GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo waarachtig' als Ik leef, spreekt, de HEERE, ofschoon Chonia de zoon van Jojakim, den koning van Juda, een zegelring ware aan Mijne rechterhand, zoo zal Ik u toch van daar wegrukken. Jeremia 22.24

Jojachin, fle verworpen zegelring.

Reeds terstond plaatst Matth. 1:12 ons voor moeilijkheden. Om te beginnen de zwarigheid, dat hier Jojachin de vader van Sealüël is, terwijl Lucas 3 meedeelt, dat Neri de vader van Sealtiël is. Wanneer we dan de geslachtsregisters in 1 Kronieken 3 opslaan, dan lezen wij ook daar, dat Jojachin Sealtiël tot zoon heeft, als drager der Messiaansche rechten, beloften en aanspraken. Zal dan de conclusie niet moeten zijn dat Lucas het bij het verkeerde einde gehad heeft en dat de zeer nauwkeurige geschiedschrijver zich vergist heeft?

En toch! Is het zoo onmogelijk, dat een zoon twee vaders hebben kan? Bij de Joden althans niet! Die kennen immers het Leviraatshuwelijk. Dan huwde de weduwe met haar zwager : : = levir, (vandaar de naam leviraatshuwelijk), den broeder van haar overleden man; indien althans haar huwelijk zonder kinderen, zonder stamhouder gebleven was. En de eerste zoon uit dit tweede hu-weiijk werd dan voor de wet beschouwd als zoon van den overleden eersten man en erfgenaam van diens rechten. En voorts kan een mensch een vader extra hebben, wanneer hij door een ander als kind wordt aangenomen; dan is zoo'n kindi adoptief zoon b.v. Onze wetgever kent dit geval ook.

Nu kan Sealtiël geen leviraatszoon zijn, omdat 1 Kron. 3 zegt, dal Jojachin 5 a 6 zonen heeft.') M.a.w. zijn weduwe behoefde geen huwelijk te sluiten met den broeder van Jojachin opdat de eerste zoon drager van de Koninklijke rechten zou zijn. De eenige oplossing is dus, dat Sealtiël de adoptief-zoon van koning Jojachin is! En wanneer wij dan nagaan, waarom Jojachin zoo gehandeld heeft, dan wil de Schrift ons daarover ook wel inlichten. Jeremia de profeet heeft vaak den vloek des Heeren over Jojachin uitgesproken. Wij lezen daarvan in Jer. 22. Drie koningen worden daar aangesproken en vermaand van Godswege. Het allerlaatst spreekt Jeremia van Chonja : : = Jochonias = Jojachin.

En dan klinkt het dreigend: „Zoo waarachtig als Ik leef, spreekt de Heere, al was Chonja, de zoon van Jojachim, de koning van Juda, een zegelring aan mijn rechterhand, tóch zal Ik u afrukken en u geven in de hand van Nebukadnezar en van de Chaldeeën en Ik zal u wegslingeren naar een ander land, waar gij niet geboren zijt en daar zult gij sterven en gij zult niet terugkeeren, "

Zoo wordt dus de koning zelf door God verworpen. Maar Jeremia is nog niet uitgesproken! Hij gaat verder: „Land, land, land hoor des Heeren woord! Zoo zegt de Heere: Schrijf dezen man in (de geslachtsregisters in, D. K. W.) als kinderloos; en die man zal voorspoedig zijn in zijn dagen. Want het zal niet aan iemand uit zijn zaad gelukken om te zitten op den troon van David en nog over Juda te regeeren." Zoo- viel Jojachin en zijn geslacht in ongenade.

Jojachin is dus geen zegelring meer en wordt ver weggeworpen. Hier komen wij in aanraking met het beeld van den ring. En steeds is de ring beeld en teeken van een gesloten verbond. Wanneer man en vrouw zich aan elkaar verbdndeii dan geven ze elkander een ring ten teeken van het door hen gesloten verbond. Juist een ring, omdat deze, geen begin en geen einde hebbend, de oneindigheid, eeuwigheid, onverbrekelijkbeid van het verbond afbeeldt. En dan dragen beiden natuurlijk hun ring aan hun hand. leder mag het zien en hen beschouwen als verloofd of getrouwd.

En beiden zijn daar ook trotsch op-. Maar voorts dragen zij hun ring hierom, opdat zij, naar hun hand ziende, herinnerd worden aan hun gesloten verbond; en zij dus zoo zien op de andere partij, met wie zij in gemeenschap staan en leven. En zoo wekt een ieder zichzelf op tot trouw aan de ander en bannen zij uit hmi aandacht a, lles walj hun verbond kan dreigen te verstoren of te verbreken. En de kostbaarheid en de waarde van hun verbond laten zij ook hierin 'izien, dat hun ring, het teeken, van goud is; en hun nameii

laten zij aan den binnenkant graveeren ten teeken, dat zij zich zoo aan elkaar geven en wijden willen.

Nu heeft de zegel ring nog een anderen dienst te vervullen. De man b.v. die van zijn vrouw den ring ontvangen heeft ten teeken van trouw en liefde, zet nu ook zijn naam erin en wil alle stukken van waarde met zijn naam bezegelen. En telkens, wanneer die man zijn zegelring gebruikt verzegelt en bevestigt hij daarmee het verbond met zijn vrouw gesloten. Zijn naam erin gegraveerd is zijn persoon zelf. Met inzet van zijn persoon staat hij borg voor de handhaving van het door hun gesloten verbond.

Zie, zoo nu was Jojacihln een zegelring aan de hand des Heeren. Door God Zelf daaraan gedaan. Jojachin vertegenwoordigde toch als koning, als ambtsdrager, zijn volk bij den Heere. In hem ziet de Heere Zijn volk aan en wordt Hij herinnerd! aan het door Hem met Zijn volk gesloten verbond en aan het naleven van Zijn beloften. De beloften van trouw aan Zijn volk, dat Zijn vrouw is, gegeven. Want de Heere noemt Zichzelf Israels Man en vergelijkt Zijn verbond met een echtverbintenis, een huwelijksverbond.

Maar tevens vertegenwoordigt Jojachin, als koning, als ambtsdrager, den Heere bij Zijn volk. Immers, hij is zegelring, 's Heeren naam is in hem gegraveerd. Hij is toch drager van de gewiss© weldadigheden Davids. Hij is bij zijn ingaan en uitgaan, in zijn ganscbe leven voor Israël het levend bewijs, getuige, dat de Heere Zijn verbond houdt. Zijn verbond met David; n.l. dat uit hem en zijn geslacht de Messias zal geboren worden. Ieder Israëliet die den Gezalfde des Heeren, zijn koning aanschouwt, toch ook zijn vertegenwoordiger bij God, wordt ook herinnerd aan 's Heeren eed en woord van belofte, ook voor hem persoonlijk. En zoo is dus de zegelring aanduiding van het werk en den persoon van den Middelaar, van den grooten Ambtsdrager.

Maar zie nu, deze Jojacliin wordt door den Heere weggeworpen, van Zijn hand afgedaan. God kan dézen zegelring niet meer gebruiken. Waarom niet? Soms omdat de Heere van Zijn kant het verbond verbreken wil? Weineen. Maar omdat deze man ondeugdelijk is voor het gebruik. God kan met zoo'n goddeloozen koning niet langer Zijn verbond verzekeren.

In hem zijn teveel ambt en ambtsdrager gescheiden. En daarom weg met hem. Maar al moet de ambtsdrager weg, daarom heeft de Heere nog niet afgedaan met het ambt, en Zijn verbond. God zal Zijn gelofte gestand doen. Maar die dan met een anderen ambtsdrager verzegelen. Hij zal ©en anderen zegelring aan Zijn hand doen.

En nu is dat woord des Heeren door Jertemia vervuld ook. Want Jojachin gaat met zijn moeder, zijn harem en zijn kinderen in balUng; schap. En de beste leden des volks volgen hun koning in de gevangenschap.

De oordeelen Gods breken los over koning en volk. Want wanneer de koning wordt getroffen, dan is tevens het volk geoordeeld. En zoo is nu de dringende vraag: Houdt God Zijn beloften temidden van deze oordeelen? Zeker! Al is dan Zijn volk ontrouw, Hij is getrouw. En al breekt Zijn volk van zijn kant het verbond, de Heere handhaaft hot. Want op bondsbraak volgt steeds bondswraak, ten bewijze, dat God eraan vasthoudt.

Dit alles is profetie van het werk van den grooten Zoon van David. Hij is de weggeworpen zegelring bij uitnemendheid. Hij kwam om Zijn volk zalig te maken. Hij kwam om van den Vader verworpen te worden. Hij kwam o-m de breuk des verbonds te herstellen, met inzet van Zijn Persoon en leven. Maar juist in Zijn dood heeft Hij het verbond van God met Zijn volk bevestigd en verzegeld. Zoo bevestigt door den dood de Christus de trouw des Heeren aan Zijn beloften. Maar wanneer de koning verworpen wordt, is zijn volk met hem verworpen. Want dat is de wet Gods onder Israël. Israels koningen zijn of ten vloek of ten zegen voor hun volk. Zoo nu draagt de Christus, de groote ambtsdrager, de zonden van Zijn volk. Dat volk is Hem tot een vloek, opdat Hij het tot een zegen kan zijn. En zoo heeft dus de Zoon van Maria, lezende in de familieregisters, in Jojachins leven geprofeteerd gezien eigen werk, n.l. eigen ondergang en vernietiging. Maar dan nu ten bate van Zijn volk. Omdat Hij de eenige van Davids Huis is, die zonder zonden verworpen zal worden. Immers, deze Zoon van David is tevens Davids Heere.


1) Cf. in de kommentaren de lezing van 1 Kron. 3: 17, 18.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 december 1936

De Reformatie | 8 Pagina's