GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Weünachtsfeier".

Aan het Kerstfeest denken wij niet slechts in de beide hoofdartikelen van dit nummer, maar ook in deze rubriek. Onze predikanten worden weer geroepen tot de verkondiging van het Kerstfeit. Zij hebben haar te doen als belijders van den Christus Gods, overeenkomstig de drie formulieren van eenigheid met al haar theologische onderstellingen. Die hebben zij vrijwillig aanvaard; daarin slechts hebben zij de mogelijkheid van bewuste gemeenschap met de kerk, die hen riep; en zóó slechts kunnen zij, óók als theologen, bewust in het midden van hun tijd staan. Hun tijd met zijn' theologische problemen.

Hun theologisch-wetenschappelijke belangstelling, waarvan de gemeente rechtstreeks in depreek niets vernemen zal, maar die bij hen als meelevende tijdgenooten toch noodig is, om hun preek te bouwen naar gereformeerd inzicht, heeft naar twee kanten zich te ricliten. Aan den eenen kant naar de „Wieihnachtsfeier" van Schleiermacher, aan den anderen kant naar de „Wieihnachtsfeier" van Barth. En tegenover die beide hebben zij met een stellig „neen" te staan, als zij het „ja" des geloofs prediken op onze gereformeerde „Wieihnachtsfeier".

„Weilmachtsfeier", dat is: Kerstfeestvierin? .

E-aar is voor-eerst de „Weihnachtsfeier" van Schleiermacher. We denben daarbij aan ©ea zöar bekend geschrift van .Schleiermacher, één van, die theolog-en, wier meening sterbea invlo-ed ge-had heeft op 'de groep, die men vroeger nog die deri „ethischen" kon noemen. Karl Barth heeft in één van zijn geschriften over dit boek van Schleiermacbe.r -een opstel gegeven. Hjet was in 1924. Hij herinnert er aan, dat Schleiermacher reeds vóór hij zijn „Weihnachtsfeier" schreef, zich in eeo. paar preeken (daarover schreef Trillhaas een verhandeling) h-e-e-ft ingespannen, Haar te komen met het begrip, waarover thans Prof. Greijdanus .in onze hoofdartikelen thetisch schrijft: het begrip „de voïïi-eid des tijds". In deze preeken wil Schleiermacher aanwijzen, dat de vo& eid des tijds hierin te zoeken is, dat de verschijning van Christus een vrucht is van Gods voo'rzienigheid, gelijk hij die opvat, i) Volgens Schleiermacher beteek-ent dit, dat zij ©en historische noo-dzakelijkheid is, vallende onder de wetmatigheid van aïl© natuur, niet los te maken van de z.g. natuurwetten. Zoo neigt Schleiermacher dan verder tot ©en protest tegen ©Ifc© leer, die Christus' g-eboort© als wonder van gansch eenige beteekenis eeren zoii, als ©en wonder, dat van bovenaf op de natuur ©n de geschiedenis in zou grijpen. O, neen, het Kerstgebeiiren is begrepen in heel het natuurgebeuren zelf. De regelmatigheid, de wetmatigheid, di© er altijd in de natuur is-, nee-mt, als men het zóó ziet, in Christus' geboorte een wel zeer excellent - en precieus verloop, maar wordt er niet in doorbroken, en even min buiten werking gesteld. Feitelijk is het Kerstgebeuren precies even regelmatig en wetmatig als - de regen ©n d© zonneschijn. .A.D©en maar, Kerstfeest is dan ©en bizonder-e zonneschijn, ©en bizonder krachtig© regen.

Diez© - algemeeinmaking van het Kerstgebeiurein teidt dan Schleiermacher tot de zeer bizonder© opvatting, - die hij uitwerkt in zijn geschrift „Die Weihnachtsfeier". De Kerstgeschiedenis wordt daar voorgesfceTd als ©en voorbeeld, waaraan men de algemeene ervaring van Gods aanwezigheid in de wereld illus-treeren kan. D© geboorte van Christus is ©en symbool voor all© goddelijke weldaden. Zij is de hoogste triumf van de menschehjke natuur. En daarom kan men den zin van het Kerstfeest slechts verstaan als een bizonder© illustratie van de overal aanwezige immanentie Gods.

Wanneer dan ook Schleiermacher in zijn „Weihnachtsfeier" ons - de gesprekk©n van ©en duitscbe famili©, die hij bij den k©rstboom ziet vereenigd, verhaalt, komt overal deze gedachte naar voren. Men maakt er muziek. En waarom? Omdat d© muziek niet gebonden is aan ©en op zichzelfstaand feit, doch ook zonder zulk ©en feit verstaanbaar is. D© kerk-muziek kan wei niet het gezang, maar wel die zeer b - e p a a 1 - d © woorden missen. Het woord is hier bijzaak. Voorts, er is in di© familifï een moeder en een kind. Dat illustreert - de gansch gemeen© grati© van het K©rstfeest; het goddelijk© leven, en d© eeuwige moederliefde zijn immers het grondaccoord van ons wezen? Goed beschouwd is elk© moeder ©en Maria, elk© mo©d©r h©©ft een eeuwig goddelijk kind; ze zoek© daarin dan ook vol piët©it de bewegingen van den hoogeren ge©st.

Ich seh© dich in tausenid Bildem, Maria, lieblich ausgedrückt; Doch keins von ahen kann dich schildem

(Zie vervolg op pag. 92.)

Wi© meiae Se& le dich erblickt. Ich weiss nur, dass der WeTt iGreitümmel Seitdem mir m© ein Traum verweht, ünd 'oin mmeiuibar süsser Himmel Mir ewig im 'Gremüte steM

Eén der bij bet huiseilijk feest aanwezigen, vexhaalt, hoe zij een vorig jaar bij haar vriendin Charlotte Kerstfeest gevierd heeft. Charlotte's kind was tegen Kerstfeest ernstig ziek geworden; men had gedacht, dat het zou sterven. Als door een wonder had het kind echter de crisis doorstaan, en was zoo aan het leven teruggegevon. Charlotte had toen verklaard, dat zij zich eigenlijk reeds met de gedachte verzoend had, ja het zelfs een zóéte gedachte gevonden had, ©en kleinen engel naar den hemel te zenden in denzelfden tijd van Kerstfeest, waarin de Christeooheid de zending van den allergrootste op aarde placht te, vieren; maar zie, nu waren die beide — die allergrootste en haar eigen engel — tegelijk als ©en omniddeUijk geschenk van God naar Charlotte toe gekomen. Op het feest van de wedergeboorte der wereld was d© lieveling van haar hart haar tot een nieuw leven geboren. Want, — hot kind was óók zóó een engel gebleven. Het was als door den dood haengedrongen en tot ©an hooger leven geheiligd. Het was nu ©en bizonder genadegeschenk, een hemelsch kind, want het was reeds den hemel gewijd geweest.

En juist op dit punt wordt dan in het algemeen gesprek der familie de Kerstfeestviering overgeleid tot de eigenlijke mystische vereenzehdging van het universeel© leven ©n van den univ©rseelen dood. Het objectief-bepaalde woord van d© historische Kerstberichten wordt nu in Schleiermachers' verhaal van zijn bindend en objectief gezag ontheven. Het „©inmalige" raakt ©r nu heelemaal uit. Het Christendom — zoo besloot meaa nu — dat stond of viel niet meer met de woorden van het Kerstverhaal zelf. Waarom zou iemand nog krampachtig zicli vasthouden aan di© g©boorte ver halen? Elk kind als drager van een goddehjk leven was toch teeken van dat leven zelf, was eigenlijk Kerstkind. En gelijk „de nacht" ^

de historische wieg van het Christendom is, zoo wordt ook het geboortefeest in den nacht gevierd. De kaarsen, die men in de handen draagt, zijn gelijk een ster boven de herberg. Men kan er het kind mee vinden in de donkerheid van den stal, en in den anders sterloozen nacht der geschiedenis. Die historisch© berichten van Lxik. 2 en Matth. 2 komen er nu evenmin meer op aan als de berichten van Christus' opstanding en hemelvaart. Die berichten zijn trouwens zelf reeds etm bewijs van de verwarring, waaraan de gedachten van de schrijvers van dien tijd ten prooi waren. Elk bericht toch beteekent ©en opheffing van het andere. De opstanding in de evangeliën maakt den dood ongedaan. M.a.w. in het licht van het latere leven lijkt d© vroegere meening over den dood valsch. Zoo maakt ook weer het bsTicht van de hemelvaart dat van Christus' léven disputabel. Want het léven behoort tot deze onze planeet; wat zich daarvan scheiden hiat, kan niet hebben gestaan in een levenden samenhang met die planeet. Wat zou men dan verder nog twisten over de vraag, wat voor lichaam Christus heeft gehad, of hoe dat lichaam, hoe Hij zelf, onder ons tegenwoordig is geweest, of nog is? Het komt er niet meer op aan, want het symbool hebben wij noodig, en aan het symbool hebben wij genoeg.

Deze „Weihnachtsfeier" van Schleiermacber is inderdaad een monstrum. Het historisch© feit is er uit weggedaan. Kerstfeest is het feest niet zoozeer „voor", als wel „in" en „van" ons allen. Christus verklaart ons niet, maar wij met heel de natuur verklaren Hem.

En nu is het opmerkelijk, t© zien, hoezeer dit alles de felle oppositie van Barth gewekt heeft. Met vlammenden toom heeft hij geprotesteerd tegen deze verheerlijking van den mensch, tegen dit immanentisme, en daartegenover gesteld, dat God niet in de wereld is, maar tegenover haar staat, groot, onbegrepen. Niet historisch, doch een rechter over alle historisch leven en allen historischen dood.

Inderdaad, men zou meenen, dat bij Barth de overwinning op Schleiermacber beslissend was geworden.

En toch, hoe is men teleurgesteld. Wij hebben reeds herhaaldelijk, ^en ook in de artikelen van de laatste maanden, telkens er op gewezen, hoe ook bij Barth het historisch feit van zijn beteekenis werd ontbloot. Schleiermacber had het feit tot illustratie gemaakt van ©en algemeen gebeuren. Barth heeft daarvan zich met afkeer afgewend. Maar op zijn manier heeft hij toch eigenlijk tegen het Schriftverhaal dezelfi© oerzond© als Schlei©rmacher begaan. Want door God te plaatsen buiten de geschiedenis, is hij straks gedwongen geworden, óók de vleeschwording des woords van haar gansch bizondere beteekenis te berooven. Vleeschwording des woords is hetzelfde als openbaring, zegt hij. D© geboo-rte uit de maagd Maria kan dan ook niet d© aanvang zijn van een meegaan van God met ons in de geschiedenis. Bet woord symbool, dat wij' bij Schleiermacher op zagen treden, keert bij Barth in anderen vorm terug; want de geboorte uit de maagd Maria is hoogstens slechts een „teeken", dat naar d© „beteekend© zaak" van dief algemeen© — schoon niet historisch met ons meegaande — vleeschwording des woords Goddelijke openbaring heet. Wij zeggen er niet meer van, wijl wij dan slechts herhalen moesten, wal reeds vaak gezegd is.

Zoo staat dan de gereformeerde prediker op dit Kerstfeest voor de heerlijke, wijl verantwoordelijke taak, bet isolement aan te durven, dat de vrienden van Schleiermacher en van Barth, door zich van de Schrift te verwijderen, hem opgegedrongen hebben en opdringen zullen, zoolang hij gelooft aan God in de geschiedenis. Hij zal het woord symbool, gelijk ook het woOiM „Hinweis" of , , teekei)" (zie boven) nu moeten haten als den dood. Want liet pleegt roof aan de werkelijkheid van God in het vleesch en het is neen-zeggen tot de H. Schrift. Het Kerstfeit is in aïïe deolen de ZAA.K ZELF, waarom Gods ingewanden ronunelden. En het is gansch ©enig.

Moge de gereformeerde prediking zich weer wenden, bewust en krachtig, tot de gereformeerde theologie. Er zijn hier en daar klanken verneembaar, die op dit punt bezorgdheid wekken. Bezorgdheid voor het leggen van verkeerde accenten. Er zijn er, die met nadruk beginselvastheid koppigheid noemen en (verder gaand© dan hun goedbedoelend© leermeester) daarbij speciaal denken aan den theologischen beginselstrijd. Of, die eiken Schriftgeleerd©, die door Jezus Christus wordt afgestraft, bij voorkeur aandienen als „den hooggeleerde", die wordt afgestraft. Het is prachtig — van eenzijdigheid; en daarom is het heelemaal niet prachtig, maar spelen met vuur. Want élke daad-van-deugd — ook die der ireniek — kan 1 ij k e n op een daad-van-ondeugd; wanneer het hart verkeerd is. Schriftgeleerden waren trouwens in Jezus' tijd op aarde heelemaal niet hooggeleerd; wèl lieten zij zich brieven schrijven met adres: den weleerwaarden heer (zie „Even Parkeeren" in dit nxunmer). Overigens bestrafte Christus, o n z © Hoogs te Schriftgeleerde, hen niet vanwege hun geleerdheid, maar vanwege hun eigenwilligheid; want de geboden Gods — ook het gebod van scherp© begripsbepaling en leer-handhaving, maakten zij krachteloos door menschen-inzettingen. Zoo b.v. door de valsche stelling, de menschen-inzetting, dat „deemoed" (het tooverwoord van all© Schriftgeleerden-vloekers van tegenwoordig) d© hoogste deugd zou zijn. Dat heeft b.v. geleerd' d© Schriftg©l©©rd© (maar dan valschei) Rabbi Jehosjoea ben Levi; zie verder 'Arakh 16, b ©n AZ 20, b op Matth. 18:15, mitsgaders eenige gereformeerde kerkbodes....

Laat de gereformeerde theoloog-prediker zich ernstig bezighouden met den dienst van God óók in het ernstig vermanen tot de geloofstrouw aan den God der historische berichten. Hoe zullen zij anders van Zijn verbond nog kunnen spreken? Er zijn er, die het maar niet hooren willen, dat zij slechts dan zich van de wereldgelijkvormigheid in de wetenschap, die hun het p r e e k e n leer en moet, onthouden kunnen, als z.ij het schema, ook het dènk-schema van de wereld hebben onderkend, gehaat, en doorbroken, ja, overwonnen, door het schema, óók het dènk-schema, dat de trouw aan het Woord van God bewaart. De tijd is te ernstig; om tegen de hoo_ggeleerdheid in vage notities te waarschuwen, of tegen de beginsclvastheid zich schrap te zetten, door bij V o o r k e u r (in die voorkeur zit de f out, de zonde) van de beginselvastheid te verhalen, dat zij veel lijken kan op een ondeugd. Het feit is tegenwoordig in geding; en het ongeloof bedient zich van een reeks van hooggeleerden, b.v. Karl Barth, en vele anderen, om de kerk van God den ernst der Worstelingen van den tijd te doen vergeten. Wie in dézen tijd zich voedt met lectuur van zulke schenders van het feit, het feit, de feitenreeks, der verlossende genade van God, die is geen belper op den weg. Hij heeft zïjn Weihnachtsfeier misschien met een „wijding" ingezet; maar wee hem, als hij de schapen niet vandaag vertelt, dat men God te bel ij den heeft in den bewogen strijd vóór de feitelijkheid van Gods genadewerk, en tégen de orthodoxenjacht.

„Gevaarlijk".

Ds D. Sikkel heeft een zeer juist woord gesproken. Hij heeft het woord „gevaarlijk" gebruikt, in verband met kwesties, die „De Reformatie" aan de orde heeft gesteld.

Het woord is juist; ook ik zie veel „gevaarlijks". Hetisdevraagmaar, waardegevaren liggen.

Ds D. Sikkel heeft zoo ongeveer den wensch te kennen gegeven, dat anderen zijn bewering zouden onderschrijven.

We zullen daarom even afwachten, of zijn wensch gehoor vindt. We weten al, uit welken hoek dat komen kan.

Tot zoolang bewaren wij zijn artikel, om straks, als we de reactie kunnen overzien^ concreet en duidelijk te antwoorden, ook aan eventueel© betuigers van instemming. Het zal daarbij niet otue schuld zijn, als dingen, die ik liever had verzwegen, aan de orde moeten komen.

/-'' K. S.

De N.S.B. doet aan Kerstwijdingen.

Herhaaldelijk warmen de N.S.B.'ers anderen en ziclizelf op met de publiek uitgesproken klactil dat het liun zonde lijkt een rede over de N.S.B! te houden in een kerkgebouw. Zoo'n Godshuis vinden ze daar veel te heilig voor.

Vermoedelijk zullen deze N.S.B.'ers trillen van verontwaardiging, als zij weten, dat in Veendam volgende circulaire is toegezonden aan onderscheiden personen:

NATIONAAL SOCIALISTISCHE BEWEGING IN NEDERLAND.

Hoofdkwartier: Utrecht Oude Gracht 354. Kring 38: Veenkoloniën. VEENDAM, den 17 December 1935.

Volksgenoot, Hierbij noodigen wij U uit, tot onzen Kerstwij dingsdienst, uitgaande van de Nat. Soe. Bew. in Nederland, Alg. Leider Ir A. A. Mussert, Kring: 38 Veenkoloniën, op Dinsdag 24 Dec. a.s., des avonds 8 uur, in hotel

„Parkzicht" te Veendam. In dezen dienst, welke alleen toegangkelijk is vooi leden en entroduceés, hoopt onzen Kameraad Ds Onne kes van Wedde voor ons te behandelen, „Het Christelijk karakter der N.S.B.".

Waar de N.S.B., in enkele jaren, is uitgegroeid, tot een groote massale beweging en gezien de verdacht making, ook van Christelijke zijde, achten wij hel van belang, U in de gelegenheid te stellen, dezen dienst bij te wonen, om zoodoende nader van onre beginselen, speciaal t.o. van de godsdienst, kennis te nemen.

Daar wij deze vergadering, zooals we reeds schre ven, beschouwen als een wij dings dienst voor de a.s. Kerstdagen, worden vragenstellen en debat niet toegestaan.

Mocht U, wat wij hoopen, deze vergadering, willen bezoeken, verzoeken dan omgaand bericht aan Kameraad H. Koning, Bocht Oosterdiep no. 8, Veendam, zoodat wij voor tijdig toezending der entroductie kaarten kunnen zorgdragen.

Namens de Kringleider, H. KONING. Kringpenningmeester Kring 38 Veenkoloniën.

Naast het offidëele N.S.B.-papier met het vignet van Christus, alpha en omega, krijgen we nii „Kerstwijdingen". Intusscben woedt in Duitschland de strijd voort; is hier een eisch gesteld tegen de redactie van „Volk en Vaderland", — eindelp-

R. S.

Doleantiearchief.

Het Comité, dat een herdenking van de Doleantie voorbereidt, heeft eenigen tijd geleden verzocht brochures, stukken enz. inzake de Doleantie te mogen ontvangen om daaruit een Doleantie-archief op te bouwen. Tot dusver werd nog slechts zeer weinig ontvangen. Vandaar, dat het Comité zijn oproep herhaalt. Men zou hel Comité zeer van dienst zijn, door wat men bereid is af te staan of ter inzage te geven, spoedig toe te zenden, omdat een Catalogus van Doleantielitteratuur in bewerking is, waarin de stukken dan nog kunnen worden vermeld. Brochures enz, worden gaarne ingewacht bij Prof. F. W. Grosheide, Amsteldijk 85, Amsterdam (Z.)


1) Vgl. ook: Dialeotik, Transzendentaler Teil, Werke, Phil. Bibl. III, 87/8.

2) Vgl. het artikel: „Kerstfeest" in dit nummec., - - .

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's