GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over „isolement" en nog wat.

III.

Van Groen van Prinsterer stamt de bekende leus: In ons isolement ligt onze kracht. Wat bedoelde hij met die woorden?

In zijn laatste serie Nederlandsche Gedachten^) heeft hij een duidelijk antwoord op die vraag gegeven.

„In ons Isolement ligt onze kracht. Of wilt ge liever een hollandsch woord, in onze zelfstandigheid, in onze beginselvastheid, ligt onze kracht.

Dit was steeds het devies onzer vlag. Zelfstandigheid, die, het heterogene afstootend, al wat homogeen is aantrekt; die zelf onwrikbaar, ter aansluiting bereidvaardig de hand reikt.

Van 1829 tot nu toe was ik steeds, zoo ik meen, aan het zinrijk adagium getrouw."

Op een volgende bladzij voegt Groen er nog dit aan toe: , J)e vasthoudendheid aan eigen standpunt is, bij mij althans, afhankelijkheid van beginselen, wier kracht in de ordeningen Gods ligt. — Isolement, als gevolg der onderworpenheid van een beginsel. In deze onvoorwaardelijke onderworpenheid alleen (dit is steeds mijne ervaring geweest) ligt de wezenlijke kracht van elk die het belijdt."

Duidelijker kan het niet worden gezegd. Isolement, zelfstandigheid en beginselvastheid zijn bij Groen synoniem. En dat isolement wordt geboren uit het zich onvoorwaardelijk onderwerpen aan een beginsel, dat gefundeerd ligt in de ordeningen Gods.

Wil men nu ten volle zien wat deze leus voor Groen beteekende, dan moet men niet alleen op die leuze zelf letten en den inhoud er van uitleggen.- Voor alles moet nagegaan hoe deze zinspreuk door hem in p r a k t ij k werd gebracht. Hoe zijn leven en levensstrijd er door werd gevormd. In wat voor situaties Groen door het vasthouden er aan werd gebracht. In welke verhouding de handhaving van dit levensprogram hem plaatste t.o. allerlei menschen en richtingen.

Immers, het gaat bij Groen in dat „isolement" maar niet om een theoretische beschouwing, door hem als een leus zonder meer aanvaard. Neen —• dat isolement is voor Groen een levensprogram, dat hem volledig in zijn greep houdt en hem in alle omstandigheden en bij alle beslissingen en tegenover alle menschen leidt en regeert. We willen met een paar voorbeelden laten zien waartoe de strenge binding aan dit levensprogram hem bracht.

Groen leefde in de vaste overtuiging, dat kerkherstel langs kerkrechtelijken weg, door handhaving van de belijdenis, moest worden gezocht. Dat was voor hem een beginsel en dat handhaafde hij. En het gevolg? — Hij kwam alleen te staan. Hij werd geïsoleerd. Zelfs zijn vriend da Costa liet hem in zijn kerkelijke worsteling alleen staan.

Groen was van oordeel, dat na de invoering van de Onderwijswet van 1857 op de Openbare School alle godsdienstonderwijs moest worden geweerd. Geen bijbel op de Openbare School. „Godsdienstloosheid van het openbaar onderwijs moet door ons als een weldaad worden begeerd" — zoo sprak Groen. „Beter geen voedsel dan vergif." Daarom haatte hij het woord „Christelijke deugden" in de schoolwet. Dit alles was bij Groen een overtuiging, waarvoor hij stond. — En het gevolg: hij kwam alleen te staan. Mannen als Beets en Chantepie de la Saussaye verlieten hem in zijn strijd voor het Christelijk Ondervnjs.

Groen haatte de laffe, karakterlooze en beginsellooze politiek van zijn conservatieve vrienden. Hij handhaafde zonder aanzien des persoons het isolement van het antirevolutionaire beginsel. En weer kwam hij alleen te staan. Met slechts drie getrouwen — Kuyper, Keuchenius en Otterloo — begon hij zijn politieke actie in 1871 opnieuw. '-s^^^.^ME-è^i^^&

En zoo kunnen we voortgaan. Het aantal van dergelijke gevallen is legio.

Nog slechts een typeerend voorbeeld vsdllen we noemen. In April 1872 zou een groote nationale feestviering plaats vinden. Het zou grootsch worden! Een manifestatie van de eenheid der natie! Drie honderd jaar geleden was inuners Den Briel ingenomen. Het begin van Neêrlands vrijheid! En kan aan zoo'n nationale herdenking niet iedere Nederlander meedoen?

Neen, zegt Groen! „Mijn oordeel (over de voorgenomen feestviering — C. V.) dacht ik, kon niet twijfelachtig zijn en met ingenomenheid, dit spreekt immers van zelf (!!), onderschrijf ik elk protest tegen een herdenken van 1 April 1872, waarbij, ter a 1 g e m e e n e, «n, zoo het heet, nationale feestviering, de verloochening van het Christelijk levensbeginsel onzer historische nationaliteit de conditio sine qua non wordt"^).

„Het deelgenootschap aan een kleurloos geworden feestviering is voor Gereformeerden niet geoorloofd, omdat voor hen kleurloosheid heiligschennende karikatuur wordt"^).

Met de Roomschen kan Groen niet feestvieren. „De reden is hoogst eenvoudig. Een van beiden. We zouden beleedigen, dat meer dan ooit afkeurenswaard is, of zwichten op een wijs, die de nagedachtenis der voorvaderen, niet vereert, maar onteert." Ook met de Liberalen is feestvieren onmogelijk.

„De reden is hoogst eenvoudig. Een van beiden. Wij zouden door vertoon van eensgezindheid, onverantwoordelijk, of, door een woord uit het hart, onverdragelijk zijn.

De Hervormden waren, ook toen, afkeerig van een gewetensvrijheid, geworteld in het tegenovergestelde der zinspreuk, servire Deo vera libertas (God dienen is de ware vrijheid), en die, ook nu, gewetensdwang voor het Gereformeerde volk tot rampzalige vrucht heeft."*).

En het gevolg van dit isolement der beginselen? Weer kwam Groen alleen te staan. Weer trokken de grooten en voornamen zich van hem terug. Weer werd hij geïsoleerd.

Zal men over het isolement, in den zin van beginselvastheid, van Groen naar waarheid spreken, dan zal men ook deze gevolgen, die er onlosmakelijk aan verbonden waren, in rekening moeten brengen en er aan denken, dat Groen die gevolgen aanvaardde.

Groens principieel isolement maakte, dat hij een eiland werd gedreven, zijns ondanks. naar

Hij separeerde zich niet, maar anderen separeerden zich van hem wel! Hij stak anderen de hand wel telkens toe, maar die werd altijd weer afgeslagen, omdat hij vasthield wat hem heilig was.

Groen kwam alleen te staan! „Vreemdeling ben ik (na veertig jaren strijden en lijden) in mijn eigen Land", schreef de zeventigjarige Groen.

Zwakke karakters zouden dit nooit hebben kunnen verduren. Ze zouden „de eenheid hebben bewaard". Ze zouden „uitersten hebben vermeden". Ze zouden niet „tot eenzijdigheden zijn vervallen". Ze zouden zich voor „Prinzipiënreiterei" hebben gewacht. Er zijn nu eenmaal heel veel mooie woorden en uitdrukkingen om beginselloosheid en karakterzwakte en opportunisme te camoufleeren.

Niet alzoo Groen. Hij stond en bleef staan. Hij handhaafde met groote kracht en innige toewijding wat hem heilig was. Hij aanvaardde (met oneindige smart) de opgelegde eenzaamheid. Zijn gewild isolement ten aanzien van zijn beginsel bracht het gedwongen isolement ten aanzien van het overgroote deel des volks, ja, van vele vrienden. En Groen werd de onverdraagzame, de eigenzinnige, de onhandelbare, de eigengereide in veler oog.

C. V.

gezag, zoodat het in aard gelijk zou te stellen zijn met de macht van de ouders over kinderen, van den staat over onderdanen of van een heer over dienaren. Het kan slechts juridisch genoemd worden, inzooverre het recht heeft met tucht op te treden tegenover een plaatselijke kerk als geheel met beroep op het gemeenschappelijk accoord.

Het is dus het gezag der Waarheid, dat sterk is door zedelijk overwicht, het gezag van het Woord Gods, waaraan allen gebonden zijn.

Het schept geen hoogere vergaderingen, geen opperbesturen, geen machten, die dwingend gebiedend zich mogen verheffen boven het ambt, dat alleen in de plaatselijke kerk gevonden wordt.

Het is evenwel zoo sterk, dat het vanzelf spreekt, dat e'lke plaatselijke kerk zich te ondenverpen heeft aan de besluiten der meerdere vergadering, „tenzij, dat het bewezen worde te strijden tegen het Woord Gods", enz. (art. 31 K.O.)

Handhaving van de zelfstandigheid der plaatselijke kei'k tegen machten, die zich aandienen als met heerschappij staande over het ambt, is dus geen independentisme, maar eisch der Heilige Schrift en noodzakelijke voorwaarde voor de goede ontwikkeling van het

kerkelijke leven.

J. S. POST.

Wereldgelijkvormige oratorie.

In een onzer dagbladen kwam de volgende advertentie voor:

Groote Openbare Getuigenisavond.

Alle geloovigen uit alle kerken worden uitgenoodigd tot een Gemeenschappelijke Samenkomst tegen twijfel en ongeloof, D.V. op Donderdag 21 Juli, in de Nieuwe Kerk (Groenmarkt), Middelburg, waar Pr o f. G. Wisse een

Openbare Tijdrede

zal houden over: „Heeft Jezus ooit en is Hij de wereldverlosser? " Toegang en plaatsen vrij.. Opening deuren 7.30. Aanvang 8 uur. geleefd,

HET COMITÉ.

Ik kan niet nalaten eenige commentaren te geven op deze advertentie, tot een getuigenis tegen den geest, die uit dit alles spreekt.

1. Ik dacht, dat de „gemeenschappelijke samenkomsten" van de geloovigen onder de bediening van het Woord en de Sacramenten in de kerk de krachtige van God geordineerde openbare getuigenis tegen twijfel en ongeloof waren.

2. De „geloovigen uit alle kerken", laten hier de kerk min of meer'buiten het geding en laten de zonde van dat kerkelijk leven, dat door nietigheden en schijnredenen de gedeeldheid noodzakelijk maakt, stilletjes onbesproken om eens tezamen een interkerkelijke samenkomst van geloovigen te houden tegen „twijfel en on- S»looi".

3. Het gaat daarbij natuurlijk niet over dien twijfel en dat ongeloof in de kerk, waardoor de geloovigen uiteengeslagen zijn. Wanneer op de basis van de oprechte geloofsgehoorzaamheid aan het Woord van den Koning der Kerk daarover eens gesproken werd (s.v.p. zonder sensatie), dan zouden „ongeloof" en „twijfel" ongetwijfeld in levenden lijve op deze vergadering protesteeren. En „kleingeloof" zou zuchten over dat onbroederlijk getwist. Dat zou geen „Tijdrede" zijn naar den smaak van deze „geloovigen van alle kerken"!

4. Het zal er nu veel „stichtelijker" toegaan, want voor deze „geloovigen" uit alle kerken zal de oratorische vraag besproken worden: Heeft Jezus ooit geleefd? Zuiver oratorisch voor al deze geloovigen, die de kerk zullen bezetten. Want niemand ontkent de vraag.

5. Deze titel is beleedigend voor den Heer der Kerk. Zooals 't beleedigend zou zijn, als ik annonceerde, dat ik een lezing wilde houden in Amsterdam of Driebergen met als titel de sensationeele oratorische vraag: Heeft Prof. Wisse ooit geleefd?

6. Deze oratorische vraagstelling gaat uit van deze moderne methode, dat eerst het vraagteeken gezet wordt achter de heiligste dingen, waarop dan de Rede (Tijdrede) van des sprekers rede (redeneering) al of niet met teksten als „bewijsplaatsen", de heiligheden Gods zal bewijzen, tot stichtelijk vermaak der geliefde „hoorders" en „hoorderessen", die in de kerk broeders en zusters heeten.

7. Een eenvoudige bediening des Woords door de ambten in de kerk en een eenvoudige stille kring van geloovigen rondom de Avondmaalstafel is een krachtig openbaar getuigenis, zonder sensatie, zonder oratoria en tegelijk zeer welsprekend, voor de geheele wereld, dat onze Heere Jezus leeft en dat Hij komen zal op de wolken.

Daar worden twijfel en ongeloof in de harten der geloovigen bestreden met het zwaard des Geestes en niet door „Openbare Tijdredenen".

8. De kerk heeft ook roeping om aan de ongeloovige wereld de boodschap van den komenden Christus te brengen. Zij roepe deze menschen tot de saamvergadering der gemeente en zoeke ze op in heggen en stegen. Maar nimmer spreke de kerk daarbij de taal der spotters door de vraag te stellen: is er wel „een" God, heeft Jezus wel ooit geleefd... en dergelijke, om dan te gaan beredeneeren dat er „een" God is en dat er eens een Jezus heeft geleefd.

Als de dwaas zegt, daar is geen God, dan gaat de Schrift niet beredeneeren: daar is wel „een" God.

9. Deze sensationeele vraagstelling is wereldgelijkvormig. Zooals de geheele advertentie iets wereldgelijkvormigs heeft.

A. J anse.''


1) Ned. Ged. VI; No. 2; 27 Sept. 1875.

2) Idem, IV, p. 5. 3) Idem, IV, p. 8.

4) ld., IV, p. 20. Men vergelijke het artikel van A. Janse: „Geen partijdige Nationale feestviering" in het Nummer van 24 Juni j.l.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 juli 1938

De Reformatie | 8 Pagina's