GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Melchizedek, de Koning van Salem

V.

EJ: wordien echter ook andere meeningen voorgestaan ten aanzien van die identiteit der koningen uit Gen. 14:1. De belangrijkste is wel < üe van Prof. BöM. *) Zijn uitgangspunt neemt hij in de vermeldhig van Tideal. We merkten reeds op dat hiermede een Dudhalia is bedoeld. Böhl denkt aan den stichter van de dynastie, die bekend is door Sjupiluiiuma. Deze heette ook Dudhalia en leefde omstreelcs 1600 v. Chr. Naast dezen Dudhalia is Kedor-Laomer ook een groot-koning. Uit oorzaak van onbekendheid met de geschiedenis van Elam juist in deze eeuwen kan niets naders van hem gezegd worden dan dat zijn naam zuiver Elamieüsch is. De beide andere koningen zijn van kleiner formaat. Arjoch is allicht een Indo-Germaansche naam en Amraphel van Sinear zou een vorst, bijv. met den naam Amurru-apil, van het in de Amamabrieven wel genoemde land' Sjanhar zijn.

Zoowel de identificatie, die Böhl van Arioch als die, welke hij van Amrafel veronderstelt, plaatsen deze koningen na 1600. Want vóór dien tijd zijn er nog geen Indo-Germanen in Syrië en d, e naan» Sjanhar zou zoowel als de naam Amurruapil in den Kassieüschen tijd thuishooren.

Er is in deze hypothese van Böhl veel dat aantrekt. Toch is er een groot bezwaar en dat is het chronologische: Abraham heeft dan ook zooveel later geleefd! Volgens hetgeen we in par. 15 behandelden kan op grond der bijbelsche gegevens Abraham toch niet later naar Kanaan zijn gekomen dan 1875? Prof. Böhl meent van wel. Hij maakt n.L onderscheid tusschen twee reeksen van chronologische gegevens in den Bijbel. Er zijn schematische getallen, uit priesterlijke bron afkomstig. Ze zijn van jongeren datum en kunstmatig. Het zijn juist de getallen, waarvan wij in de vorige paragraaf zijn uitgegaan. De 480 jaar van I Kon. 6:1, de 430 jaar van Ex. 12:40, de 215 jaar van het verblijf der patriarchen tn Kanaan en de 75 jaar, die Abraham geleefd heeft, voordat hij in Kanaan kwam, zijn samen juist twaalf eeuwen. Dit zou wijzen op het kunstmatige van dit schema. Daarom zijn deze getallen methodisch onbruikbaar. Betrouwbaar echter is het materiaal, dat bijv. in stamlijsten is te vinden. Dit is uit Elohistische bron. Berekening, gebouwd op deze gegevens doet zien dat de tijdruimte tusschen Abraham en den tempelbouw niet meer dan zes eeuwen is geweest.

We wUlen deze „elohisüsche" gegevens nader bezien.

In de eerste plaats komt in aanmerking Gen. 15:16. Nadat aan Abraham is voorzegd (vs 13), dat zijn nakomelingschap in een vreemd land 400 jaren sal worden verdrukt, volgt in vs 15: Maar God zal recht doen en het vierde geslacht zal herwaarts wederkeeren. Hieruit wordt dan afgeleid dat van Jozef en zijn broeders tot 'Mozes slechts vier generaties elkander zijn opgevolgd. Bij de latere schemaliseering zijn deze generaties dan elk op 100 jaar gesteld.

Hiernaast wordt gewezen op Gen. 50:23. Daar staat dat Jozef küideren zag van Efraïm van het derde gelid. Zag Jozef dus al het geslacht, dat later zou uittrekken? Dat is niet mogelijk, want na Jozefs dood volgt eerst nog de tijd der verdrukking, waarvan Jozef niets heeft geweten en die ook niet kort heeft geduurd, maar enkele geslachten achtereen. Juist het feitj dat Jozef de vierde generatie zag, bewijst, dat met het vierde geslacht, dat wederkeert, iets anders moet zijn bedoeld.

Het woord, dat in Gen. 15 met „geslacht" is vertaald, beteekent ook tijdperk. Nu kunnen er inderdaad vier tijdperken onderscheiden worden tusschen het vertrek naar en den terugkeer uit Egypte: één van vriendelijk onthaal, één van verdrukking, één van uitleiding en rondzwerving en één van intocht. In dien verloopen tijd kunnen er meer generaties zijn geweest, die toch ook noodig waren, zou Israël tot de bekende getalsterkte wassen kunnen. Er staat voorts in Gen. 15:16 niet: het vierde geslacht zal wederkeeren. De werkwoordsvorm staat in het meervoud en de woorden „het vierde geslacht" zijn een tijdsbe^ paling. We lezen dus: Ze zullen wederkeeren in bet vierde tijdvak.

We letten vervolgens op de stamlijsten. Volgens Ex. 6:16—20 zijn Mozes en Aaron het derde geslacht sedert Levi. Maar als Jozef de kleinkinderen van Efraïm gezien heeft, dan niet die van Levi? We weten, hij heeft Mozes en Aaron niet gezien. Heeten dan Mozes en Aaron toch het derde geslacht, dan is dat omdat er tn de telling geslachten zijn overgeslagen. Dit overslaan van sommige geslachten geschiedde wel in verband met ideeën, die van invloed waren op de samenstelling der geslachtsregisters.

De zonen van Levi zijn Gerson, Kehath en Merari. Volgens Gen. 46 kwamen deze met Jakob in Egypte. Ex. 6 zegt, dat Amram een zoon was van Kehath. Hier moet „zoon" staan ia de beteekenis van nakomeling. Amram huwde met zijn „moei", dat is in dit geval de zuster van zijn vader. Jochebed zou dan ©en dochter van Levi zijn! Maar dan blijft er geen voldoende tijdsruimte beschikbaar voor de elkander opvolgende gebeurtenissen. Wanneer we dus de stamlijsten opvatten als vermelding van direct op elkaar volgende gebeurtenissen, dan zijn ze te kort: de gebeurte^ nissen kunnen er geen gelijken tred mee houden. Bij de gebruikmaking van geslachtslijsten moet steeds gerekend worden met de mogeUjkheid, dat ze verkort zijn.

Er wordt ook gewezen op de genealogie van David in het boek Ruth. Deze lijst vermeldt slechts tien geslachten tusschen Juda en David. We hebben echter ook hier te doen met een verkorte genealogie, waarop o.a. Keil gewezen heeft in zijn Bijbelschen Commentaar.

We komen tot de periode tusschen den woestijntocht en de eerste koningen van Israël. Volgens I Kon. 6:1 duurt ook deze periode een viertal eeuwen. Ook dit getal wordt voor kunstmatig gehouden. Het zou te lang genomen zijn. Prof. Böhl wil tot een juistere voorstelling van den tijdsduur komen door deze periode te vergelijken met de gelijktijdige geschiedenis van Edom. Van dit rijk is een koningslijst overgeleverd in Gen. 36 Vs 31—39. Deze lijst bevat de namen van acht koningen. Prof. Böhl geeft elk plm. 25 jaar. Zoo komt hij tot de conclusie, dat ook het tijdperk tusschen den woestijntocht en koning Saul niet veel langer is geweest dan twee eeuwen.

In dit geval moet dan bovendien nog aangenomen worden, dat de koning, die over Edom regeerde tijdens den woestijntocht van Israël, de eerste was van deze acht. Anders wordt dit tijdperk nog korter. En voorts dat deze reeks van acht koningen regeerde onmiddellijk voor de regeetring van Saul. De omstandigheid, dat bij al de koningen behalve bij den laatste staat: en hij stierf, schijnt hiervoor te pleiten. Maar Gen. 36 weet wèl, dat op de acht koningen verschillende „vorsten", d.w.z. stamhoofden zijn gevolgd.

Het wil ons voorkomen, dat de bedoeling van Gen. 36 niet is: van de koningen, die achtereenvolgens over Edom hebben geregeerd, rageerden er acht vóórdat Saul aan de regeering kwam, de overigen later; maar: voordat in Israël het koningschap werd ingesteld', had Edom al een periode van koninklijk bewind achter den rug. Dan kan er zeer wel een zekere tijdsruimte liggen tusschen den laatsten Edomietischen koning van dit tijdperk en Saul. De woestijntocht vond dan plaats gedurende die periode.

We komen op deze gedachte juist door de medcideelitig van I Kron. Daaruit toch blijkt, dat in Edom op het tijdperk van koningschap weer een ander is gevolgd, waarin Edom (weer? ) werd geregeerd door „vorsten", d.w.z. stamhoofden, dus georganiseerd was volgens stamverband. Edom heeft blijkbaar afwisselende regeeringsvormen gehad. In de dagen van koning Salomo, schijnt het weer een koninkrijk te zijn. Salomo's tegenpartijdei-, Hadad, was van het koninklijke zaad. (I Kon. 11:14).

Deze berekening komt echter geheel te vervallen, wanneer in Gen. 36 geen koningen, maar dynastieën opgesomd worden. *) En dit is waarschijnlijk wel het geval, omdat geen der genoemde koningen de zoon is van den daarvoor genoemden. Wel wordt juist van elk de plaats van afkomst of de residentie genoemd.

Uit de gelijktijdige geschiedenis van Edom valt dus niet af te leiden, dat de woestijntocht slechts twee eeuwen vóór Saul te stellen is.

Wanneer we ten slotte naar Israels eigen geschiedenis zien gedurende deze periode, dan is het in I Kon. 6:1 genoemde getal eerder moeilijk, omdat het zoo laag is, dan omdat het te hoog zou zijn. De geschiedenissen uit het boek der Richfteren moeten immers in dit üjdpèrk ondergebrachi worden en het kan ze nauwelijks bevatten. *

Wanneer Abraham leefde in de 16e eeuw voop Chr. moeten de gebeurtenissen tusschen zijn leven en den tempelbouw in een te kort tijdperk worden samengeperst. En uitdrukkingen als bijv. Ex. 2:23, en het geschiedde na vele dezer dagen, pleiten niet voor de voorstelling van een snelle opeenvolging der gebeurtenissen.

Nu kan toegegeven worden dat bij de opgave der getallen, waarmede de duur van de onderscheidene besproken perioden aangegeven wordt, een schematiseering heeft geheerscht. Maar dat maakt deze opgaven nog niet onbetrouwbaar. Bij de samenstelling der stamlijsten hebben evenzeer wel bepaalde ideeën voorgezeten.

Het lijkt ons willekeurig te zijn tusschen deze twee reeksen van gegevens een tegenstelling aan te nemen, waardoor één der beide in het ongelijk wordt gesteld. Veeleer lijkt het ons geboden aam te nemen, dat deze elkander aanvullen en de getal 1 e n aangeven hoe veel tijdsruimte door de stamlijsten omspannen wordt. Dan geschiedt meer eere, niet alleen aan de bijbelsche gegevens, maar ook aan den historischen zin der auteurs.

Een bezwaar tegen de late Abrahamsdateering is ook, dat in verband daarmede de Uittocht veel

later moet wotden gesteld', dtan op grond! der schriftuurlijke gegevens toelaatbaar is.

Overeenkomstig hetgeen in het bovenstaande over de dateering van Melchizedeks tijdigenooten is opgemerkt, hebben we dezen priestervorst düs wel niet in de 15e, of 16e, maar in de 21ste tot de 19e eeuw te zoeken. Dat zijn de laatste eeuwen der oude, den naam „klassiek" waardige beschaving van Babylonië. Dan komt de Indo-Germaansche volksverhuizing, waarmede de Middeleeuwen der oud-oostersche geschiedenis inluiden. ^) Wij zoeken Melchizedek dus daarvóór! Hij is een koning uit den grijzen voortijd!

Wanneer we in dezen ouden tijd zoeken naar een Amrafel en zijn tijdgenooten, dan is waarlijk Hammurabi niet de eenige mogelijkheid ter identiiiceering van Amrafel. Uit recente opgravingen leeren we veel nieuwe staten en koningen kennen, waaronder we voor het minst kunnen zoeken naar Amrafel en zijn bondgenooten. We noemen bijv. de opgravingen te Teil Asmar, waar de stad Esj-nunna is blootgelegd') en die te Teil Hariri, het oude Mari, waarbij vele teksten zijn gevonden, die kunnen bijdragen tot de kennis der politieke geschiedenis van het oude Oosten omstreeks 2000 voor Christus. ^)


4) Men zie zijn bij de vorige noot vermelde rectorale rede en Band 29, Heft 1 van Der alte Grient, 1931: Das Zeitalter Abrahams.

5) Buhl, Gesohidhte der Edomiter, pag. 47.

6) Böh], Palestina in het lictit der jongste opgravingen. Amsterdam 1931, pag. 9.

7) Frankfort, Teil Asmar and Whafaje, the first seasons work in Eshnunna, 1930—^'31. (In de nos. 13 en 16 van de „Communications" van „The Oriental Institute of the University of Chicago.)

8) Aindré Parrot, Les Fouilles de Mari. Syria XVI, XVII en XVIII. Conf. ook het artikel van G. Dossin daarover in het 3e Jaarberioht van Ex. Or. Lux., pag. 360—363.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's