GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Klassiek of canoniek.

IV.

M.i. heeft Dr Sprey hier aangevoeld, misschien wel in korte woorden willen zeggen, dat het gaat om de tegenstelling: klassiek of canoniek, 't Maakt den indruk meer aangevoeld dan doordacht te zijn; is deze indruk juist, dan wint de opmerking aan waarde: immers de documenten, die deze zienswijze rechtvaardigen, kunnen worden geloond.

En ze worden, al is het terloops, getoond in het artikel van Prof. Dr Muller, dat ik zooeven noemde.

Dit artikel — hel is een voordracht, gehouden op de studie-conferenüe aangaande de klassieke oudheid in 1935, uitgaande van de Amersfoortsche school voor wijsbegeerte — boeit in hooge mate, bij het lezen en herlezen nog meer dan bij hel hooren. Daartoe draagt de energieke en tevens verfijnde manier van zeggen, die in bijna eiken zin

verrast, en een enkele maal in speelschheid dreigt over te gaan, niet minder bij dan de wijde en gedurfde uitzichten, die hier worden geboden. Prof. Muller staat beslist optimistisch tegenover de situatie zelve, en ook tegenover de vooruitzichten van de klassieke opleidmg in Nederland. Maar of dit optimisme voortvloeit uit de hier genoemde arumenlen, dan wel dit betoog zelf een uitvloeisel is van dit optimisme, dat dan uit andere factoren moet worden verklaard, dat is een vraag, die zich herhaaldelijk bij den lezer opdringt, wat nog wordt versterkt door het tastende van sommige beweringen. Maar de vraag, of hier al dan niet een bewustwording van het roepingsbesef aan het woord is, belet niet met blijdschap te mogen constateeren, dat liier de elementen aanwezig zijn, die een der diepste kwesties van onze oudheidswaardeering in het licht stellen. Dat is de kwestie van het begrip klassiek.

In 1930 hebben Duitsche geleerden aan het onderzoek van dit begrip een studieconferentie gewijd. Ook op de conferentie inzake de klassieke oudheid, die vanwege de Amersfoortsche school dit jaar in Augustus gehouden zal worden, staat o.m. dit vraagstuk op het programma. Hoogst belangwekkend is de nabetrachüng, die Alfred Korte op deze conferentie van 1930 tè Naumburg, gegeven heeft (Ber. ü. d. Verb. d. Sachs. Ak. d. Wiss., Phil. Hist. KI. 86 Bd. 3 Hft). In den loop van de cultuurgeschiedenis van het Grieksöhe volk openbaarde zich een erkenning van sommige auteurs als blijvende figuren, als klassiek. Het oudste spoor van dit waardeeringsproces is reeds te vinden aan het begin van de vierde eeuw vóór onze jaartelling. De wetenschappelijke registratie van dit proces werd ter hand genomen door Alexandrijnsche geleerden, en ook deze registratie was niet op eenmaal tot afsluiting gekomen, maar vond nog een vrij langdurige verbetering en aanvulling; de reden daarvan is te zoeken in het feit, dat de registratie reeds inzette, toen het proces zelve nog niet voleindigd was. De Alexandrijnen stelden de resultaten van hun arbeid te boek in den vorm van lijsten, die zij „kanones" noemden. Inderdaad hebben we hier dan ook letterlijk met een canoniseeringsproces te doen.

Gelijk veel in het Grieksche beschavingsleven, werd ook deze historische lijn door de Romeinen overgenomen, en in eigen geest en op eigen terrein voortgezet. Daarbij waren zij de vinders van een term, die tot op onze dagen bleef voortbestaan: zij spraken niet van lijsten, maar noemden de aldus verheven auteurs „classici" (= tot de hoogste klasse behoorende) in tegenstelling met de „proletarii" (tot den groolen hoop' behoorende). In beide gevallen hebben we met een geprononceerd aristocratisch personalisme te doen. Korte di-ukt zich zoo uit: het begrip klassiek zooals dat in de oudheid werd gevormd, bevat niet een „Stilurteil", maar een „Werturteil". En Prof. Muller, die dit punt slechts kort behandelt, noemt deze canoniseering een liistorisch verschijnsel, dat zich afspeelt buiten alle bepaalde van te voren vastgestelde, of naderhand bepaaldbare stijlcriteria om.

„Maar wanneer dit zoo geweest is", gaat hij •\'oort, „wanneer dus de geslaagden als zoodanig eenvoudig werden aangewezen door de immanente critiek van de volksgemeenschap waaruit zij voortkwamen, is dan niet juist datgene, wat wij boven aanduidden: de nationale resonantie van een waarlijk levenskrachtige samenleving, waarlegen de Individ ueele kunstuiting niet alleen zich eerst afteekent, maar waartegenover zij eerst het karakter van bet strikt persoonlijke verkrijgt, waardoor zij tenslotte een fixeerbare physiogTiOimie gaat vertoonen, dat dit eerst in laatster instantie de geboorte van een klassieke kunstuiting bepaalt en mogelijk maakt? "

Misschien wordt nu duidelijk, waarom we zooeven opmerkten, dat het woord personalisme ons een weinig kopschuw maakte. Want we hebben lüer te doen met een canoniseeringsproces, dat ondanks alle overeenkomst met dat andere canoniseei-ingsproces, dat zich in de Christelijke Kerk voltrok, niet minder is dan een getuigenis van een volksgemeenschap aangaande zichzelf. En iniboverre deze gedachte inging in het geestelijk leven van Europa, hebben we hier te doen met een antichrist-gedachte, een gedachte immers, die zicTi stellen wil op de plaats van het Schriftgeworden Woord Gods.

Wel ))lijlct hier vóór alles, hoe noodzakelijk het is, dat we scherp onderscheiden tusschen de ontplooiing van het geschapene in ontvouwing van cultuurleven, en de richting, die deze ontplooiing aanneemt.

Want stelt men deze beiden op één lijn, dan wordt den Schepper Zijn maaksel ontroofd. Dan gaat de heerlijkheid der volkeren te loor.

Dan komt men ertoe, te zeggen, dat de kunst in de tent van Lamech thuis hoort, en dat de Christen niet beter doen kan dan alle ontplooiing van het menschenleven te mijden, wat in de practijk op een totale verwildering neerkomt. Indien het juist is, dat de moderne overschatting der techniek de wrange vrucht van de moderne wijze van oorlog voeren heeft voorgebracht; en indien het juist is, dat speciaal het piëtisme op grond van zijn mijdende houding tegenover de Grieksch- Romeinsche litteratuur medewerkte tot de hypertrophie der technische belangstelling; dan is wel heel duidelijk, welk een zee van ellende de gebrekkige onderscheiding van deze twee, richting en ontplooiing, — en dat Is in den grond niet zoozeer een gebrek aan scherpzinnigheid als wel een gebrek aan verbondsgehoorzaamheid — tengevolge kan hebben.

En dan komt men er anderzijds toe, in alle ontplooiing van het menschenleven een vooruitgang te zien, wat in dit geval neerkomt op een vereenzelvigen van klassiek en canoniek. Volkomen terecht noemt Dr Sprey de Heilige Schrift klassiek; alléén de Schrift heeft eigenlijk op dit predicaat recht. En juist daarom moet elk Schrift-geloovige zoo helder mogelijk leeren zien, en zoo scherp mogelijk leeren zeggen, dat het zelfgetuigenis van de ouden omtrent de klassieke auteurs een onwaaraditig getuigenis is, omdat ze het van zich zelven getuigen. En dat het Zelfgetuigenis der Schrift waarachtig is, omdat daai- niet de mensch van zichzelven getuigt, maar de Heilige Geest getuigt in onze harten.

De antithese kan hier niet te scherp gesteld worden.

En deze antithese bepaalt heel onze oudheidswaardeering, en heel onze actie voor Christelijk gymnasiaal onderwijs.

Klassiek en canoniek zijn doodsvijanden.

Want wie het klassieke hooghoudt en dan het canonieke daarmee op één lijn stellen wü, die verwerpt de volkomenheid der Schrift, inclusief haar canoniciteit. En wie vasthoudt aan het zevende artikel van onze Geloofsbelijdenis, die moet op grond van deze belijdenis de klassieke gedachte als onwaarachtig brandmerken.

Die kan op den duur ook niet meer spreken van personalisme, dat de klassieke vorming rechtvaardigen zou, daar dit door de tegenpartij verkeerd zal worden geïnterpreteerd; en we behooren met open vizier te strijden.

Daarom was ik na de lezing van het artikel van Dr Sprey dankbaar — want alle Ansiitze tot een Schriftuurlijke beschouwing waren aanwezig — maar niet voldaan, want een man van de synthese had het ook zoo kunnen zeggen.

En daarom kunnen we niet den strijd ontloopen in het particulier domein der Christelijke klassieken. Trouwens waar zou het toe dienen? Ook zij hebben denzelfden strijd gestreden, heel dat domein getuigt ervan. Ook zij hebben het zwaard des Geestes gehanteerd — in zwakheid: zullen wij dan hun zwakheid navolgen en niet hun geloof? Zulk een machteloos „Christelijk klassicisme" staat onzen tegenstander wel aan, en draagt zijn goedkeurende waardeering weg. Wee ons, als de menschen op deze wijze wel van ons spreken!

Onze strijd op dit terrein zal moeten staan in het teekeu van de volkomenheid der Schrift. En anders zullen we geen dageraad zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 november 1936

De Reformatie | 8 Pagina's