GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Literaire kantteekeningen.

„Kort opontboud"')

Het is ten onzent gielukkig geen gewoonte, ©en bundel novellen of ©en roman te voorzien van ©en voorwoord. Wij verwacliten, dat zulk een werk voor zichzelf zal spreken.

Dit neemt niet weg, dat, wanneer een auteur gevraagd wordt, op een andere plaats iets over zijn eigen werk te zeggen, dit een goede gelegenheid kan zijn, mogelijk misverstand uit den w^g te ruimen.

Hiet misverstand nu, tiert rondom de literaire wereld al even welig als rondom de theologische. Ik zal nog wel eens in de gelegenheid zijn op enkele ervan in deze kolommen te wijzen.

Een woord over eigen werk kan ook de bedoeling ervan verduidelijken.

Dit is, in de meeste gevalleUj helaas geen overbodige weelde, omdat in onze kringen ook daaromtrent nog de wonderlijkste theorieën gehuldigd worden en waarlijk niet alleen door ^, eenvoudige" lezers. 2)

Bewuste terug-houding.

In „Kort Oponthoud" geef ik drie novellen over hiet leven in een herstellingsoord. Het boekje wil dus niet pretendeeren een roman te g|jn, al zijn die drie novellen dan ook door hetzelfde onderwerp verbonden. Het herstellingsoord is niet, zooals gedacht is, een christelijke instelling, doch een z.g. „neutrale" inrichting, aan het hoofd waarvan echter een protestantsch geloovige directrice staat.

Het was zeker mogelijk geweest de in dit boek behandelde stof te laten uitdijen tot een dikken roman. Ik heb mij daarvoor gewacht om de navolgende reden.

De vorm van mijn roman „Martha's Bruidsdagen" welke onder pseudoniem in 1927 bij Callenbadi verscheen, is voor mij thans een overwonnen standpunt. Sindsdien heb ik meer en meer loeren afrekenen met words, met literaire franje, en voelde ik mij sterk aangetrokken tot een zoo sober mogelijke verwoording der dingen. Ook in „Het Verklaai-de Uitzicht" ©en vertelling van den zeekant, valt reeds min of meer van dit gezichtspunt uit te beschouwen. Het zelf reoenseeren van anderer werk en andere factoren hebben mij critischer gemaakt ten opzichte van mijn eigen werk.

Ik streef dus doelbewust naar een eenvoudiger stijl, op het gevaar af dat deze terughouding schijnbare verarming meebrengt.

Persoonlijk ben ik daar minder bevreesd voor — het kan noodig zijn vele dingen los te laten, vooral als christelijk auteur. Dat deze hoüding

door enkele recensenten begrepen is, o.a. door J. C. van D(ijk) in het „Algemeen Weekblad", heeft mij dankbaar gestemd. Het is voor mij een aansporing nu, na deze noodzakelijke versobering, weer te begiimen met den opbouw. Want het grootere werk vraagt ©en anderen stijl dan dien in „Kort Oponthoud" is toegepast. Is voor een novelle een filmische stijl te accepteeren, voor een roman deugt hij minder. Zie b.v. een rammelend boek als „Partij-remise" van Jef Last.

Wel voel ik de noodzaak van het „op-de-man-af" schrijven. "Wij hebben in 1935 minder dan ooit behoefte aan mooi-schrijverij.

Dat de voor mij noodzaak geworden vorm van „Kort Oponthoud" niet door lederen lezer en recensent begrepen werd, kan ik mij voorstellen. Toch vond ik het opmerkelijk, dat de recensent, die mijn boek voor de microfoon besprak, de heer Ten Kate, zich zoo weinig rekenschap heeft gegeven van het verschil tusschen „Martha's Bruidsdagen" en „Kort Oponthoud".

Verschil in literaire mentaliteit zal hieraan wel niet vreemd zijn. Wie de door den heer Ten Kate onder pseudoniem geschreven roman: „Het Stuwende Leven" vergelijkt met „Kort Oponthoud" zal begrijpen, wat ik bedoel. De sterk op '80 geinspireerde mooie taal in „Het Stuwende Leven" zou voor mij een stap terug beteekenen.

Deze jonge calvinist...

Typisch was voor mij de ervaring, dat genoemde radio-recensent niet „tusschen de regels door" opgemerkt heeft, wat ik met de figuur van den jongeling Van Dijk bedoeld heb.

In Van Dijk heb ik getracht, een „onbedorven" gereformeerden jongen te schetsen, zóó ©en, als we allemaal kennen: op zijn achttiende jaar druk bezig pijnde in liet leven eener J. V. op G. G. Ben leeftijd, waarin de meesten onzer zich ter wille van onze „inleidingen" voor het eerst verdiepten in Kuyper en Bavinck. Persoonlijk zal ik niet licht deze prachtige uren vergeten. Maar o, die „inleiidingen", waarin de bescheidenheid zoo vaak zoek was!

Wanneer men iets ouder geworden is en afstand heeft kunnen nemen, is er plaats voor lichten humor.

Welnu — Van Dijk is zoo'n calvinistisch jongeling. Hij komt in het herstellingsoord en staat op zijn leeftijd, als een kind tegenover het leven.

Maar de inleidingen heeft hij dan toch gemaakt.

Hij komt theoretisch beslagen op het ijs, tijdens de confrontatie met andersdenkenden.

Wanneer het nu blijkt, dat Van Dijk, ondanks zijn theorieën, nog alles van het leven moet leeren en hij niet altijd een even schitterend figuur slaat, dan verwacht ik, dat de cxpmerkzame lezer iets begrijpt, als de sclirijver langs zijn neus weg zegt: „deze calvinistische jongeling... " Het is bijna vermakelijk, dat genoemde recensent meende dat ik in dezen jongeling, nu eens het type van een model calvinist wilde geven.

Mag de schrijver meespelen?

De heei* Ten Kate vindt persoonlijke inmenging van den schrijver t.o.z. van zijn figuren bhjkbaar een literaire doodzonde. Zoo vond hij de woorden: deze calvinistische jongeling: pathetisch.

Nu is er inderdaad weinig of niets aan te doen als het een lezer of recensent aan humor ontbreekt. Dit gemis wreekt zich dan ook het meest aan den persoon zelf. Dus schiet er niets anders over dan te verklaren: „in Van Dijk heeft de schrijver allerminst een model calvinist geteekend, doch een gewonen gereformeerden jongen van omstreeks achttien a twintig jaar, die nog aan het begin staat om zijn geloof waar te maken „in het strijdperk van dit leven".

Ik had dit alles kunnen uitwerken in bladzijden lange vermoeiende analysen, doch ik bedankte er voor en liet den lezer, op wiens zelfwerkzaamheid ik hoopte, blijken, dat ik toch nog wel schik in Van Dijk had door te zeggen: deze calvinistische jongeling.

De eene vergissing baart de andere. Dat deze woorden allerminst onbewust aan mijn pen ontsnapt zijn, meende ik reeds duidelijk te hebben gemaakt. Nu is het rechtstreeks spreken van den schrijver tot den lezer in de lectuur van vóór '80 inderdaad uitgeloopen op ongenietbare scihoolmeesterij. Doch de auteur van heden heeft zich reeds lang weer het recht toegeëigend zich te mengen in het spel.

Ten onzent is Van Eerbeek er heel sterk in en hoeveel begripsverwarring hieromtrent nog heerscht, bleek wel uit de vele critieken, die hem dit recht bestpeden hebbeiL

Men behoeft echter maar weinig georiënteerd te zijn in de buitenlandsche literatuur om te weten, dat die h.h. critici er naast zijn en nog leven onder den ban van het naturalisme, dat niet vroeg naar den dieperen zin van het leven en alleen maar zoo objectief mogelijk dat leven wilde verbeelden.

Belangstellenden mag ik wel verwijzen naar hetgeen D. J. Galle in „De Rotterdammer" van 31 Maart 1934 over dit vraagstuk geschreven heeft.

Behalve de jonge calvinist Van Dijk ook de andere figuren nog toe te lichten acht ik overbodig.

Warmeer door enkelen hunner harde waarheden gezegd worden, moest men niet direct klagen, dat de gereformeerden er niet best af komen. Wanneer de christehjke literatuur niet meer het geweten van ons volk mag zijn, snijdt men haar het hart uit en de christen-auteur zal de rotte plekken immers alleen aanwijzen in het besef van aller gemeenschappelijke schuld.


1) Uitgave J. H. Kok N. V. te Kampen.

2) Wanneer ik in dit stukje „critiek op critiek" uitbreng, doe ik dat, omdat hier niet alleen persoonlijke, doch evenzeer „algemeene" belangen in 't geding zijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's