GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Men beweert wel, dat de ervaring de beste leernieesteres is, maar ik betwijfel of dit waar is. Althans is er geen opvoeder, die zooveel ondankbare en onvolgzame leerlingen heeft.

Vooral geldt dit voor het politieke leven. Allereerst als het oudere ervaring, van zoo voor een paar honderd jaar betreft, want de menschen kennen slecht onze historie.

Ik zeide, dat thans de valsche profetie van Rousseau ook in onze dagen nog haar duizenden verslagenen telt.

. De historie leert ons, dat niet de girondijn, Montesquieu, maar de leerling van Rousseau, Robespierre, de macht in Frankrijk veroverde, en daarmee de schrikkelijkste terreur inleidde en doorzette. Niet de girondijn, maar de jacobijn overwon. En daarna de despoot Napoleon.

Het groote onderscheid tusschen de christelijke en de revolutionaire beginselen komt ook hierin uit, dat een ieder het er over eens is. dat bij volledige toepassing der Christelijke beginselen heel het leven zoude worden gezegend.

De revolutionair is gemeenlijk echter bang voor de honderd procent van zijn eigen beginselen. De girondijnen en later de liberalen vonden de revolutionaire' beginselen goed, maar de toepassing er van moest gematigd zijn, zoo bij kleine kwantums. Net als met vergif, met arsenicum bijv. Zij zijn ook vergif.

Maar over het kwantum valt te twisten natuurlijk, en zij, die den meesten durf hebben, winnen in eersten aanloop den strijd, tot de volle maat genoten is en gansch het volk zucht naar verlossing uit de macht der boozen.

Groen heeft ons telkens weer deze wet der revolutie voorgehouden, dat de jacobijn den girondijn verslaat.

En hebben wij zulks in deze eeuw niet allerwege gezien?

Eerst in Rusland, waar de sociaal-democraat Kerinsky al heel gauw onder den voet werd geloopen, en plaats moest maken voor Lenin.

Merkwaardig is, dat ook na den eersten wereldoorlog de sociaal-democratie, of het socialisme, alom den weg zou banen, waarlangs de nieuwe wereld, die men toen immers ook dacht te bouwen, haar rijk geluk zou vinden. Een oorlog zou nu niet meer mogelijk zijn. De menschen hadden eindelijk geleerd. En met een voortdurenden vrede zou een rijk en gelukkig welvarend leven worden geschonken.

Als gezegd: een krans voor het standbeeld van Rousseau. De mensch is goed en hij heeft hieraan slechts behoefte, dat de maatschappij, waarin hij leeft, ook goed is. En wat is gemakkelijker dan alles deugdelijk in te richten?

Maar hoe was de gang van zaken? In Italië groeide uit den socialist Mussolini de fascist Mussolini.

Staatsabsolutisme en niets anders was het resultaat. Een absolutisme slechts door vreeselijke terreur te handhaven. Maar — Europa maakte zich daaromtrent niet erg bezorgd, want in Italië kwamen' de treinen overal op tijd aan en de wegen werden geducht verbeterd. Uitwendig was er orde. En na een tijd van revolutionaire verdwazing roepen de menschen om orde, al wordt die ook verzekerd door het breken van alle recht.

In Duitschland moesten Ebert en Scheidemann de verantwoordelijkheid dragen. De sociaal-democratie begon met plannen te ontwerpen, die dan de nieuwe maatschappij zouden brengen. En ook hier te lande hebben wij toen van die plannen gekregen. Hoewel wij gelukkig voor een socialistisch , , succes" bewaard bleven.

Maar na deze periode van socialistisch bewind en radicale Weimar politiek volgde de overwinning van Hitler. Men kreeg in Duitschland het nationaal-socialisme, staatsabsolutisme en terreur.

Een bloedlooze terreur, zooals ons werd verteld, maar wie een tijdlang in een concentratiekamp heeft gewoond, weet wat dit beteekent. Vergassing gaat trouwens ook zonder bloed. Zelfs in de landen waar men zich mocht verheugen over de overwinning verkreeg het socialisme veel invloed. In Engeland won straks Labour met Mac Donald den strijd. In Frankrijk leidde een zeer vooruitstrevend radicalisme de regeering des lands. Maar hoe kon een volk, dat zoozeer van alle religie werd vervreemd, en met opzet vervreemd, ooit weer op krachten komen? Men leze er het „Journal d'un intellectuel en chómage" van Deriis de Rougemont maar eens op na, hoe in-droevig de toestand van dat volk allengs was geworden.

En de tweede oorlog deed zien tot welk een graad van machteloosheid dit anders zoo krachtig militaire volk was ingezonken. Keert geenerlei Christelijke geloofskracht terug, hoe zal het er ooit weer bovenop komen?

Ik zwijg nu maar van Oostenrijk en van andere landen.

Men kan zeggen, dat het socialisme een groote kans heeft gehad en dat het overal op mislukking uitliep. Schromelijke mislukking.

Reeds in 1926 werd dit, zeer geargumenteerd, aangetoond door Arthur Shadwell in zijn bekende werk: „The Breakdown of Socialism".

Het is, zoo zegt hij, onmiskenbaar, dat het sociahsme thans de proef kon leveren van zijn beteekenis voor gansch het leven, voor den staat en voor de maatschappij.

Maar zijn conclusie is: „the history of Socialism in all its i forms is, through and through, one long tale of illusions".

Men zal zich herinneren hoezeer de machtige internationale van voor dien oorlog —die even voor de uitbarsting van den krijg, nog haar groote vergadering hield in den dom van Basel en machtige woorden ook deed hooren — bitter teleurs'telde en als een kaartenhuis ineenstortte. Toch wilden de volkeren het na den krijg met het socialisme probeeren. Breakdown, instorting, mislukking, dat was alom het eind.

Dit lag nu waarlijk niet hieraan, dat de bedoelingen niet goed waren of dat het den leidenden mannen aan bekwaamheid ontbrak. Het beginsel deed zijn vruchteloosheid en gevaren zien.

Men weet hoeveel illussies sedert door het socialisme werden gekweekt. Men denke aan de ontwapeningspropaganda. die een nieuwen oorlog zou voorkomen. Ook de radicalen, de vrijzinnig democraten, deden hieraan mee.

Toen kwam de tweede wereldoorlog. Wij hebben er ons over verblijd, dat nationaal-socialisme en fascisme den kamp verloren. En zie — hoe wonderlijk —• nauwelijks is de vrede daar, of geen die hooger van den toren blaast dan de socialist. En allerwege wordt hij weer op den zetel der regeering gezet.

Het Engelsche volk wil het weer eens met Labour probeeren. Het kan het best van alle volken tegen zulk gevaarlijk experiment, want het heeft een politieke genialiteit, welke het zeker niet voor het minst aan het Calvinisme heeft te danken, en die voor velerlei dwaasheden kan behoeden en den weg terug telkens weer doet vinden.

Ook ten onzent staat thans een humanistisch verbleekt socialisme aan het roer. Het is , .personalistisch" en , , democratisch". Het heeft geleerd, zoo wordt gezegd. Maar het heeft zijn iiussies waarlijk niet verloren. Wij zullen het ervaren, ook wat de bittere teleurstelling betreft.

En weer zeg ik, dat dit niet ligt aan het gemis aan persoonlijke nobele bedoelingen of aan bekwaamheid. Het beginsel deugt niet. En de gevaren moeten ter dege worden gevreesd.

De jacobijn staat achter de deur. Het communisme wacht op zijn kans. En het gemis waaraan het socialisme laboreert spreekt ons ook thans weer telkens toe: het weet niet wat gezag is en. kan gezag niet handhaven.

Het is valsche profetie. Dit alles moet ons zeker met diepe zorg vervullen.

En nu komt de vraag op: zal het Christelijk volksdeel sterk genoeg zijn om den strijd tegen de dreigende gevaren te strijden en te overwinnen?

Ook hier heeft de Europeesche Christenheid veel leergeld betaald maar het wordt helaas zoo gauw vergeten.

Het staat thans ongeveer evenzoo, toen Groen van Prinsterer zijn waarschuwende stem, een stem meermalen als die van den roepende in de woestijn, verhief.

De revolutie kwam ook toen met ideeën, dus zegt hij, „van christelijken oorsprong, heilzaam, in zoo ver ze aan het Evangelie waren ontleend;

verderfelijk, omdat ze daaraan werden ontschemd".

Toen was het: rechtvaardigheid, en gelijkheid en vrijheid en broederschap. Thans gewaagt men van rechtvaardigheid en barmhartigheid en liefde.

Groen wijst op het woord van een Franschen schrijver, die opmerkt: al die schoone woorden zijn ontleend aan het Christelijk geloof; „l'école chrétienne"; maar wat ontbreekt is de waarachtige Christelijke religie. Ja, als hij de leeringen van Rousseau wil typeeren, dan zegt hij: „Ie deïsme éloquent et presque chrétien de J. J. Rousseau".

En Groen merkt daarbij op: Presque chrétien, in dit bijna christelijke, in dit schijnbaar christelijke, ligt het bij uitnemendheid anti-chiistelijke der revolutionaire filosofie der moderne richting. Ja met een beroep op Neander spreekt hij van deze , , quasi christelijke-antichristelijkheid, over dit ongeloof dat bij uitnemendheid christelijk verlangt te heeten".

Was het niet zelfs Opzoomer, die Groen toeriep: wie geeft U het recht aan mijn christenzijn te twijfelen? Ik heb evenzeer recht op dien naam als gij. Hij bedoelde zelfs; meei recht.

Zoo zien wij de waarheid in het woord, dat de historie zich in menig opzicht gaat herhalen. Het feit is te verklaren, want hoe ook de omstandigheden veranderen, de mensch blijft dezelfde. En wat dr Kuyper eens aanduidde als de , , stille vennoot", de zonde, blijft hem altijd bij. Hij is van nature afkeerig van het volgen, het gehoorzaam volgen, van Gods ordinantiën, en na duizenden teleurstellingen begint hij telkens weer met in eigen kracht en naar eigen dwaasheid te bouwen.

Veel schoone woorden, en grootsche bedoelingen; veel illusies en veel ongelukken.

En ook vele geloovige christenen zijn blind voor de gevaren en vooral voor den grond, waaruit die woekerplanten opschieten.

En zoo kom ik tot dien anderen profeet van het midden der vorige eeuw, Vinet, een naar aller oordeel goed belijdend Christen, een rijke geest, wiens werken het nog altijd een lust is om te lezen, vooral zijn litteraire critieken over de Fransche litteratuur van de ^zeventiende, achttiende en negentiende eeuw. Een Christen, die echter helaas juist door zijn tot het uiterst gedreven individualisme — vrucht der revolutie — medewerkte om het Christendom in zijn strijd tegen het ongeloof, vooral op politiek terrein, te ontwapenen.

Maar daarover zoo de Heere wil in een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toe­

genegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1945

De Reformatie | 8 Pagina's