GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Groote Tudor'FIguren

(Scbetsen uit den tijd der Reformatie io Engeland en Scbotland)

XIV.

Elizabeths gunstelingen.

Robert Dudley was de vijfde zoon van John Dudley, hertog van Northumberland, en een broer dus van Guildford Dudley, de gemaal van de ongelukkige Jane Grey, die, na den dood van Edward VI, door haar eerzuchtigen schoonvader op den Engelschen troon geplaatst werd, maar na enkele dagen het koninklijk paleis met den Tower moest verwisselen, toen Maria — weldra „de Bloedige", helaas — onder het gejuich der bevolking haar intocht deed in Londen (1553).

Guildford en Lady Jane legden het hoofd op het blok, de hertog van Northumberland volgde weldra.

Ook Robert Dudley wachtte een gelijk lot in den Tower. Hier werd hij bezocht door zijn jonge vrouw, Amy Robsart. Zij waren ongeveer even oud, 21 jaar toen, waarscliijnlijk; drie jaar te voren hadden ze zich in het huweUjk verbonden. Robert Dudley werd begenadigd en ontving zelfs een eerepost van Maria. Maar zijn zon rees pas, toen Elizabeth in 1558 den troon besteeg.

Hij wordt ons beschreven als een rijzige jonge man met een buitengewoon knap voorkomen, en hoogst innemende manieren.

Onmiddellijk kwam hij in hooge gunst bij Koningin Elizabeth, die, zooals ik reeds eerder gelegenlieid had op te merken, ©en zwak had voor knappe mannen.

Robert Dudley was een bekwaam, eerzuchtig, ijdel man. De Koningin was blijkbaar verliefd. Welk een verschiet opende zich voor den jongen hoveUng, als ... Amy Robsart er niet geweest was.

Lady Dudley kwam nooit aan het hof, waar haar echtgenoot in zoo hooge gunst stond. Robert bezocht haar evenwel nu en dan in verschillende deelen van het land, en schijnt haar in financieel opzicht royaal behandeld te hebben.

In 1560 verbleef zij in Cumnor Hall, in de buurt van Oxford, het huis van een zekeren Anthony torster, een werktuig van Dudley. Zij was daar op bevel van haar gemaal. En hier werd zij dood gevonden door haar bedienden, aan den voet van de trap. Zij had haar nek gebroken.

De omstandigheden van haar dood zijn nooit opgehelderd. Maar men begrijpt, hoe er mee gewerkt werd door de vijanden van den gunsteling, die — wat werkt nijd en afgunst niet? — natum'lijkerwijze vele waren, vooral in die eeuw van ongebreidelde intrigue, die inhaerent is aan het absolutisme.

De weg was vrij. In spanning wachtte men. Wat zou de Koningin doen? NatuurUjk niet direct, maar later, als de sensatie wat geluwd was?

'Robert Dudley bleef de uitverkoren gunsteling van de jonge Koningin (Elizabeth was misschien een jaar jonger dan hij). In 1562 gaf ze hem het geweldige kasteel Kenilworth, dat door den prachtüevenden en bouwlustigen Dudley nog zeer aanmerkelijk uitgebreid werd, en waarvan de imposante ruïne — tusschen Stratford-on-Avon en Birmingham — nog steeds een beeld geeft van het grootsche geheel dat het moet geweest zijn. Hier bezocht zij hem, dien zij intussclien — in 1564 — tot Graaf van Leicester had verheven, in 1575 op een van haar talrijke statiereizen door het land, die haar zoo populair maakten en die de uitverkorenen, bij wie ze haai- intrek nam, zooveel vreugde om de eer, en zooveel hoofdbrekens vaak vanwege de kosten, veroorzaakten. Hij ontving haar op zoo'n schitterende wijze, dat dit bezoek daardoor historisch is geworden. Sir Walter Scott heeft het vereeuwigd in zijn beroemden historischen roman Kenilworth, waarvan Amy Robsart de heldin is: geen gering anachronisme overigens, want Amy was immers al in 1560 om het leven gekomen, zelfs nog vóórdat haar weduwnaar Kenilworth van haar koninklijke mededingster ontving.

De Graaf van Leicester bleef in de gunst van Elizabeth, maar huwen deed ze hem niet. Zelfs beval ze hem, in hetzelfde jaar dat ze hem tot Graaf van Leicester verhief, aan als gemaal voor Maria Stuart, Koningin van Schotland. Wie zal doorgronden, in hoeverre dit voorstel ernstig gemeend was?

Leicester trad een paar jaar later in een dubieuze relatie met een andere dam©, en sloot tenslotte, niet lang na Elizabeths bezoek aan Kenilworth, een geheim huwelijk met de weduwe van den Graaf van Essex. Toen in 1579 Anjou naar Elizabeths hand dong, werd door diens omgeving Leicester nog altijd beschouwd als de voornaamste hinderpaal. Het was voor hen een prachtige troef, toen ze kennis van het genoemde huwehjk kregen, en ze haastten zich natuurlijk het aan de Koningin te openbaren. Elizabeth was woedend en het gevaar van den Tower hing den ontrouwen gunsteling boven het hoofd. Maar de wolk dreef over, en na eenigen tijd werd hij weer in genade aanigenomen. Sindsdien was het denkbeeld van een huwelijk tusschen EUzabeth en Leioester natuurlijk wel van de baan.

Waarom had ze hem niet genomen?

Ongetwijfeld om poHtieke redenen, die ik in mijn vorig artikel heb genoemd.

En er zijn sterke motieven aan te voeren, om haar beslissing, tenminste uit staatkundig oogpunt, juist te noemen; om het voor Engeland gelukkig te achten, dat in EUzabeth de Koningin de vrouw overheerschte: een huwelijk tusschen EUzabeth en Leicester, onder de donkere schaduw van Amy Robsarts verdachten dood, zou een onheil-voorspellende tegenhanger geweest zijn van de verbintenis tusschen Maria Stuart en Bothwell, met den grimmigen geest van Lord Darnley op den achtergrond.

Maar de vrouw in EUzabeth stierf hierbij. De Koningin zege^'ierde, en was voorspoedig. Maar welk een tragische figuur wordt EUzabeth straks, op haar ouden dag!

Leioester stierf in 1588, kort na den ondergang der Spaansche Armada, welker uitzending verhaast was door 'sgi'aven gouverneurschap in de Nederlanden, waardoor — mede in verband met de onthoofding van Mary Stuart — het spel, dat zoolang tusschen EUzabeth en Philips gespeeld was, ernst was geworden.

Leioester was steeds anti-Spaansch geweest, sympathiseerde in dat opzicht dus met den Puriteinschen Walsingham, — helde trouwens de laatste jaren steeds meer over naar de zijde der Puriteinen: waren het ook niet de „preciezen", de Calvinistische predikanten en hun aanhang onder het volk, die hem in de Nederlanden steunden tegen de „rekkeUjke" Staten van Holland en Oldenbar ne veldt ?

De gunsteling van EUzabeth, die ook wel eens de fiolen van haar toorn over zijn hoofd kreeg, zooals b.v. toen hij zich, tegen haar zin, bijna souvereine macht liet opdragen in de Nederlanden — als z ij die souvereiniteit had geweigerd, omdat zij haar zaak niet met die der „rebellen" wilde vereenzelvigen, zou hij het dan wèl doen, zelfstandig? — mocht zich toch altijd spoedig weer zonnen in haar glimlach: in het jaar der Armada had hij het opperbevel over de landmacht, om Engeland te verdedigen, ingeval de door de Spanjaarden beraamde inval — onder aanvoering van den bekwamen Prins van Parma! — werkelijkheid zou worden.

Hij was er nog gefuige van, hoe zijn Koningin de grootste crisis harer regeering zegevierend te boven kwam, hoe het Episcopaalsch-Protestantsche Engeland van EUzabeth en Burghley, waai-in hij de schitterende rol van bevoorrecht gunsteling gespeeld had, nu vast stond te midden van het oorlogsrumoer in West-Europa. Toen legde hij, de onrustige, het hoofd ter rusie.

Welk een tegenstelling vormde hij met den zoon zijner zuster, Sir Philip Sidney, die hem nog in den dood was voorgegaan. Deze, de poëtische ridder en ridderlijke poëet, die door den grooten dichter Edmund Spencer „the President of Noblesse and of Chivalree" werd genoemd, zocht zijn geluk meer in verdieping van den geest, in godsdienstige overpeinzingen en dichterlijke bespiegeUngen, dan in uiterlijk succes; hij had liever de rust van den eenvoud, om zichzelf te kunnejn zijn, dan de onrust van het hofleven, het dingen naar de gunst van een autoci-atische Koningin, met al het spel der intrigue dat dit meebracht. Hij was de grootste van heel dien schitterenden kring van jonge mannen die aan en om het hof opgroeiden: de Devereux, de Raleighs, de Sidney's. Men verwachtte van hem het allerhoogste, in staatsmansbeleid, in veldheerskunst. Maar hij streefde naar geestelijken meer dan naai- wereldlijken groei en hield zich afzijaig van 't hof. Wiel wilde hij actief zijn. Hij was de schoonzoon van Wialsingham, en wilde als deze strijd, strijd vóór het Protestantisme, tegen Spanje. Daarom ook diende hij volgaarne onder zijn oom Leicester tegen de Spanjaarden in de Nederlanden. Hij kon moedig zijn als een jonge leeuw, en roekeloos als de avontuurlijkste ridder. Dit bewees hij in zijn laatsten strijd tegen de Spanjaarden bij Zutphen, toen hij, zonder beenstukken aan zich in het gevecht stortend, een zoo ernstige wonde in het been kreeg, dat hij na hevige smarten daaraan overleed te Arnhem. Typeerend voor Sidney is het verhaal van het glas water, dat hij, hoewel brandend van wondkoorts, afstaat aan een stervend soldaat die er smachtend het brekend oog op richt. De woorden, die hem hierbij worden toegeschreven: „Gij hebt ©r meer behoefte aan dan ik", of zij historisch zijn of niet, zijn in elk geval van waarde, omdat zij zoo geheel karakteriseeren den adel en onzelfzuchtigheid van den jongen held.

De predikant, die in Arnhem aan zijn sterfbed stond, verhaalt ons, dat, nadat hij op Sidney's verzoek had gesproken over het geloof, waaruit de in Christus gerechtvaardigde immers zal leven, de stervende „lUet lang daai-na de oogen en hasor den ophief, terwijl hij deze woorden sprak: „Ik zou mijn vreugde niet willen ruilen voor al de koninkrijken der wereld"."

Zoo stierf hij.

Van zijn werk is het best bekend de Arcadia, die in haar hoofsche taal, naar den aard van den tijd (zelfs Shakespeare is er niet vrij van) wat op^ geschroefd is, hoewel lang zoo erg niet als in andere literaire producten van die periode. Dit is een proza-werk. Het werd in de zeventieiide eeuw nagevolgd in Hollandsche (Batavische en Dordrechtsche) Arcadia's.

Maar veel dieper van gevoel, en uit literair oogpunt veel hooger te schatten zijn de sonnetten, die verschenen onder den titel Astrophel and Stella. Evenals de Arcadia werden ze enkele jaren na zijn dood gepublioeerd.

Was Sidney niet van het hout, waaruit EUzabeth haar hovelingen wenschte te snijden, heel anders was dit met den jongen Robert Devereux, Graaf van Essex (den stiefzoon van Leicester) en Sir Walter Raleigh. Beiden waren eerzuchtig en dongen daarom naar de gunst der Koningin; en waren dus elkanders doodsvijanden. Over Raleigh heb ik reeds vroeger gesproken. De schoone, innemende, ronde, maar driftige, onbeheerschte Essex was buitengewoon populair bij het volk; hij was hun held, hun afgod, vooral na zijn schitterend wapenfeit in 1596, toen hij — gezamenlijk met Lord Howard en Raleigh, maar hij was hier beslist de hoofdpersoon — Cadiz nam met vertoon van grooten persoonlijken moed, en bij de plundering der stad met harten-veroverende ridderlijkheid de nonnen en vrouwen onder zijn bescherming nam, wat zelfs den zwijgenden, rampspoedigen ouden Philips II een woord van lof ontperste, dat door heel Europa klonk.

Essex nam als gunsteling der Koningin de plaats van zijn stiefvader Leioester in. EUzabeth verdroeg ongelooflijk veel van zijn nukken en driftbuien. Er is iets oneindig pathetisch in de half moederlijke, half vrouwelijke liefde der Koningin voor dezen schoonen jongen man, die bijna haar kleinzoon had kunnen zijn. Hij was als een herinnering aan het geluk, dat zij in haar jeugd, ter wille van haar troon, van zich gestoolen had.

Maar Essex moest toch oppassen. Door den steun van de gebroeders Bacon, neefs van Burghley, maar door dezen teruggedrongen als mededingers van zijn zoon Robert Cecil: Anthony Bacon, die voor Essex een inlichtingendienst organiseerde welke dien van Burleigh en diens zoon en opvolger Robert Cecil evenaai-de, en Francis Bacon (later Sir Francis Bacon, nog later Lord Verulam), de hoogst bekwame, maar gewetenlooze jurist, staatsman, essayist, geleerde, die Essex —• een avontuurlijk ridder, maar staatsman noch veldheer — met zijn geslepen adviezen ter zijde stond zoolang zijn (Bacons) belang het meebracht, nam Essex een veel belangrijker positie in, dan zijn eigen bekwaamheden, zelfs gezien de gunst der Koningin, hem zouden hebben verschaft.

Zijn groote populariteit bij het volk — Elizabeths kostbaarste bezit — begon haar argwaan op te wekken. Toen bekend werd, dat hij Sir

Pihilip Sidney's weduwe had gehuwd, nam die Koningin hem dit zeer kwalijk en werd zijn positie al minder vast. Essex nam zelfs den schijn niet meer in acht, dat zijn hulde haar persoonlijk gold, 'twas al te duidelijk dat het hem alleen te doen was om de macht die zjj geven kon, — en in dien schijn had de oude vrouw zich, welke tragische zekerheid ze ook in het diepst van haar hart wel moest hebben, gekoesterd als in een laatste glimpje van de zon van het geluk.

Na zijn eigenmachtigen terugkeer uit zijn commando in Ierland en zijn poging om, steunende op zijn populariteit, Elizabeth met geweld naar zijn hand te zetten, sloeg de getergde oude leeuwin, die reeds herhaaldelijk onheilspellend gegromd had, eindelijk den klauw uit.

Essex' hoofd viel op het blok (1601), en de levensavond der Maagd-Koningin werd versomberd door deze donkere wolk.

Haar poging om iets van haar jeugdroman met den stiefvader te doen herleven in het schenken van haar gunst aan den stiefzoon, en ook de relatie Leioester—William Cecil te herhalen in de combinatie Essex—Robert Cecil: de schoone, hooggeboren, schitterende gunsteling naast den bekwamen, hardwerkenden, beproefden staatsman, was ten «enenmale mislukt.

De schoone Essex viel.

De gebochelde Robert Cecil werd hoofd van het roemruchte geslacht der graven, thans markiezen, van Salisbury.

Ea de koninklijke zon, in wier glans de Dudley's en de Devereux, de Raleighs en de Cecils zich gekoesterd hadden, ging nu ook weldra onder. Elizabeth stierf in 1603.

De laatste der Tudors was heengegaan. De Schotsche Stuarts volgden pp.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 mei 1937

De Reformatie | 8 Pagina's