GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Celoofsgenezingen !n Moettilngen?

ni.

Hoe beschouwt men In Moettilngen ziekte en genezing?

Na dit alles willen we de vraag onder de oogen ; : ien: hoe denken de Moettlinger broeders zelf over, wat zij noemen, de „geloofs"-gcnezingen?

We moeten Moettlingen recht doen wedervaren en erkennen, dat de broeders altijd weer den nadruk hierop leggen, dat de „genezingen" maar bjjzaak zijn! Velen komen n.l. naar Moettlingen, zoolals ze gaan naar badplaatsen als Nauheim of Neuenahr, om genezing te krijgen van hun licharüelijke kwalen; maar voor dezulken luidde het onverbiddelijke antwoord van Vader Stanger altijd weer: „Ga jij ^o) maar weer heen; 'tis zonde van het reisgeld, dat je er aan besteed hebt; om te zondigen is je lichaam nog goed genoeg". 21) Het gaat daar allereerst om de genezing van den Igeest, om de vergeving der zonden! Het j»enezen ivan zieken kan haar zin en bestaansrecht alleen imaar vinden in de .gave van de vergeving der zonden.22) uu diverse publicaties krijgt men echter toch weer den indruk, dat men de „genezingen" niet als zoo héél bijkomstig beschouwt. Immers de maat, waarin de geestesgaven openbaaiworden, is een thermometer voor het geestelijke leven der kerk, zegt Wirth^s); „als de geestesgaven afwezig zijn, mist de wereld de kracht van het Christendom". 2*) „De kerk is slechts de rij wagens van den trein, de locomotief wordt gevormd door de genadekrachten van het hemelrijk uit den tijd der Apostelen". - •"') En Johannes Schlatter zegt van de „genezingen": „ze vormen niet de hoofdzaak in Moettlingen, al is dit vaak wèl zoo in de oogen van het publiek; maar ze worden wel begeerd en ook beleefd", ^s) En hierin stemmen de „jonge" Moettlingers weer overeen met den vader van het „oude" Moettlingen, met Johann Christoph Blumhardt, „wien'tin zijn jeugd reeds een donker raadsel was, dat de genadegaven uit den tijd der Apostelen, zoo weinig of niet meer gezien werden." 2') Zien we nu allereerst, hoe men in Moettlingen

ziekte beschouwt. Hun „algemeene pathologie" hun ziektekunde dus, zou volgens hun zeggen, - ge-grond zijn op den Bijbel. Daartoe moeten we ons echter weer geheel en al verlaten op den Bijbel alleen 28)j vve moeten den Bijbel weer durven aanvaarden, zóó als hij daar voor ons ligt, vrij van dogmatische omhulselen. Afgezien nu hiervan, dat •wie zegt, zijn beschouwing vrij te houden van dogmaüsche omhulselen, er zelf altijd een, alleen maar andere, evengoed dogmatische beschouwing op na houdt, moeten we toch ook wel even zien, dat het zich op den Bijbel verlaten er soms wel wat weinig „Gereformeerd" van langs gaat. Hoe gebruikt men den Bijbel? Vader Stanger beschrijft dit zelf: „Wanneer echter Gods Geest in ons straalt, dan worden wij vol van den Heiligen Geest: dan kumien wij de Schrift opslaan, waar wij willen, en mogen ervaren, hoe de Schrift ons dan uitgelegd wordt door den Heiligen Geest, zooals er ook geschreven staat in 1 Joh. 20:2, 20, 26 en 27." ^s) Het Wijkt dan, dat Vader Stanger echter wel eens in conflict komt met den letterUjken tekst, zoodat een der navolgers, Bernhard Jansa, zich geroepen Voelt, Vader Stanger aldus te verdedigen: „Er wordt dikwijls tegengeworpen, dat Vader Stanger zich niet nauwkeurig aan den tekst houdt. Als de Heilige Geest hem echter anders leidt en hem opdi-acht geeft, voor een of meer ^hoarders een „donkere plaats" op te helderen, moeten wij ons dan niet verblijden? "^") Men voelt, hoe zwak deze verdediging isl

Wat zegt men nu op den Bijbel te gronden? Dit: ziekte is een openbaring van de macht der zonde, •welker bezoldiging de dood is. ^''•J Dezelfde be schouwing als van den ouden Blumhardt. „Als er geen zonde in de wereld waSj zou er geen ziekte zijn, geen dood!" „Het spreekt vanzelf, dat onze ziekte niet altijd onmiddellijk verband houdt met de een of andere bepaalde zonde, maar wel is het zeker, dat we leven in een gevallen, , verworden wereld; dat we allen zondaars zijn en leven onder de wet van de zonde en dat is ook de ziekte." ^^) „De zonde, gewerkt door duivel, wereld en eigen hai't, zoekt den mensch van zijn bestemming af te brengen en dit heeft allerhande narigheid, waartonder ook de ziekte, ten gevolge. Menige ziekte zou ons bespaard kunnen blijven, als wij niet op •de zonde ingingen".'') De zuiver materialistisch ingestelde, officiëele geneeskunde, heeft dit lang, veel te lang, over het hoofd gezien, 'i] Het valt niet meer tegen te spreken, „dat iedere ziekte haar psychische zijde heeft, dat haar kiem ligt in de ziel". 35) Speciaal niet-vergeven zonde is verantwoordelijk te achten voor veel ziekte, waarom de Moettlinger broeders op de spreekuren heel dikwijls vragen: „Hebt ge vrede met God? "^^)

In andere gevallen ziet men de ziekteverwekkende macht als een meer jDersoonlijke, zondige macht. Zoo zegt b.v. Vader Stanger: „Hoeveel zieken worden door den vijand gekweld en denken dat ze ziek zijn. Ik merk echter bij de meeste izieken, dat het alleen de vijand i% zooals ze zelf later moeten erkennen", s') Ook Plug zegt, dat „in de Arche telkens weer zoovele ziekten niet anders blijken te zijn, dan wat de Bijbel noemt: het bezeten zijn van een booze geest", s»)

De genezing en haar methode houdt natuurlijk nauw verband met deze „ziektekunde". Allereerst uit zich dit in deze richting, dat men bij voorkeur zijn genezing niet zoekt bij de officiëele geneeskunde, altlians de „geloovigen" niet. De officiëele geneeskunde is goed voor de ongeloovigen. Men erkent wel, dat onze doktoren, dikwijls met opoffering van hun beste krachten strijden; „maar het kan hun nooit gelukken de ziekte te overwin- 'nen, ze duikt telkens weer op, omdat het hun nooit kan gelukken, de zonde te overwinnen."'') „Wezenlijk Iielpen kan alleen Hij, die de zonde droeg op het kruis en overwon!"*") Men gaat het zelfs beschouwen als een gebrek aan geloofsvertrouwen, als men een dokter zou waarschuwen. Stanger heeft het voordeel, veel dingen duidelijk te zeggen, ooli dit: „Wij hebben in dezen tijd veel Christenen, die gelooven, maar hun geloof zit vol twijfel en ongeloof. Ze meenen, dat men eerst naai' den dokter moet gaan en als men het middel van den dokter heeft, moet men bidden: „Heer, leg Gij Uw kracht in het middel". Zijn deze menschen igeholpen, dan heeft het middel geholpen en niet de Heer Jezus. Men kan daarover denken zooals men wil, bijbelsch is deze manier zeker niet."*'') Soms moeien „ingevingen" dit geloofsvertrouwen, ials het dreigt over te gaan in wantrouwen, opwekken, zooals bij de vrouw van broeder Geiger, toen zij in heftige verlegenheid zat. „In dien moeilijken strijd echter", verhaalt broeder Geiger, „lie' mijn vrouw zich door den Heer een woord geven: (het luidde: „Ik ben met u, spreekt de Heer, oro u te verlossen", Jes. SO: !!."''^)

Besmettelijke ziekten worden in de reddingsark niet geduld, evenmin zeer ernstige zieken, omdat men dan in Duitschland in confhct zou komen met de „strenge arztlichen Vorschriften". ^^)

De genezingen in Moettlingen, dit „oord der ge- Inade'; **) berusten dan ook op een geestelijke behandeling en hieraan weer ligt deze beschouwing

Iten grondslag: „Zoodra de mensch door boetedoening de zonde aflegt én ze vergeven laat, neemt God ook de gevolgen der zonde weg". ^^) Men beroept zich hiertoe gaarne op' bijbelplaatsen, die men zegt, weer volkomen letterlijk te durven nemen, als Matth. 10:8: „Geneest de kranken, werpt de duivelen uit." Ik citeer dezen tekst naar Warlh. Het eigenaardige is, dat waar hij puntjes plaatst, in den Bijbel nog staat: „reinigt de melaatscben, wekt de dooden op". Ik vraag hier maar even terloops; als men zegt dit alles weer letterlijk aan te durven, waai-om dan deze twee dingen door nietszeggende puntjes vervangen? En ik vraag verder: waarom komt, wat op die puntjes moest staan, in Moettlingen niet voor? Waarom hooren we wél van z.g.n. genezingen, en waarom b.v. niet van opwekidngen van dooden? Als men 'het ééne deel van Matth. 10:8 den menschen voorhoudt om „letterlijk" aan te durven, waarom dan ook niet dat andere deel? Is God niet machtig, de dooden op te wekken? Christus en de Apostelen hebben het toch óók gedaan? Waarom, (ik spreek in den trant van Moettlingen) zou die genadegave alleen maar beperkt zijn tot het oer-Cliristendom ? Ge gevoelt, hier loopt Moettlingen spaak omdat men den Bijbel laat zeggen, wat hij niet zeggen wil, Vader Stangers illuminatie ten spijt!

Men beroept zich verder gaarne op' Jacobus 5 VS 14--16: „Is iemand krank onder u? dat hij tot zich roepe de Ouderlingen der gemeente, en dat zij over hem bidden, hem zalvende met ohe in den Naam des Heeren: en het gebed des geloofs zal den zieke behouden, en de Heere zal hem oprichten, en zoo hij zonden gedaan zal hebben, het zal liem vergeven worden. Belijdt elkander f^'i misdaden, en bidt voor elkander, opdat gij gezovSi wordt; een krachtig gebed des rechtvaardigen vermag veel." Ook hier echter moeten we de Moettlinger broeders even nagaan: er wordt gesproken in dien tekst van: „Ouderlingen der gemeente"; officiëelo ambtsdragers van een officieel lichaam; maar wat zijn de Moettlinger broeders: beantwoorden ze daaraan? Zij, die de Schrift weer zoo letterlijk aandurven! En dan verder: die tekst handelt wel spedaal over zieken; maar dan niet over het „mogelijke geval, dat één individu ziek wordt, maar over de toen reëel bestaande vele ziektegevallen. Die vele en ernstige ziekten stonden blijkbaar in verband met allerlei misstanden en zonden, die in de gemeenten leefden; misstanden, die niet meer uit het verborgen opgegraven behoefden te worden, docht die maar al te zeer openbaar waren. En nu vermaant Jacobus de kerkleden, dat zij tot inkeer zullen komen, het elkaar bekennen zullen, wat de oorzaak is van al hun lichaamsellende, en zoo samen om vergeving vragen en genezing zoeken zuUen." ^^)

Stanger tracht dus weer hetzelfde te doen, wat de Apostielen deden in de eerste Christengemeente ^"•) en het zou weer zijn: „lammen kunnen gaan, blinden worden ziende, pijnen houden op, duivelen worden uitgeworpen" ^^), de „krachten van het Koninkrijk" worden openbaar; hier zijn weer de eerste gaven en krachten uit den Apostolischen tijd! Neen, er is geen sprake van een nieuwe leer, maar alleen van de kracht van het Evangelie lOok 1111. < "') Vader Stanger zou deze gave der gezondmaking van den Heere afgiebeden hebben (weer een bewijs, dat men aan die „genezingen" toch nog al waai-de hecht!) en in een gezidit zou de Heere hem tot zijn taak in de reddingsark geroepen hebben. Tijdens een ziekte, jicht en hartlijden, waaraan Vader Stanger is blijven lijden, Ihad hij God gebeden: „Maai" wanneer het U beihaagt, mij gezond te maken, dan behaagt het mij ook. Dan smeek ik U, laat mij voor veel zielen tot een zegen zijn!" Stanger verhaalt dan verder: „Toen ik zoo met den Heere had gesproken, moest ik 1 Kor. 12 opslaan en een paar maal het hoofdstuk lezen, waarin gesproken wordt over de gaven des Geestes. Tellicns, als ik van de gave der gezondmaking las in vers 9, moest ik zeggen: „Ja, lieve Heiland, dat zou het beste zijn, als de menschen naar lichaam en ziel gezond werden." „Ik kan mijzelf die gave niet geven. Maar als Gij, Heer, mij die /f.r TÜi schenken, dan zal ik mij zeer VPT''lugen." „Ik verwachtte niet, dat de Heer mij idie ga.c zou geven, - omdat ik zelf nog ziek was. Den SOsten Januari 1907 werd ik 's morgens om 2 uiu' wakker. Toen verscheen de Heer mij in een gezicht: ik zag een groote schare van zieken om mij heel'., een paar droegen den ai-m in een doek, ieenV> ar liepen met een stok of op krukken. Een vaiTi^Jien herkende ik duidelijk. De Heer gaf mij het bevel, de kranken de handen op te leggen, ze met olie te zalven, opdat ze gezond zouden worden. Deze verschijning duurde tot zes uur in den morgen; in de twee volgende nachten verscheen de Heer mij weder in datzelfde gezicht van half vier tot zes uur; in al deze drie nachten bleef ik den heelen tijd wakker. Het waren heilige, voor mij onvergetelijke feesturen." *°)

„Aldus „geroepen" zijnde, zooals hij het zelf Igevoelde, heeft Vader Stanger, die tevoren een liederlijk levtn als dronkaard geleefd had; , en nog een paar maal gepoogd had zelfmoord te plegen, toen zijn taak aanvaard, eerst klein; maar al spoedig groeide het getal dergenen , di6 om geestelijke of lichamelijke hulp kwamen, en werd de reddingsark op 14 November 1909 in ge'bruik genomen. In die reddingsark, waar alles stipt op tijd gaat, is 's morgens „om 8 uur ontbijt, om half 9 Andacht van ongeveer drie kwartier, vervolgens spreekuur tot etenstijd, 12 uur, daarna rusttijd tot 2 uur, waarbij volkomen stilte heerschen moet in en om het gebouw. Om 3 uur koffie en om 4 urn- weer een Andacht, gevolgd door spreekuur voor degenen, die 's morgens niet aan de beurt konden komen. Om half zeven avondmaaltijd, waarna de dag besloten wordt met gemeenschappelijk gezang tot 8 uur. Om 9 uur ('s zomers wat later) wordt verondersteld, dat iedereen zich ter ruste heeft begeven." s^)


20) Vader Stanger tutoyeerde altijd, onverschillig of hij een graaf of een boer voor zich had.

21) Joh. Schlatter: Moetthngen u. s. Bed. f. d. Kirche, pg. 25.

22) J. J. Buskes: De beide Blumhardts, pg. 7. 23) K. Wirth: lm Anbruch einer neuen Zeit, pg. 22.

24) id., pg. 22. 25) id., pg. 22.

26) Joh. Schlatter; Moettlingen u. s. Bed. f. d. Kirche, pg. 26.

• 27) F. Zündel; Johann Christoph Blumhardt, . pg. 16. 28) Ds W. A. Plug: Moettlingen, pg. 23. 29) Vader Stanger en zijn reddingsark, pg. 79. Bedoeld is vermoedelijk 1 Joh. 2:2, enz.

is vermoedelijk 1 Joh. 2:2, enz. 30) B. Jansa: - Das heutige Möttlingen, pg. 30. 31) J. J. Buskes: De beide Blumhardts, pg. 7.

32) Wilma: Jezus leeft, pag. 13/14. 33} K. Wirth: lm Anbruch einer neuen Zeit, pg. 20.

34) id., pg. 21. 35) id., pg. 21. 36) Ds W. A. Plug; Moettlingen, pg. 15.

37) Vader Stanger en zijn reddingsark, pg. 75. 38) Ds W. A. Plug; Moettlingen, pg. 25/26.

39) Wilma: Jezus leeft, pg. 15/16. 40) id., pg. 16.

41) Vader Stanger en zijn reddingsark, pg. 72. 42) E. Geiger; Geloofsgenezingen, pg. 9. 43) B. Jansa: Das heutige Möttlingen, pg. 42. 44) Wilma: Jezus leeft, pg. 37.

45) K. Wirth: lm Anbruch einer neuen Zeit, pg. 12. 46) Dr E. D. Kraan; „De Reformatie", jaarg. 15, No. 44. 47) K. Wirth; lm Anbruch einer neuen Zeit, pg. 12.

48) B. Jansa; Das heutige Möttlingen, pg. 38. 49) Ds W. A. Plug: Moettlingen, pg. 29.

50) Vader Stanger en zijn reddingsark, pg. 31. 51) Ds W. A. Plug: Moetthngen, pg. 10.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1935

De Reformatie | 12 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 1935

De Reformatie | 12 Pagina's