GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voetsporen Gods.

II.

Welnu dan, Fu-yih zou aandachtig luisteren en overwegen hoe den droom uit te leggen, om er zijn Meester en het Rijk beide mede te dienen. Tot het einde toe bleef hij den Keizer aandachtig aanhooren. De Keizer vertelde hem, dat hij in zekeren nacht, door staatszorgen geplaagd, geen rust kon vinden en uren lang te woelen lag op zijn legerstede, wachtend op den slaap, die niet komen wilde. Na langen tijd evenwel was zijn geest, hef peinzen moede, in banden gekneld, en de uitgeputte Heerscher van een Rijk, een derde deel der geheele aarde bevattend, werd in het land der droomen binnengeleid. Hij droomde, dat een gouden beeld van ongemeene afmeting van uit den hemel naar de aarde vliegen kwam en boven zijn paleis bleef koersen. Het hoofd van het beeld was van schitterend licht omgeven en glans van zon en maan vielen tegelijk op zijn lichaam. Grootelijks ontdaan schrikte de Keizer wakker, om dra weder in te sluimeren en denzelfden droom opnieuw te droomen, zulks tot drie malen toe. Hooge ongerustheid stond, toen hij eindelijk zweeg, op het gelaat van den Keizer te lezen, en toen hij zijn trouwen Minister' aanstaarde, was deze uit zijn knielende houding opgestaan om te trachten den geest zijns Meesters van zijn somberheid te verlossen.

Met nadenkenden blik keek hij den Keizer aan en nam, na nogmaals eerbiedig gebogen te hebben, het woord. „Verheven Heerscher over de geheele wereld, machlige Gebieder over het Rijk des hemels, uw woorden hebben uw geringen dienaar met blijdschap vervuld, want u is een boodschap uit den hooge verkondigd, die aan uw Volk vermcerdering van geluk en vrede verzekert. Reeds langen tijd geleden hoorde ik van den machtigen geest, die heerscht in het groote Rijk, dat besproeid wordt door een grooten stroom, de Ganges geheeten. Aan de bevelen van dien geest gehoorzamen de kinderen van dat land en zij bevinden er zich al de dagen huns levens gelukkig en tevreden bij. Door dien droom maakt die geest, Roeddha is zijn naam, u bekend met zijn verlangen ook aan uw Rijk de gelukzaligheid en den vrede, aan zijn dienst verbonden, te brengen. O machtige Gebieder, mijn Vorst dien ik lieflieb met de volle warmte mijns geestes, dien ik dienen wil tot aan het einde mijns levens, voor wien ik den dood gehoorzaam wil ingaan om stervend nog te bidden voor uw voorspoed, ik wensch u geluk met de hemelsche onderscheiding, die u ten deel viel. Het licht van den stralenden Roeddha heeft u van uit het ver gelegen land aan den Ganges beschenen en kondigt u een schitterende toekomst aan."

Met peinzenden blik had Keizer Ming zijn Minister aangehoord en toen deze zweeg, dankte hij hem voor zijn woorden en gaf tevens den wensch te kennen samen te overleggen wat hun nu te doen stond.

„Verheven Gebieder, gij doet uw dienaar te veel eer aan voor de nietige woorden, die hij waagde in uw ooren te doen weerklinken, en als ik het nogmaals waag voor uw wijsheid mijn geringe kennis ten toon te stellen, dan is het, omdat ik verheugd ben door de geesten mijner voorvaderen waardig gekeurd te worden u en het Rijk mijn onwaardige diensten aan te bieden. Reeds heb ik begrepen, o machtige Gebieder, dat uw wijsheid u den weg gewezen heeft in deze zaak, en dat gij het slechts aan uw dienaar overlaat uw bevelen ten uitvoer te brengen. Inderdaad, o oppermachtige Heer, uw blik heeft de toekomst doorpeild en gij hebt ingezien niet te moeten wachten tot die godheid uit het land aan den Ganges naar hier komt om uw volk in haar leer te onderrichten, maar gij wilt een Afgezantschap uit uw eigen volk tot haar zenden om wijsheid te verkrijgen en u van de uitkomst op de hoogte te stellen. Welke dienaren zal mijn verheven Gebieder voor die taak aanwijzen? "

Na dit gesprek volgde langdurig overleg tusschen den Keizer en Minister Fu-yih, en de uitkomst was dat besloten werd een achttiental van de meest invloedrijke en wijze mannen uit het land naar Magadha te zenden, gelegen ten Zuiden van den Ganges. Het Gezantschap vertrok uit de toenmalige hoofdstad van China, Loyang, in het jaar 63 en trok dwars door Centraal-Azië tot het Khotan bereikte, waarna de reis nederwaarts ging totdat men aan dat deel van Noord-Oost-Indië aankwam, dat korten tijd te voren door de „Witte Hunnen" overweldigd geworden was. Zonder groote moeilijkheden te ondervinden trok het gezelschap verder en korten tijd daarna vinden wij het in Magadha terug.

Deze stad Magadha was een ware schatkist van boeddhistische relieken en geschriften, waarvan het Gezantschap een gedeelte in bezit kreeg, terwijl het bovendien met begeerige ooren luisterde naar de wijsheid, die Roeddha voor hun verbaasden blik openlegde. De mannen waren zoodanig verrukt over die nieuwe wijsheid met haar geweldig perspectief voor het Chineesche volk, dat zij met aandrang verzochten hen naar hun vaderland te laten terugtrekken en hxui twee der meest ingeleide priesters in de boeddhistische leer naar hun Keizer mede te geven.

Nadat zij de noodige kennis van de nieuwe leer hadden opgedaan, gaven zij den wensch, om naar hun vaderland terug te keeren, opnieuw te kennen. De vergunning daartoe werd him zonder moeite verleend. Bovendien werd hun toegestaan twee der meest bekende boeddhistische priesters, Kasyapa Matanga en Gobharana, mede te voeren. Tot hun diepe droefheid stierf Matanga kort na aankomst in China.

Niets stond dus het vertrek van het Gezantschap in den weg, en wij vinden het, naar wij reeds berichtten, in Magadha terug.

De karavaan reisde voorspoedig, maar toch duurde het nog tot het jaar 67 alvorens Loyang weder te bereiken.

Dadelijk na aankomst haastte men zich audiëntie bij Keizer Ming aan te vragen, en deze op zijn beurt liet het gezelschap nog op denzelfden dag voor zich verschijnen.

Ook de Heerscher over het Rijk van het Midden kwam onder de bekoring der nieuwe leer en vei-zocht aan den priester Gobharana een kring te vormen uit de meest intelligente lieden zijns Rijks om ze in te wijden in de geheimen van den niieu- "wen godsdienst. De priester voldeed gaarne aan het verzoek en verrichtte belangrijk werk. Hij overleed in China op zestigjarigen leeftijd, en liet als geestelijke erfenis een schat van werken na, geschreven over de leer van Boeddha. Eién zijner eerste boeken was een werk in vijf deelen, dat ons uit Indische bronnen bekend werd.

Spoedig begreep Gobharana krachten te kort te komen om het hoofd te bieden aan den geweldigen arbeid, dien hij in dat reusachtig groote gebied van China onderhanden genomen had, en hij verzocht den Keizer hem toestemming te ver^ leenen andere Boeddhistische priesters uit zijn vaderland, Indië, te doen overkomen, om hem in het werk bij te staan.

Het is te begrijpen dat de Keizer volgaarne zijn toestemming daartoe gaf en aldra begon een onophoudelijke bron van boeddhistische monniken uit Indië naar China over te stroomen, waai-door meteen al spoedig de eerste boeddhistische tempel in China opgericht werd, die naar de witte kleur der paarden, die de heilige geschriften en relieken indertijd overgebracht hadden, Pai-ma Sau , — „Tempel van het witte Paard" — genoemd werd. Die eerste tempel verrees in Loyang en de naam van Pai-ma Sau werd later alom in China voor tempelnaam aangenomen.

Zeven honderd jaren hield die priesterstroom uit Indië aan en werd van ongemeene beteekenis voor China. Belangwekkend is het om waar te nemen hoe gedurende de eerste twee honderd jaren die binnentrekkende priesters leidende posities in China veroverden en hoe daarna allengs aansprakelijkheid en bestuiu- in Chineesche handen overgingen. Zoo absorbeert China alles wat onder haar invloed komt en zoo zal het oiok de Japanners absorbeeren, die thans het land overweldigen. Intusschen had op die wijze het Boeddhisme in China vasten voet gekregen.

Zien wij hoe nadien dit godsdienststelsel zich over den heelen aardbodem verspreidt en vooral in Europa vasten en vruchtbaren bodem vindt, dan merken wij daarin tevens één dier voetsporen Gods op, die ons in de geschiedenis der wereldgodsdiensten geteekend worden. Zulk een voetspoor is het binnendringen van het Boeddhisme in China — na eerste vestiging in haar hoofdstad Loyang als staatsgodsdienst tot uiting gekomen in het later tot hoofdstad verheven Peking. — Een later voetspoor vindt men in Jeruzalem, en de sluitsteen er van vormt Rome.

Hoe gaarne immers willen Bijbelcritici als vrucht hunner navorschingen ons doen gelooven, dat het Christendom niet een op zich zelf staande Godsdienst is, doch een uitvloeisel of uitlooper van een oer-godsdienst van heidenschen stam. Maar blijkt het Goddelijke voetspoor, in China gezet, niet reeds met duidelijkheid te wijzen op de Goddelijke verlossing, die de wereld noodig had en volbracht werd in het offer op Golgotha? En is het niet een feit, dat eeuwen na de belofte aan Abraham, den vader der geloovigen, de verlossing der Heidenen tot stand kwam, tegengewerld door het heidensche Rome? Wijst dus dat wereldrijk Rome niet eveneens één dier geweldige voetsporen Gods aan in het drietal, waarvan wij in dit geschrift vertellen willen?

Om het eerste voetspoor duidelijk te zien, behoeven wij ons slechts naar Peking te wenden, die wonderschoone, ja de schoonste stad van het Chineesche Rijk, waarvan het wel lijkt of het Hemelsche Rijk eeuwenlang slechts geleefd heeft om die stad, zijn hoofdstad, groot te maken en steeds meer te verfraaien. Een wandeling door dit Peking, dat, door Chineesche oogen bekeken, nog niet zoo oud is, want een Chinees ziet met hetzelfde gemak op eeuwen terug in de geschiedenis van zijn land als wij op jaren, geeft een intens genot. Komt men er in den zomer, dan moet men tegen de warmte kunnen, want inderdaad, warm, ja heet kan zulk een wandeling ons maken, maar spoedig vergeet men dit alles om alleen oog over te houden voor de prachtige 'kleurschakeering, die de felle zonneschijn over het bonte tafreel werpt, dat de stad aanbiedt." Bovendien geeft de wandeling ons een ongemeenen indruk van geheimzinnigheid. Het is of wij met eiken voetstap, dien wij vooruitzetten in deze grijze stad, een eeuw terugtreden in de geschiedenis. Die stad, waarvan de Keizer met zijn gezin een groot ommuurd Centrum bewoonde, waarin streng toegang verboden was aan ieder, die niet tot het gezin of de huishouding des Keizers behoorde, een verbod, zóó streng inderdaad gehandhaafd, dat nog in de vorige eeuw een Spanjaard, die zijn nieuwsgierigheid niet kon bedwingen en in den nacht over den muur der „Verboden Stad" was geklommen, zijn roekeloosheid met den dood moest bekoopen, die stad biedt nog precies hetzelfde beeld als eeuwen geleden het geval was. Alleen is er nu geen „Verboden Stad" meer, want het Keizerschap is door de Revolutie van ongeveer twintig jaren geleden weggevaagd, zoodat nu geen herauten meer den Keizer vooruit behoeven te gaan om het volk ijlings binnen hun steegjes en huisjes te jagen, opdat geen nieuwsgierig oog den Gebieder van het Hemelsche Rijk bespieden mocht. Maar toch is er nog Oostersche drukte genoeg overgebleven. Zie daar dien troep ezels, langzaam hun pak voortzeulend, die kameelen, karavaansgewijs aan touwen achter elkander gebonden, die kleine Mongoolsche paardjes, die zoo kittig tegen de bergen op kunnen klauwen; het is aUes een bont tafreel, waarvan men de oogen niet kan losmaken. Heidensche en andere optochten, bet geeft alles levendigheid en kleur aan deze wonderschoone stad. En de zon kan daarbij niet gemist worden, want die maakt Peking tot wat het anders niet zijn zou, een stad uit grijs verleden, haar ongerepte schoonheid aanbiedend in de klem- van het groote licht, dat van boven komt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 juni 1940

De Reformatie | 8 Pagina's