GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Orgelgeschiedenis. (Wenken aan Mstorlegezinden.)

Niet alle Gemeenten, zooals ik laatst verteld heb uit Rotterdam in de Hoveniersstraat en Raampoortlaan, waren zoo gelukkig om al dadelijk ©en fonkelnieuw orgel te kunnen koopen of er een te laten maken door een géhreveteerd Orgelmaker. Zooals bijvoorbeeld ook Zwolle, dat in 1864 door den aldaar woonachtigen Orgelmaker J. y. Loo, 9 sprekende stemmen op één klavier en een aangehangen pedaal liet vervaardigen. Kampen, eveneens in 1877 door den daar gevestigden diUetantorgelbouwer Z. v. Dijk, 2 klavieren met 16 stemmen en een los pedaal, of Schiedam en Scheveningen die alle twee in 1881, de eerste 16 en de laatste 17 stemmen over 2 klavieren en vrij pedaal betrokken van "Wilhelm Rütter uit Kevelaar en R. Ibach te Barmen.

Tal van kerken en kerkjes moesten het doen, zooals ik van de 'Goudsche Singel te Rotterdam zei, met een oud restantje orgelpijpen uit vroeger eeuwen, met ©en halfsleetje dat elders z'n besben tijd gehad had, en. zoo goed en zoo kwaad als het ging, nog wat opgeknapt en opgelapt was, vóór het z'n nieuwe betrekking aanvaardde.

Zoo moest, om weer andere voorbeelden te noemen, Gorinchem het stellen met een „in zijn soort fraai werkje gemaakt door J. Moreau" uit de Engelscbe PresbyLeriaansche kerk van Rotterdam, en Sexbierum zich vergenoegen met ©en oud kabinetje of tevreden zijn zooals de Amsterdamsche „Afgescheidene Hervormde Gemeente op de Nieuwe Zij ds achterburgwal bij de Wijdesteeg" meb een afgedankt orgel in huisformaat ergens uit een Roomsche kerk.

Dat er een heeleboel rouwkoop bij al die transacties was, spreekt vanzelf. Zoo nog een bericht in „Het Orgel" van 15 Nov. 1900, waar het gaat over een orgel dat eerst in het Prinsenhof, in de Fransche kerk te Delft gestaan had en ten slotte in een Zuid-HoUandsclie Hervormde Kerk terecht kwam. In dien tusscheiüiggenden tijd had het, dóór en dóór ziek blijkbaar, overgekomen uit z'n eerste gemeente, dienst gedaan in de Chr. Geref. Nobelstraat-kerk te Den Haag:

„De toestand waarin het echter verkeerde alvorens het van daar werd verwijderd, was meer dan treurig. Onbegrijpelijk is het, dat een gemeente zich met zoo iets tevreden stelde en nog onbegrijpelijker, dat er nog organisten te vinden waren, die op zoo'n schandelijk verwaarloosd instrument wilden spelen."

Nu zullen wij ons maar niet verdiepen in het al of niet begrijpelijke van dergelijke toestanden — ingeleid als we zijn in het geheim der toenmalige platte beurzen en slappe koorden.

We kunnen beter verder gaan en laten den onderteekenaar van een stuk in „Het Orgel", (de heer J. H. 'Storm, „Organist Geref. Kerk, Delft") Mei 1904 vertellen over:

„Het oude Orgel der Crerefonneerde Kerk aan de Vlamingstraat te Delft."

„Bovengenoemd orgel werd in het jaar 1657 gebouwd in de toenmalige Gasthuiskerk te Delft door Mr HANS GOULDFUUS, welks officieel handschrift in bezit is van ondergeteekende.

Omstreeks 1858 werd dit kerkgebouw afgebroken en ook het orgel wegens hoogen ouderdom voor afbraak verkocht. Het werd daarna het eigendom van den heer K. de Lint te Delft en werd door dezen geschonken aan de Christelijk Gereformeerde Kerk aan de Voldersgracht, waar het na eenige reparatie zijn plaats vond, tot in het jaar 1883. In datzelfde jaar werd door deze gemeente een nieuw kerkgebouw in gebruik genomen, en alhoewel menigeen dacht, dat er nu ook een nieuw orgel in geplaatst zou worden, werd nogmaals dit zeer oude gebrekkige instrument overgebracht. Verschillende gebreken deden zich vooral in de laatste jaren voor, en in 1901 en 1902 werd menige openbare eeredienst door napiepen en blijven hangen van toetsen enz. verstoord. Dit kon zoo niet blijven, doch daar men op allerlei moeilijkheden bleet stuiten, was men ten einde raad. In hoofdzaak was men aan het oude instrument zeer gehecht en werkelijk de klank van dit orgel was niet kwaad. Er moest echter iets op gevonden worden, dat het orgel van buiten weinig veranderde, want van een nieuw orgel, dus ook van een ander front, wilde men in geen geval iets weten. De dispositie van dit orgel was als volgt: terwijl er voorheen een Trompet 8 voet bestond aan den Baskant, doch zoo in slechten staat verkeerde, dat men deze moest wegnemen. Ook had dit instrument tot in 1903 kort klavier, want in het groot octaaf miste men cis, dis, fis en gis. Bovendien vond men C, D en E op een andere plaats. De laatste toets op dit klavier was E. Drukte men dezen toets omlaag, dan hoorde men groot C. De toets F daarop volgend, beantwoordde aan zijn naam, doch wanneer men daarnaast Fis aansloeg, hoorde men groot D. G was goed, doch Gis liet groot E hooren, daarna volgde alles geregeld. In het pedaal was dit precies eender, zoodat menige knappe organist huiverig werd dit orgel te bespelen, wat dan ook zonder oefening niet te doen was en men bij ziekte van den organist eenvoudig de begeleiding achterwege liet"^).

Natuurlijk zou ik verder kunnien gaan met nóg meer publicaties van weer andere „rammelkastjes" af te drukken en daaraan eenige phiUppica kunnen vastknoopen over zuinigheid die de wijsheid bedroog en jeremiades aanheffen over kunstzin, die bet loodje moest leggen tegen nuchtere zakelijkheid, maar dat is de bedoeling niet van dit artikel en zou mij ook niet brengen daar, waarover ik het wensch te hebben.

Want wat ik heb willen zeggen met deze geschiedkundige notities is dit: dat onze eerste Gereformeerde Gemeenten van na-1834, zonder dat ze het zelf wisten, voor de historie-vorsching een kostelijke collectie restanten, schakels, uitloopers, namen en adressen bewaard hebben uit den tijd der 17e en 18e eeuwsclie Nederlandsche Orgelmakerij — pijpmensuren, klavierindeelingen, technische merkwaardigheden etc.

Zoo is b.v. dat Delftsche, „wegens hoogen ouderdom voor afbraak verkochte" Orgel uit 1657, uniek om de mededeelingen, het zoogenaamde kort klavier betreffend.

Ten eerste om ervan te lezen, hoe anno 1901 en 1902, een kwart eeuw ruim geleden, „menige knappe organist" huiverig werd als hij er zijn vingers op dorst zetten. Iets, waarover weliswaar iedereen uit den tijd waarin het gemaakt was^ hartelijk zou lachen, voor wien ©en dusdanige regel de gewoonste zaak van de wereld was, temeer nog als hij hoorde dat „men bij ziekte van den organist eenvoudig de begeleiding achterwege liet", maar waarvan bet toch volkomen begrijpelijk was dat iemand van een twee-en-een-half-honderd jaar later, die nog nooit zooiets gezien had, die gewend was de volgende octaven aldus te spelen;

dat zoo iemand zich wel een beetje onwennig moest voelen, wanneer hij hetzelfde wilde laten hooren, dat hij zich dan verplicht zag aldus te doen:

öf bij accoorden, geoctaveerd in de linkerhand:

Is dus de herinnering aan zulk een ouderwetsche speelmanier al de moeite van het ophalen waard, ten tweede is zij leerzaam om eruit te zien, dat dit orgel, met zijn aldus verdeelde ondertoetsenbeweging, een overgangsvorm toont eener in de 17e eeuw algemieen geldig wordende uitbreiding van het gebruikelijke 6 voets-orgel, dat op groot F begon, naar het 8 voets-orgel, dat zijn begin maakt met groot C.

Om dit even te demonstreeren, geeï ik hier het begin van een orgelmanuaal, zooals dat uit de Utrechtsche Klaaskerk ondergebracht is in het Amsterdamsche Rijksmuseum, een voorbeeld van het algemeentype der vóór-zeventiende eeuwsche klavieren.

1) De oorspronlcelijke dispositie, nog te vinden in „Dispositiën der merlcwaardigste Kerk-Orgelen", door Joachim Hess (Gouda 1774), was aldus:

Zoo men bemerkt, ontbreken aan het laagste, het groot octaaf, behalve de op deze diepte nog nergens voorkomende half-tonen Fis en Gis, de C, D en E, zoodat feiteUjk het onderste maar een half octaaf was zoo ongeveer.

Bij de gaandeweg algemeen wordende verdieping naar groot C, ging men op tweeërlei wijze te werk.

In 1625 luidde een bepaling in een Nijkerksch orgelcontract: „een pedael te leveren bestaande van ©en goede Ueflicke Trompet beneden gemaect drie Klavieren — klavieren beteekent hier: toetsen — lager dan het gemeene werck".

Dit pedaal zag er dus als volgt uit:

Om deze lage tonen óók aan het „manuaell davier" toe te voegen, deed men echter anders. Niet, zooals bij het pedaal, eenvoudig door verlenging der toetsenreeks ünks, naar omlaag, maar door een toets te leggen links naast groot F die groot C het hooren en verder tusschen F- en G- en G- en A-groot, twee „verheven stecken" aan te brengen, die respectievehjk D en E in werking brachten.

Zag dus het pedaal er gewoon ordelijk uit, zooals wij dat gewend zijn, het klavier daarentegen kreeg de volgende vrij zonderlinge samenstelling:

Ter onderscheiding dezer twee octaafverdeehngen noemde men die zooals in het pedaal: „de lange octaeff" en die van het klavier: „de corte octaeff, vanwege het verschil in spanwijdte.

Is dus, zooals ieder toestemmen zal, die korte kroniek van den heer Storm de opteekening en nabetrachting alleszins waard, niet het minst erin is ook wat hij vertelt over die Trompet 8 voet die aan den baskant zat. Ook dat is ©en onderwerp, waar nog een heele geschiedenis aan vastzit. Want die bas-trompet was geen manuaalstem, maar een enkele pedaalstem, als zooveel bastrompetten in denzelfden tijd, om welke enkel en alleen het geheele pedaal gebouwd werd, zooals dat nog te constateeren valt in de Nijkerksche bepaling, die ik hierboven ten beste gaf. Zoo'n pedaal, bestaande uit „een goede heflicke Trompet", diende om de melodie te laten hooren, . uitkomend, een soort van Koraalbas, tegen de andere partijen op het klavier. Een kunst, die op de Psalmvariatie slaat, waaromheen in die dagen zoowat alles zich concentreerde.

En nu, om maar niet verder uit te weiden, zou ik zoo gaarne willen, dat er nog méér van die historische curiositeiten aan den dag gebracht werden als waaruit ik zooals met deze, allerlei heb kunnen putten dat waard is ter algemeen© kennis gebracht t© worden.^ Omdat zij verhelderend werken voor het denken over wat vroeger was en hóé het geworden is.

Een prachtmiddel is, waarop ik al in „De Reformatie" van 17 Mei wees is een noot, dat m«n het voorbeeld daar zal volgen, dat in de Kerkbode zijner Gemeente alles liet drukken wat maar te vinden was over de orgels van Gereformeerd- Rotterdam.

Dat moeten ook gaan doen, zij die dit lezen en die evenzoo historiegezind zijn — en dat zijn er nog al wat! dat weet ik — ieder in zijn eigen plaats en omgeving. Oude notulen vragen in te mogen zien, losse stukken, contracten, brieven te raadplegen op archieven van Kerk, Stad en Land. Die alle te ordenen, precies af te schrijven; in de plaatselijk© pers, kerkelijke en burgerlijke, te laten opnemen en... aan mij, als het niet te veel moeite is, opsturen. Dan verwerk ik het weer, bij gelegenheid, liier in „De Reformatie" en rapporteer de dan aan het licht gebrachte, nu nog schuil gaande zeldzaamheden over alles wat des orgels is; alinea's, bladzijden, hoofdstukken, deelen van het nog ongeschreven Grootboek onzer Nederlandsche, Protestantsche, Gereformeerde Orgelgeschiedenis. Niet in droge opsomming van jaartallen en gebeurtenissen, maar levend voor ieder lezer, zooals ik ook nu probeerde enkele détails vorm en samenhang te geven.

Graag in afwachting!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's