | 8 Pagina's