GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Ergei dan vóór Assen"?

Ds W. Bouwman schrijft in „Leidsche Kb.":

Niet alsof onze Kerken metterdaad reeds ernstig bedreigd zouden worden, dat leeringen, in strijd met onze Belijdenis, binnensluipen. Wij meenen, dat men te dien opzichte zich werkelijk nog niet zoo ongerust behoeft te maken, 't Is goed, dat men de wacht bij het beginsel betrekt en waakt voor de zuiverheid der belijdenis naar de Schriften.

Maar men kan ook door noodeloos én ondoelmatig alarm heel wat schade aanrichten. Doch het loopt met de polemiek thans niet goed. Het is overbodig, hier nadere aanwijzing te geven. Ons blad heeft zich met de in discussie zijnde geschillen weinig ingelaten. Ze raken trouwens meerendeels punten, die zoozeer behooren tot de subtiele onderscheidingen op wijsgeerig, zielkundig en wetenschappelijk theologisch gebied, dat de behandeling daarvan in de bladen, die voor het volk in 't algemeen bestemd zijn, niet thuis hoort.

Ons standpunt is bekend. Ook naar onze meening klaagt Prof. Hepp in bond met Prof. Kuyper zijn collega's ten onrechte aan. Maar de aanklacht zelf is ernstig. Daarom móet er op ingegaan worden; mocht ze worden ingetrokken, in 't openbaar, dan zullen we met 't grootste genoegen dadelijk de bespreking stop zetten. Eerder niet. Want we laten wat we hebben niet zóó maar uiteen slaan.

Niet ingedrongen.

„Pro Ecclesia" (Ds D. Zemel) oordeelt over Prof. Hepps tweede brochure:

Wanneer we nu de slotsom gaan opmaken, behoeft deze niet twijfelachtig te zijn. De aanklacht van Prof. Hepp mist allen grond. Doorloopend toont hij niet gerekend te hebben met het spraakgebruik dergenen, die hij bestrijdt. Hij verzuimde in te dringen in hun terminologie. Ja, hij liet waardeloos liggen uitspraken, die duidelijk toonen, dat zij allerminst leeren de groote ketterijen hun toegedicht.

Als wij Prof. Hepp met brochures bestookten, die even weinig rekenden met de bedoeling van zijn termen, dan zou het hem slecht vergaan (zie elders in dit nummerj.

Nogmaals: het Ned. Chr. Persbureau.

• In „De Bazuin" van j.l. Donderdag schreef ik:

Het N.C.P. heeft bij nieuwsbulletin van 8 Maart j.l. zich er over beklaagd, dat „De Reformatie" het ingezonden stuk van den Heer W. C. F. Scheps had geplaatst. „De Bazuin" (Prof. K. Dijk) had het ook gedaan; over dat blad zwijgt het nieuwsbulletin. Overigens was reeds uit den aanhef van het artikel van den Heer Scheps duidelijk, dat hij het had toegezonden aan de bladen, die het artikel der predikanten van Assen hadden geplaatst; daartoe behoorden ook „De Heraut" en het „Calv. Weekblad". In deze organen troffen we evenwel het stuk van den Heer Scheps niet aan.

Wij voor ons willen evenwel Dr H. W. v. d. Vaart Smit wèl „afvallen". En dan nu ook maar ronduit. Een door dit Bureau gezonden aanval op den persoon van den Heer Scheps laten we rusten: want aan persoonsbeoordeeling hebben we niets. Wel aan beoordeeling van zaken. En die zaken zijn niet in orde bij het Bureau van Dr H. W. v. d. Vaart Smit.

Dat blijkt uit het volgende.

Reeds eerder klaagden we er over, dat „De Banier" onder vele domheden ook déze had begaan, dat Prof. Waterink werd aansprakelijk gesteld voor de door Prof. Hepp bestreden gevoelens inzake de ziel (wat wel voor een deel waar was, zie wat Ds Spier schrijft in „De Reformatie" van deze week, maar toch inzooverre onjuist, als Prof. Hepp dézen professor aan de Vrije Universiteit had buiten beschouwing gelaten). Toen nu Dr v. d. Vaart Smit het stuk van Ds Kerstens krant doorgaf, was de naam van Prof. Waterink weggeknipt. Die naam werd verzwegen, hoewel óók Prof. Waterink loochent de substantiaiiteit, het voortbestaan, en de onsterfelijkheid der ziel. Wèl werd m ij n naam genoemd, hoewel ik nog nooit over de zaak gesproken had, of geschreven. En tevens moest de naam van Prof. Kuyper dienst doen als bevestiger van de juistheid van des heeren Kerstens dwaze klachten.

Over dat wegknippen van den naam Waterink door het Persbureau nu klaagde ik om te bewijzen, dat het bureau van Dr v. d. V. S. allerminst onpartijdig is, en zelf aansprakelijk voor het voortwoekeren van de leugen in de pers.

Nu krijg ik hedenmorgen een brief van Dr v. d. V. S., gedateerd 6 Maart 1937, waarin volgend verweer voorkomt:

„Ik zou natuurlijk geen editio castigata (d.w.z. een bericht, waarin de naam Waterink was weggeknipt, K.S.) hebben doorgegeven, indien niet „De Banier" zelve in eigen blad ook deze castigeering had aangebracht. Eerst nadat ik hiervan zekerheid gekregen had, heb ik de verknipping (weghaling van Prof. Waterinks naam) toegelaten."

Tot zoover Dr H. W. v. d. Vaart Smit. Onze lezers mogen nu verder zelf oordeelen. In „De Banier" van 10 Febr. stond het eerste dwaze en onwetenschappelijke stuk, mét den naam Waterink er in. In „De Banier" van 11 Febr. het tweede. In „De Banier" van 13 Febr. stond, dat enkele woorden werden teruggenomen, maar dat men de rest handhaafde „ten volle". Toen werd dus ten volle gehandhaafd, o.m. dat Prof. Waterink „de baanbreker is van de nieuwe strooming, die de ziel in haar verhouding tot tijdelijk leven en eeuwigheid geheel anders wenscht te beschouwen dan de Christelijke kerk van alle eeuwen zulks deed. Al deze godvruchtige vaderen, alle groote Christelijke denkers hebben zich vergist, — bij Prof. Waterink te Amsterdam begint de victorie van het licht der zuivere waarheid over het wezen der ziel. Heusch, die pretentie voert men..."

Het fraais van den Heer Kersten (behalve dan inzake Prof. Waterink) is door Dr W. A. van Es als bericht van het N.C.P. doorgegeven in zijn „Geref. Kbl." van 20 Februari. Het moet dus enkele dagen vóór 20 Februari zijn aangekomen in Leeuwarden (de naam Waterink was weggeknipt, door het Persbureau; Schilder had het gedaan, hoewel hij er heelemaal buiten staat; Dr v. Es gaf dit „nieuws" verder).

Het bijzondere is nu, dat eerst in het nummer van „De Banier" van 27 Februari wordt beweerd, dat Prof. Waterink er buiten staat. Dat is nu weliswaar (zie artikel Ds Spier) de zóóveelste domheid, maar daarover gaat het thans niet. Dr V. d. Vaart Smit beweert, dat hij in een vóór 20 Februari door zijn bureau verzonden bulletin al een wegknipping (naam-Waterink) heeft „toegelaten", (nog wel op verzoek van „De Banier", gelijk Dr v. d. V. S. reeds eerder aan den heer H. Algra schreef), nadat hij er zekerheid van „had" gekregen, dat „De Banier" zelf dit „had" gedaan... in het nummer van 27 Februari.

Ik herhaal aan Dr v. d. V. S., dat ik niets terugneem van mijn klacht over zijn partijdigheid. Dr v. d. V. S. moet nu zelf maar weten, welke lieden hij helpen wil, en welke leugens (die hèm als zoodanig wèl bekend zijn), hij doorgeven wil. Gelijk Dr W. A. van Es ook maar weten moet, wat hij doorgeeft.

Wij voor ons hebben voor de manieren van Ds Kersten en zijn helpers geen zweem van respect. Als Ds Spier een zeer correct stuk aan Ds Kerstens blad toezendt, waarin de juiste toedraclit wordt uiteengezet (we heeten toch christenen), dan wordt dit stuk geweigerd. En als de Heer Scheps te fatsoenlijk is, om als doorgeefbureau van Kerstens leugens te dienen, dan krijgt hij een bericht, dat men van zijn berichtendienst, waarbij men zich eerst eigener beweging had aangesloten, geen gebruik meer maken

wil. En intusschen wordt de naam des Heeren HEEREN aangeroepen. Het is een onzedelijke boel. Niets anders.

Tot zoover „De Bazuin". In antwoord aan Dr v. d. V. S. geef ik hier dit stuk verder.

Kapot maken.

Dr H. Kaajan schrijft in'„Utr. Kerkbode":

Niet minder wordt gewensoht, dat deze 8 deputarten, althans naar baaiten, zullen zwijgen totdat ze met hun rapport zullen gereed zijn. Dit is een zeer b i 11 ij k e wensah en tot dusver ook onder ons regel. De 8 deputaten z w ij g e n nu in 't publiek.

Meent één himner, dat bepaalde, vooraanstaande personen in onze Gereformeerde Kerken een verderfelijke leer verfcondigen, dan wende hij 'zich tot hen persoonlijk en indien zij naar hem niet hooren, dan diene hij een aanMacht tegen hen bij hun kerktiraden in.

Op mijn vraag op de Synode te Amsterdam, of nu de leertucht drie jaar werd opgeschort, werd nadrukkelijk geantwoord: „Natuurlijk niet". Trouwens dat wist ik ook wel, maar ik wilde het met nadruk hooren uitspreken.

Maar zooals het nu gaat, loopt het vast en zekei mis. Eén onzer eerste mannen in de kerken schreef mij nog pas: „Zoo maaikt men den boel onder ons kapot''.

De Kersten-groep werpt al weer met modder naar onze Kerken.

Er komt onrust allerwegen in de Gemeenten en onder onze menschen. Sommigen worden twijfelmoedig.

Ja, men maaikt den boel onder ons kapot. Waarom volgt men niet den door de Synode uitgestippelden weg?

Daarop kunnen wij Gods zegen inwacihten.

Te hard alarm blazen.

Amandi merkt in „Westl. Kb." op:

Hier echter ibeiblt ge ook polemiek, maar die door het niet noemen van de bestredenen, natum-lijk onbedoeld, anderen verdaöht maakt.

Voorbeeld daarvan is reeds „De Banier".

Dte beschuldigingen, die dit blad over de Gereformeerde Kerken uitgiet en over de sohrilskeliike ketterijen, die daar voortwoekeren, worden bijzonder gericht tot en op de verantwoording gesteld van Prof. Dr Schilder.

En toevallig heeft Prof. Hepp het juist niet tegen Prof. Schilder, maar o.m. tegen twee Professoren van de Vrije Universiteit.

Nu trekken we ons dat van „Dte Danier" niet zoo erg aan.

Wie de schrijver ia van dat artikel, waarin „het heidendom onze Kerken zou binnengetrokken zijn", weten we niet. 't Is echter onder redactie van Ds Kersten. Deze is dus zijdelings verantwoordelijk. Is hij zelf de schrijver, dan rechtstreeks.

Ds Kersten, die in dat Ds toch gereikend wil worden onder de theologen.

Weet hij nu werkelijk niet beter, dan hfj schrijft, dan kunt ge alleen medelijden hebben met zijn gebrek aan de eenvoudigste theologische ontwikkeling. Weet hiJ werkelijk beter en schrijft hij, of laat hij dan toch zoo schrijven, dan kunt ge alleen afschuw hebben van zoo diepe moreele inzinking.

Persoonlijik geloof ik er niet veel van, dat dit schrijven van Prof. Hepp en het schrijven dergenen tegen wie hy het heeft, op zulk een ontzettend ontwrichten toestand wijst in ons Kerkelijk leven.

'k Geloof, dan ten opzichte van onze Kerken „De Heraut" veel te hard alarm blaast. Natuurlijk werkt

zulk „geschrijf en getijf" in de gemeenten door. Dotih ten slotte gaat het niet om geloofszaken zelf, maar over inzicht en form.iileering. Ieder onder ons die schrijft over „de Onsterfelijkheid der ziel" gelooft aan een leven na dit leven, een bewust •voortleven na den dood.

Natuurlijk ondersohat ik niet de groote beteekenia er van, hoe dit uitgedrukt wordt. Ook daarin kunnen groote gevaren schuilen. Als echter de predikajiten maar nuchter Wijven en niet allerlei nieuwe termino^ logie gaan gebruiken, zóó dat de hoorders ze niet meer begrijpen, dan zullen de gemeenten in 'het algemeen zich weinig van zulke meeningsversohillen aantrekken.

Als echter „Be Heraut'' toCh alarm wil blazen, dan moest het niet zijn, over wat de Kerken zou kunnen dreigen te verwoesten, maar over wat de zoo hoog noodige actie voor de Vrije Universiteit met lamheid slaat.

Nu reeds hoort ge er onder de goe-gemeente over Hagen, dat hare eigene professoren elkander publiek te lijf gaan en van allerlei onrechtzinnigheden betichten. Bij velen blusaht dat de liefde. En waar de liefde geblusoht is. Mijven de beurzen gesloten.

Prof. Hepp bestrijdt twee professoren van zijne eigene Universiteit.

Waeirom kon dat niet binnenkamers?

Waarom niet in den kring dier aöht deputaten, wien de Generale Synode opdroeg deze meeningsveisohillen onder oogen t© zien?

Feitelijk achten we het onverantwoordelijk aller-lei kloven tusschen hoogleeraren aan onze Universiteit te verdiepen in plaats van te dempen.

Dat vooral in een tijd, waarin alle krachten ongedeeld moeten vereenigd, om onze Universiteit in stand te houden.

D'e propagandisten voor haar krijgen ho© langer hoe moeilijker taak. En dat door haar eii; en-3 mannen!

't Gebed mag zich wel vermenigvuldigeu om vrede voor Jeruzalem.

En allereerst onder Jeruzalemmers zelf.

De ziel.

Van den heer H. Aigra in „Leeuwarder Kb.";

De Grieken spraken over lichaam en ziel. En bij velen was dit de voorstelling: de ziel is het hoogere, dat uit de godheid is ontsprongen. Het lichaam ia het lagere, dat als kerker dient.

Nu leeren - wij: het lichaam is geen kerker van de ziel.

Maar als we vragen: W a t is de ziel, dan is ons antwoord toch - weer te veel bet antwoord, dat de Grieken gaven.

Daarom, moeten we anders formuleeren. Niet wat de Grieken zeiden, maar wat de Schrift leert, moet norm zijn.

En zoo komt bij VoUeühoven en Dooyeweerd de term „iziel" wel voor, m a a r niet in den sedert de oudheid gebruikelijken z i n. Dat kan bergen vsui misverstand wekken.

En eerst, wie zich de nieuwe onderscheidingen goed bewust is, en ze voortdurend in het oog houdt, ontkomt aan het gevaar, verkeerde gevolgtrekkingen te malken.

Waar hoort de kwestie?

Ds H. Knoop schrijft in „Delfsh. Kb.":

Daar is in onze kerken op dit oogenblik een strijd in vollen gang. Een strijd, die vooralsnog op het veld der kerk niet thuis hoort, maar, die m. i. onzuiver en ook onwettig daar is overgebracht. Het is een strijd over academische vragen. En deze behoort binnen de muren van de academie te worden gestreden, dus op 't veld waar hij rechtens thuis behoort. Een strijd, die ook met onzuivere en wapenen gestreden wordt. onwettige

Ik vraag mij af: wat is toch de reden, dat men van slagveld is veranderd? Wil men het doel bereiken, door een inval in een ander land te doen, met schending van de souvereiniteit in eigen kring? Men spaart immers het eigen land als men een ajider tot slagveld maakt. En ük vraag mij ook af, waarom die wapenen worden gebruikt?

Even later:

Voor het forum van ons Geref. Kerkvolk, worden in een broöhure-reeks, onder den alarmeerenden titel, zooals al terecht is opgemerkt in de kerkelijke pers: „Dreigende Deformatie", een reeks academische vraagstukken gebracht, van welke uiteraard dit volk niet op de hoogte is. En in deze brochures wordt dan de indruk gegeven, alg zou de V. U. een ketternest •zijn, waar allerlei kerk- en geloofverwoestende stellingen worden uitgebroed. Een ander hoogleeraar aan deze zelfde inrichting heeft het nog angstiger gemaakt door te schrijven, dat de toestand in onze kerken (! ? ) veel ernstiger is dan in 1926, in de dagen van Assen dus. Zoo speelt mien gevaarlijk spel van onrust verwekken daar, waar deze dingen niet behooren in geding te worden gebracht.

„Ziel" en „hart".

Ds F. J. B. Sdhiebaan schrijft in Waard": „Kb. Hoeksche

De samenwerking wordt toch niet bevorderd door woorden als dreigende deformatie. 'kKan ook niet gelooven, dat die woorden, gericht aan het adres van Prof. Vollenhoven en Prof. Dooyeweerd, juist zijn. Wie hun werken bestudeert, komt wel tot de slotsom, dat zij onder „ziel" iets anders verstaan dan Prof. Hepp, maar de bewering, dat zij de „onsterfelijkheid der ziel'' loochenen, is niet te handhaven voor wie voortdurend in het oog houdt, welke beteekenis zij aan bet woord „hart" hechten.

Vooral het woord gebruik is, naar ik vrees, oorzaak van het gerezen misverstand.

Op één steiger.

Dte F. G. Meijster oordeelt in „Rott. Kb.":

Wat we begöeren, dat is de zuivering van den dampkring.

De problemen herleid. moeten tot hun juiste afmetingen

Ze dienen scherp gesteld te worden, maar men mag ze niet opblazen.

En de bouwers aan den tempel der Gereformeerde wetenschap moeten niet door tweedracht afbreken, wat met zooveel zorg gebouwd is.

Want breken gaat snel.

We moeten ook niet het gevoel krijgen, dat er schijnbaar tegen de leeringen van particuliere scri benten wordt gefulmineerd, terwijl over hun hoofd heen, de pijlen voor anderen van hooger statuur zijn bedoeld.

Dat werkt verwarrend. Dit is een strijidmethode, waarvan ik het gebruik betreur.

Want als er uitspraken van iemand, op citaat, veroordeeld worden, zonder dat de schrijver genoemd wordt, dan kan toch iedereen de bron opzoeken, en de auteurs met name aanwijzen. En doet het dan niet pijnlijk aan, als aanvaller en aangevallenen bouwlieden op één steiger blijken te zijn? Was er geen enkele andere weg open?

Zóó komen we ook niets verder.

N.B. Veel Persschouw moet door plaatsgebrek blijven

liggen.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1937

De Reformatie | 15 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 maart 1937

De Reformatie | 15 Pagina's