GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jeremlas de Decker.

De Dichter Jeremias de Decker (1609—1666), door Dr J. Karsemeyer. — Uitg. Mij. Holland, Amsterdam.

Men moet den moed en het doorzettingsvermogen bewonderen van Dr Karsemeyer, die deze studie gaf, een V.U.-dissertatie, die thans in den handel is gebracht. Want een voorloopige kennismaking met De Decker zal wel niet bijzonder geestdriftig hebben gestemd.

Immers, van 's dichters leven is maar heel weinig bekend. De doopboeken in Dordrecht vermelden zijn geboorte; een uitgever, die na den dood van den dichter nog aan diens werk verdiende, deelt in een bewogen inleidinkje ergens mede, dat Jeremias de Decker in Dec. 1656 „door den verwoeden aenval van eene seer heftige kortse in weynighe dagen uyt dese wereld (werd) wechgeruckt". Maar tusschen deze twee ongetwijfeld belangrijke gegevens missen wij heel veel andere, die wij toch moeilijk kunnen missen, indien wij den dichter duidelijk voor ons willen zien. Men zou nog kunnen hopen, dat hij krachtig gereageerd ihad op veel verschijnselen in zijn tijd. De 17e eeuw was immers niet de rustigste of de onbelangrijkste periode uit onze geschiedenis! Maar men ontdekt betrekkelijk weinig reacties; en die wij vinden, zijn meestal teleurstellend zwak.

De kring van zijn vereerders was vrij groot, maar er groeide toch niet zoo'n hartelijke vriendschap, dat wij door een uitgebreide correspondentie veel gegevens ontvangen voor indringender onderzoek.

Vondel heeft — voorzoover bekend — éénmaal een vriendelijkheidje aan De Deckers adres geschreven. Jan Vos, de wonderlijke poëet-glazenmaker, kwam méér met De Decker in aanraking. Jeremias had mogen wenschen, dat — om den stijl van de vriendschap — hef contact met Vondel krachtiger was geweest. Lessing heeft, meen ik, eens gezegd, dat de kus, die die muze aan Jan Vos gegeven had, een beetje vluchtig was uitgevallen.

'Huygens heeft eens laten informeeren, wie toch De Decker was: 't moest een seer fraey poëet zijn, wonend binnen Amsterdam. Dominee Van Oosterwijck krijgt contact met den dichter als deze een lofdiclit heeft geschreven op Oosterwijcks

„Rijmen ende Zangen over het Hooglied". De Decker had zijn bijdrage-van-bewondering den titel gegeven „Tegen de Poëten, Venusjanckers ende Loftuyters''; hij had er zijn hart in uitgestort over de eervergeten dichters, die „'t blanck papier met onkuysschen int bevlecken".

Meer bevriend schijnt hij te zijn geweest met Rembrandt en den krankenbezoeker Waterloos. Uit loutere vriendschap heeft Rembrandt, die zijn penseel nooit heeft gegeven aan Vondel en Hooft, De Decker geschilderd; toen de schilderij voltooid was, rijmde Waterloos een gedicht voor Rembrandt en De Decker samen. Toch was de vriendschap tusschen den krankenbezoeker en den dichter weer niet zoo heel krachtig; anders had De Decker niet een lijkdicht op Waterloos kunnen schrijven, waarin het gevoel geheel schuil gaat achter woordengegoochel en valsch vernuft. De Decker bedenkt, dat Waterloos „zonder-water" kan beteekenen en dan fabriekt hij dezen „klaagzang" :

Had Waterloos de lucht nog wat genieten mogen, Hij hadd' den Hengste-bron all' 't water afgezogen. Dat hy in sicli vervat: maar och! een felle brand. Die voor geen water swiclit, dreef hem alhier in 't sant.

'Het schijnt, dat De Decker meer dan eens gepoogd heeft, zijn kennissenkring uit te breiden. Hij zond aan verschillende grooten van zijn tijd een of ander lofdicht, dat zij dan vóór hun uitgaven lieten afdrukken. Het succes was niet altijd evenredig aan De Deckers inspanning: er schoot soms niet eens een present-exemplaar op over!

E|en enkelen keer is hem dat te maclitig geworden; eens heeft hij zelfs gescholden op „de groote boerschheyt, ja beestachtigheyt" van zulke ondankbaren, want hij heeft ontdekt, „dat dusdanige vuyligheden niet weinig in swange gaen"!

• Hoogmoed is niet de grootste zonde van De Decker geweest, schijnt het. Hij kon zóó overbescheiden oordeelen over zijn werk, dat het een raadsel is, waarom hij zijn gedichten uitgaf. Als er niet een paar gladde uitgevers waren geweest, die het met de poëzie van Jeremias de Decker wel dorsten te wagen, dan zouden de vele letterkunde-boeken één naam minder tellen in het immer groeiend alfabetische register. Hij zegt zelf, dat hij „gering is van verstand, kleen van wetenschap"; hij heeft „een langs d'aerde krujpende styl".

Wel had hij in eigen tijd veel vereerders, en ook ina zijn dood ontbrak het daar niet aan, maar enkele getuigenissen zijn tocli — vriendelijk gezegd — eenigszins typisch. Westerbaen, de groote profeet der Remonstranten, gaf aan „De Lof der Geldzucht" deze zeer bijzondere hulde: 'twas een gedicht,

Dat ick den levenden en den nakoomelingen Niet aen te prijsen schroom, schoon ick 't noch . niet en zagh".

En Kloos is in 1909 wel heel geestdriftig, maar misschien is dat minder, omdat hij De Decker zoo hoog acht, dan wel, omdat Kloos een veldtocht tegen het werk van Prof. Jonckbloet begonnen was. En Jonckbloet had De Decker afgekeurd! Kloos' bewondering viel juist in den tijd, toen hij aan een heele rij van „vergeten" dichters eerherr stel poogde te schenken; vooral aan zulke, die Jonckbloets afkeurend oordeel hadden ontvangen.

In den strijd der geesten heeft De Decker zich zelden gemengd; als hij er mee begon, was hij heel snel tol het punt „vredesonderliandelingen" genaderd. Met den Remonstrant Westerbaen heeft de Contra-Remonstrant De Decker een paar maal gepolemiseerd over de groote vraagstukken van de Dordtsche synode. Maar als men de brieven aandaclitig leest, heeft men meer respect voor den vurigen Westerbaen, dan voor den slappen De Decker. De Decker zal „toch maar" in de publieke Gereformeerde kerk blijven; de „ceremoniën" van Doop en Avondmaal zijn dezelfde als in Westerbaens „kerk", en de predikanten zijn lang zoo vinnig niet meer als in de jaren 1618 en '19. Hij wil Westerbaen zelfs wel 't genoegen doen, te verklaren, dat hij het maar ten deele met de Dordtsche leer eens is; 't woord „praedestinatie" zou hij 't liefst vertalen door „noodlot".

Uit dit alles mag blijken, dat De Decker niet een figuur is, aan wien men met groote geestdrift

zijn onderzoek en studie wijdt. Maar studie is niet alleen afliankelijk van geestdrift, ook van vlijt en van volharding. Het werk van Dr Karsemeyer is vooral een demonstratie van de laatste twee eigenschappen.

Dr W. A. P. Smit, die voor enkele jaren bij denzelfden uitgever een studie over „De Dichter Jacobus Revius" gaf, had door zijn onderwerp een belangrijken voorsprong op Dr Karsemeyer. Aan een figuur als Revius heeft men meer houvast. Hij was een man, die op elk gebied kóós. Weifelen was hem vreemd. We kennen Revius door een goede gravure als een man van staal: eer een Hollandsch vlootvoogd dan een predikant. Maar boven de gravure staat: Amor Christi vincit, de liefde van Christus overwint. Dit ondubbelzinnige uiterlijk en deze ondubbelzinnige levensspreuk typeereu het leven van den grooten Calvinistischen dichter. Aan zulke persoonlijkheden geeft een schrijver met liefde en met bewondering zijn studie.

'Hier komt nog bij, dat de dichter Smit dieper in het leven van den dichter Revius kon doordringen, dan de energieke vorsclaer Karsemeyer in bet leven van den dichter De Decker. Rustig ein eerlijk ontleedt Karsemeyer De Deckers poëzie, maar de flitsende zwaardslag van de oritiek, of ook de vlam van vurige bewondering wordt in zijn studie gemist. Onzes inziens was zoowel voor het een als het ander meer dan eenmaal gelegenheid geweest.

Toch zijn we voor de studie van Dr Kaï-semeyer zeer dankbaar. Allereerst, omdat zij een juister kijk op het leven der Calvinisten in de 17e eeuw mogelijk maakt. Nog al te vaak wordt de opvatting gehuldigd, dat de bevolking der Zeven Vereenigde Nederlanden in dien tijd bestond uit een groep rotsvaste Calvinisten, enkele weggedoken Remonstranten, en een belangrijke groep Roomschen. Deze studie toont opnieuw aan, hoe het leven van menig Gereformeerde meer breed dan diep was; ze laat duidelijk zien, hoe grof de onkunde en hoe zwak de liefde was jegens de kerk bij een figuur, die bij eerste vluchtige kennismaking een bouwer van Calvinistisclie cultuur schijnt. Drie eeuwen geschiedenis hebben dit verschijnsel niet vernietigd.

Maar ook zijn wij dankbaar, dat deze studie inadrukkelijk aandacht vraagt voor een religieus dichter, van wien niet heel veel meer dan de naam bekend was. Dr Karsemeyer heeft enkele gedichten gepubliceerd, die vrijwel onbekend waren en die men wel niet naast Vondel en Hooft, maar zeker na Vondel en Hooft noemen kan. Er zijnl „beroemdheden'", die ver bij De Decker achter blijven. Mogen we op een goede bloemlezing uit De Deckers werk i-ekenen? Na de schitterende uitgave van „Goede Vrijdag" bij Bootsen en Stols — wij misten deze uitgave in de bibliografie — bhjft er nog genoeg stof over

'Ten slotte danken wij Dr Karsemeyer, dat hij zoo duidelijk laat blijken op welke gronden zijn oordeel rust. Deze studie is in den besten zin — althans wat de critiek op de levensbeschouwing van De Decker betreft — principieel. In dit opzicht voldoet ze ons meer dan de Revius-studie

van Smit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 augustus 1935

De Reformatie | 8 Pagina's