GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Insinuaties inzake het zelfonderzoek. Slot.

Want wat aangaat het eerste verwijt (de leden der kerk zorgeloos maken ten aanzien van hun „staat"): hier ligt een ontoereikende peiling van het probleem. Incompetentverklaring van psychologische zelfanalyse beteekent allerminst incompetentverklaring van des Heeren Woord in zijn ontdekkende kracht. En de stelling, dat zelfonderzoek zonder geloof een instrument in Satans hand is, sluit niet die heel andere these in, dat zelfonderzoek overeenkomstig Gods Woord geen instrument in 's Heeren hand zou zijn.

Het komt ons voor, dat het in dezen gerezen misverstand samenhangt met dogmatische onzekerheid.

Nog steeds herinneren wij ons den theologischen strijd over het begrip der „dormante wedergeboorte"; zij, die met dr Kuyper van overtuiging zijn, dat de wedergeboorte lang „sluimeren" kon, zonder in daden van actueel geloof en bekeering openbaar te worden, vonden en vinden nog altijd anderen tegenover zich die dit niet konden aanvaarden. Wij gaan op dien strijd, waaraan de namen van dr A. Kuyper, Prof. L. Lindeboom en anderen verbonden zijn. hier niet in. Wel wijzen we erop, dat juist zij, die op dr Kuyper's standpunt staan, de eersten hadden moeten zijn, om te rekenen met de mogelijkheid, dat ambtsdragers tot die broeders, wier zelfonderzoek eindigde in de constateering van de onmogelijkheid der aanwijzing van geloofsvruchten bij zichzelf, nochtans konden zeggen: het resultaat van uw zelfanalyse houdt niet in, dat de werking van Gods Geest in u nu ook wérkelijk afwezig was; en nog veel minder, dat gij op dit oogenblik van 's Heeren wege ongerechtigd zoudt zijn tot het leggen van de hand des geloofs op Christus' offerande. Het komt ons voor, dat de protesten tegen broeders, tegen wie bedenking rees, eigenlijk onbedoeld meteen een protest tegen de leer der z.g. „dormante wedergeboorte" inhielden. Maar dat bewijst alleen maar, hoe lichtvaardig het was, hier te spreken van een afwijking van „gangbare leeringen", of van een afbuiging van Kuyper's lijn.

Dogmatische onzekerheid zien we hier doorwerken, ook nog in een ander opzicht. N.l. ifi de verbondsleer. Het is na de synode van Amsterdam 1936 gebleken, dat één der synodale deputaten van destijds, dr J. Thijs, de verbondswraak eigenlijk 'alleen maar voor de bedeeling

van het Oude Testament erkent; en dat een tweede, Dr G. Ch. Aalders, ze wel aanvaardt, óók voor het Nieuwe Testament, doch haar dan in velband ziet staan, niet met het „wezen" doch met de „verschijning" van het verbond. Wij voor ons verwerpen zoowel de eene als de andere meening, en achten verbondswraak te behooren tot een wezenlijk element in alle phasen der verbondsgeschiedenis. Maar evenmin als wij er ook maar aan denken, dezen beiden auteurs te verwijten, dat zij de menschen zorgeloos willen maken, evenmin moeten diegenen, die hun meening deelen, of daartoe neigen, anderen dit verwijt voor de voeten werpen.

Wie mèt ons de verbondswraak erkent, als behoorende tot den inhoud van Gods openbaring aangaande het verbond, zal juist daardoor principieel breken met de verderfelijke suggestie, als zouden verbondskinderen rustig kunnen neerzitten, wijl , , vanzelf" hun zaak goed staat voor God. Zonder in een beoordeeling van eikaars dogmatische constructies te treden, houden wij vol, dat de paedagogische werking der prediking directer en nadrukkelijker alle valsche gerustheid verbreekt, indien zij de verbondswraak wèl opneemt onder de constitueerende factoren der verbondsopenbaring aangaande het „wezen" des verbonds, dan wanneer zij dit niet doet.

Voorzichtigheid in het beoordeelen van elkanders standpunt en in het verbinden van bepaalde consequenties daaraan, dient wederJceerig te zijn. Voor ons allen staat vast, wat in antw. 64 van den catechismus beleden wordt.

En wat betreft - het tweede verwijt, dat n.l. de prediking in nomisme vervallen zou, ook dit achten wij ongegrond. Wie op een christocentrische prediking aandringt, zal tegen nomisme reeds daarin waarschuwen. Daarentegen zal juist diegene, die een twijlelaar met een beroep op zijn , , goede werken" troosten wil, nomistisch redeneeren. Immers, indien het gelooi eraan ontbreekt (en juist op dat punt is de twijfelaar immers niet gerust), dan kunnen die , , goede werken" niet goed voor God zijn. Vandaar dat juist de hier bestreden broeders weigeren, iemand, die niet verzekerd is, op het oogenblik van dit niet-verzekerd zijn te troosten uit zijn werken. Goede werken zonder geloof zijn niet goed; ze toch als zoodanig aan te dienen, is nomisme. Dat bij de bespreking van deze vragen soms uitdrukkingen gebezigd zijn, die tot misverstand aanleiding konden geven, betwisten wij niet. Maar wij meenen, dat dat van beide kanten geschied is. Verwerping van de verbondswraak zelve is ook licht aanleiding tot misverstand.

Tenslotte stellen wij saet nadruk vast, dat strijd tegen psychologisme in den gereformeerden kring noodig is geweest. Er zijn boeken verschenen, oorspronkelijke en ook door gereformeerde hand vertaalde, waarin het psychologisme practische erkenning vond, waarin de geloofseisch verzwakt werd, het geloof werd gedenatureerd tot religieuze ervaring of tot religieus contact met Christus als bron van geestelijke kracht, terwijl zijn verzoenend bloed op den achtergrond kwam. Met nadruk willen wij erop wijzen, dat ook in dezen bij velen, wier opvattingen niet onder de aandacht der Amsterdamsche synode van 1936 schijnt gevallen te zijn, bedenkelijke tendenzen Ie constateeren vielen. En wij vreezen, dat de strijd daartegen vooralsnog niet gestaakt zal kunnen worden.

Saamvattend constateeren wij: a) verwarring met betrekking tot het thema van het zelfonderzoek hangt voor een ^deel samen met dogmatische onzekerheid in betrekking tot het genadeverbond, de al of niet „sluimerende wedergeboorte", de verbondswraak;

b) eerst als in deze punten een gangbare leering zou verkregen zijn zou met betrekking tot het zelfonderzoek nauwkeuriger bepaling van zijn plaats, karakter en vrucht mogelijk worden; c) de noodzakelijkheid van zelfonderzoek wordt door allen erkend;

d) verschil evenwel rees ten aanzien van de vraag van het verband tusschen geloof en zelfonderzoek: e) daaruit werd deze winst verkregen, dat, ook ter breking van "herlevend subjectivisme en psychologisme, 1° Gods eisch tot geloolsgehoorzaamheid weer op den voorgrond geplaatst werd; 2°. weerstand geboden werd aan de onschriltuurlijke gedachte, als zou het zellonderzoek boven de tegenstelling van gelooi en ongeloot verheven zijn; 3°. erkend werd, dat weJ alle zellbeproeving zellonderzoek, maar niet alle zelfonderzoek ook zellbeproeving is.

Dit constateerende, conclu'deeren wij, dat de , , synodes" van 1942—1944 er goed aan gedaan zouden hebben, indien ze hadden uitgesproken: '

Ie. dat zij tot hf r" blijdschap bemerkt hadden, dat de noodzakelijkheid v^an het zelfonderzoek door allen erkend wordt;

2e. dat zij het echter geraden achtten, inzake het verband tusschen geloof en zelfonderzoek uit te spreken, dat van deze twee het geloof verreweg het belangrijkste is, en zelfonderzoek slechts. dau vruchtbaar kan zijn, wanneer het een werk des geloofs is.

Tot zoover het uit 1939 dateerende stuk. Wij besluiten met de opmerking, dat de predikanten, van wie we in den aanhef spraken, beter hadden gedaan hun giftige suggesties voor zich te houden. Dat zij van deze door ondergeteekende geschreven opmerkingen geen kennis droegen, geeft hun geen recht, te insinueeren. En dr G. M. den Hartogh wist er wèl alles van. Over hèm hebben wij niets meer te zeggen, dan dat zijn suggesties een geest van bitterheid verraden. Hij schudt anders zijn hoofd nog wel eens over zoodanige bitterheid, vooral als hij te kort schiet in bondige argumentatie.

Bovenstaande opmerkingen zijn ook nog door een ander gegeven. Om'dat we evenwel niet weten, of hij het goed vindt, dat we zijn naam vermelden, lieten wij zulke vermelding achterwege. Feit blijft, dat bovenstaande opmerkingen in 1939 bestemd waren voor publicatie. Zij bleef — niet door onze schuld — achterwege. Het is thans de tijd, giftige suggesties door zoodanige publi­

catie na 6 jaar te breken.

Speculeert niet, gelooft alleenlijk.

De dagbladen — die nog steeds inzake de vrijgemaakte kerken meerendeels oneffenheden en lacunes in de berichtgeving vertoonen — melden, dat 22 Jan. a.s. een nieuwe synode zal bijeenkomen van de synodocratisch gebonden kerken. Of het een synode, dan we! een „synode" (met aanhalingsteekens) worden zal, valt natuurlijk niet te zeggen. Sedert ondergeteekende zijn — in de Acta zorgvuldig doodgezwegen — bezwaren inbracht legen het zich almaar eigenmachtig' continueeren der synode heeft men zich aan geen enkelen regel gestoord. Men schreef in een rapportje, dat 't allemaal best mocht. Hoe deugdelijk dit rapport was? Dat kan hieruit blijken, dat men zich beriep op een woordenboek (Oudemans), hetwelk van een bepaald woord (samenhangend met „ordinaarlijk") een zekere beteekenis heette aan te geven, dusdanig, dat die eigenmachtige „synode" volkomen in het gelijk gesteld werd. De broeders hooren zoo'n rapportje aan, knikken tevreden, zijn met zulke rapporteerende praeadviseiirs-professoren maar weer zeer tevreden, en laten natuurlijk het woordenboek in de kast, dat zij trouwens niet eens hebben, want je moet voor dat woordenboek naar een of andere bibliotheek. De enkeling, die het daar later vandaan haalde, ontdekte evenwel tot zijn verbazing dat het woord-in-kwestie er.... niet eens in voorkwam.

Maat' ook die ontdekking •— ofschoon door ons gepubliceerd — baatte niets. Praeadviseurs die nu eenmaal tot de V. U. behooren, worden zonder onderzoek geloofd, als zij maar in combinatie optreden tegen lastige lieden uit Kampen.

Men ging dus kalm verder. Tevoren had de pen van dr K. Dijk in een door het moderamen geteekend stuk verzekerd, dat men niet eens vragen mocht, of de synode wel het recht had, zich alihaar te rekken, te rekken. Het mocht wèl, en wat die klagers zeiden, die opstandelingen, wel, het is niet waar, es ist nicht wahr! Zelfs nadat dr G. C. Berkouwer een keer verklaard had, dat 't agendum was afgewerkt (waarvan ondergeteekende goede nota nam, door dus naar de kerkeraden zich te wenden voor de volgende synode), bleek toch, dat die plechtige verzekering niets waard was, want men ging toch weer vroolijk en onvervaard verder en rekte z'n eigen agendum maar weer uit naar eigen welbehagen. Men bleef maar weer zitten; de „synode" werd een doodgewoon synodaal bestuur. De kerken hadden maar af te wachten, wanneer dit bestuur eens zou believen af te treden. Intusschen keken ze angstvallig naar de nieuwste zig-zag-bewegingen, die het synodaal-bestuur uitvoerde, en nauwelijks bekomen van de eerste indrukken, zochten ze den horizont af naar de volgende, in de nieuwe, eerstkomende, zittingen. Kerken zijn maar kerken; afgevaardigden zijn de bazen. En kijk, nu komt er — 't is dan ook al bijna December — uit de hoogte des Synodalen Bestuurs de genadige mededeeling druppen, dat er 22 Jan. een nieuwe synode bijeenkomt. Tot troost wordt er heusch bij verteld, dat de particuliere synoden werkelijk afgevaaidigden kunnen kiezen in dien tusschenliggenden tijd. Acta zijn er natuurlijk nog niet. De besluiten lezen, en eventueel de kerken rustig erover zich laten bezinnen, en desgewenscht langs den kerkelijken weg een nieuwe synode voorbereiden — het is natuurlijk uitgesloten. En wie wil zich aan de overzijde bekennen, dat Schilder door de feiten in 't gelijk gesteld is? Dat zijn protest tegen de eigenmachtige benoeming van dr H. N. Ridderbos niet een actie-tje was tegen een familie, maar een tijdig opkomen voor het recht der kerken? En een waarschuwing, die verhinderde, dat men — zooals dat gewoonte is — zou kunnen zeggen: het is toen en toen ook zoo gebeurd, en ge hebt toen gezwegen — derhalve is het zoo naar het recht. Als men niets zegt, is 't niet goed; en wordt er danig getrompet over dat niets-zeggen. En als men wei wat zegt, is 't ook niet goed. Dan is besluit I: voor kennisgeving aannemen. En besluit II i den eisch stellen van conformeeren-de-facto, zonder dat ook maar één argument is weerlegd. En besluit III is: de stukken wegbergen, dat geen mensch ze lezen zal. En besluit IV: een rapportje over Oudemans en zoo. En besluit V: een amen op wat gebeurd is.

We concludeeren: of Jf een synode wordt, dan wel een zoogenaamde synode, dat weet geen mensch. Men heeft 't hoofd in den strop gelegd — al die kerken hebben den onzin en 't onrecht gegeten als zoete koek. Ze hebben zich laten wijsmaken, dat Schilder tegen het gezag der synode was, en hadden niet eens gemerkt, dat hij vóór het recht der kerken was. De fanatiekelingen hebben intusschen de pers gebruikt om 't volk op te zweepen en ze weten van de zaken zelf niet het minste ai, omdat hun Acta de stukken zorgvuldig hebben onttrok-, ken aan hun kennis.

ƒ Dit laatste bedenke men wel, als men nu leest, dat de nieuwe Synode samenkomt. Velen, wier geweten niet heelemaal gerust is, beloven zich gouden bergëii. Ze bedenken niet, dat al die synodeleden van straks volkomen onkundig zijn van de eigenlijke brieven en argumenten der uitgeworpenen. We hebben dat aangewezen toen we de jongste Acta hebben besproken, d.w.z. de Acta tot aan 1942—43. De rest moet nog komen. Misschien is dat vuurwerk straks een nieuwe verrassing en is het even slacht in het verhalen der geschiedenis als het zooeven bedoelde tendenz-geschrift.

Maar het blijft een verlokkend spel: zichzelf remmen in gewetensmoeilijkheden met behulp van — speculaties op de toekomst. Dr Kuyper noemde dat nog al eens — als ik den term goed begrepen heb— „op zien komen spelen", — waar hij erg tegen was, en dit terecht. • • •• ;

Ik vrees, dat zulke speculatie zich wederom zal vastknoopen aan het andere persbericht der laatste dagen, volgens hetwelk de (synodocratische) classis Den Haag een voorste! heeft aangenomen van , , de kerk" van 's-Gravenhage-West, welk, voorstel (eenigszins geamendeerd) hierop neerkomt: uit te spreken, „dat het haar gewenscht voorkomt dat de generale synode de hoogleeraren van de Theol. Hoogeschool en van de Theol. Faculteit der V. U. verzoekt van hun recht tot deelname aan de synode als praeadviseerende leden geen gebruik te willen maken, tenzij de synode dit voor eem bepaald geval uitdrukkelijk zou wenschen".

't Kan verkeeren. Men heeft nu al een paar jaar in allerlei toonaarden stemming gemaakt tegen de hoogleeraren Greijdanus en Schilder, die op duidelijk aangegeven (maar door de „synode" stelselmatig doodgezwegen) gronden van dit hun recht in één bepaald geval geen gebruik hebben gemaakt. Dat was revolutie! En nu ineens wordt aan de heeren over heel de linie gesmeekt, te doen als de hoogleeraren Greijdanus en Schilder! Ik dacht overigens, dat die beide hoogleeraren den volke als zondaars waren voorgesteld. Is de zonde deugd geworden? En dan — dat het nu juist de kerk van Den Haag-West is, die met die idee voor den dag komt! Uit die kerk of haar naaste ctngeving kwamen immers de briefjesvan-aanklacht plus telegram-Barkey Wolf, die de „synode" hiejpen aan een formeel grondje om tegen Schilder op te treden in snel-trein-tempo?

Intusschen wij hebben geen behoefte aan een honend woord, hoezeer ook de stof ervoor voor 't grijpen ligt. Wij hebben alleen maar behoefte, om tot hen, die voor de zooveelste maal worden afgehouden van de daad der gehoorzaamheid (in vrijmaking van ongoddelijke besluiten) te zeggen; speculeert niet, maar gelooit alleenlijk. Denkt niet, dat hier een bewijs van bekeering is gegeven. Wij zijn niet wantrouwend, maar willen wel bekennen, dat in alle gevallen waaraan wij tegenover die synodes vertrouwen hebben bewezen met verwaarloozing van notoire feiten, die het hadden geschokt, van onze zijde een ernstige tout begaan is. Van wat ik tegenover dezes synodes gedaan heb, heb ik nog nooit spijt gehad, behalve dan van het voor de zooveelste maal toch maar weer vertrouwen geven. Het is altijd weer beschaamd.

Ook ditmaal zie ik geen enkele reden af te wijken van den goeden regel, dat nadat eenmaal een breuk gekomen is tusschen de kerk (dat zijn wij tezamen) en haar leden (dat zijn de synodeleden) dezen de "„betering" eerst moet bewijzen, eer men de breuk ook maar in gedachten herstelt. En dat het juist Den Haag-West is die hier het vooistel lanceert, maakt mij te meer voorzichtig. Den Haag-West is al te zeer en al te vaak gewillig gebleken, om professorale praeadviseurs-invloeden te volgen en zich daaraan dienstbaar te stellen. Ik herinnerde er reeds aan, dat een predikant van Den Haag- West zoo naïef was te verzekeren bij voorbaat, dat de uit zijn pen en uit die van anderen uit zijn consortium gekomen aanklacht-briefje succes zouden hebbeu. Men wist: ditmaal wordt de synode vast besloten. Ik acht het niet onmogelijk, dat ook dezen keer eigen adviezen van praeadviseurs zelf liggen achter het zooeven gereleveerde voorstel:

Maar hoe het zij — van bekeering blijkt niets. Men gaat rustig verder met zijn propaganda, met zijn feitenverdoezeling, (de , , Acta" zijn een nieuwe roepende zonde in dezen!), met zijn processen (tot in de studentenwereld toe), met het verdeelen van den inboedel-Schilder tusschen de H.H. Dijk-Brillenburg Wurth enzoovoort. Alsmede met het beroepen van dominees in miniatuurkerkjes van synodalisten, die hun kerkeraad niet wilden volgen in zijn besluit tot vrijmaking overeenkomstig art. 31 K.O.

Laat dus de vrijmaking niet zich doen tegenhouden door speculaties op de toekomst. Men moet eenvoudig geloovig gehoorzaam zijn. Vrijmaking mag niet wachten op nieuwe zig-zag-bewegingen van een synode in zaken die al lang m revisie geweest zijn. hen doopvraag in synodocratische kerken heeft een bepaalden inhoud en het ja yoord erop ook. Het avondmaal kan ook niet wachten. Nieuwe wendingen zonder schuldbelijdenis zeggen ons niets. Wij zijn gewaarschuwd al te vaak en al te pijnlijk.

Vrijmaking beteekent alleen maar; zich van zondige besluiten vrij maken. De synode heeft verklaard, dat dit niet mag, en nooit mag binnen het verband. Schilder mocht zelfs niet tot een niet-voor-vast-en-bondig-verklaren opwekken in den kerkelijken weg (brief aan Kampen). Naar dien , , regel" zijn reeds honderden weggezonden in den naam des Heeren. Wie nu to, ch zich (maar dan altijd slechts voor een deel) zoogenaamd niet-conformeert, en blijft binnen het verband, verraadt de „synode", verraadt de uitgeworpenen, en verraadt ook den Heer, in Wiens Naam al deze verschrikkelijke dingen heeten te gebeuren. Als er bekeering is, en bewezen is, over heel de linie, dan zoo zegt de Acte van Vrijmaking, komt er heusch wel weer eenheid. Maar bekeert eerst u zeil door vrijmaking. Speculeeren beteekent de bekeering uitstellen. Dat wil zeggen: ze weigeren in het heden der

genade

- K. S.

Ds P. RuUmann onder de Scheurmakers.

Openlijk viel te constateeren, dat ds P. Rullmann van Driesum j.l. Zondag een dienst des Woords heeft bijgewoond in de vrijgemaakte Geref. Kerk van'Utrecht (voorganger ds A. Bos van Harlingen).

Natuurlijk achten wij dit de eenige goede plaats, waar ds Rullmann behoort te kerken, als hij in de stad van zijn vader komt: want de lijn van wijlen ds J. C. Rullmann is verlaten door de synodocraten in die stad, doch wordt doorgetrokken door de vrijgemaakte kerk. Wij zien nu ook de verdere openlijke daden van ds Rullmann tegemoet: de eenige daad kan nu nog slechts vrijmaking zijn. In Utrecht zou ook hebben kunnen voorgaan inplaats van ds Bos ds Jagersma, vrijgemaakt predikant, doch vóór dien van het heilig avondmaal geweerd mede door ds Rullmann. Laat hem zoo gauw mogelijk de avondmaalsgemeenschap herstellen met ds Jagersma, die alsdan weer zijn broeder worden kan. De wagen van den gehoorzaamheid vorderenden Koning der Kerk pleegt niet stil te staan; men bereide Hem den weg, ook in Driesum. En odk in andere Friesche plaatsen. (Zie Pers-

schouw a.-s. week).

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 december 1945

De Reformatie | 8 Pagina's