GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELIJK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELIJK LEVEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een debatershandigheidje.

Prof. Ridderbos Sr bespreekt in „Gereformeerd Weekblad" mijn „De zestien uitspraken" etc. In het nummer van 11 Jan. j.l. heeft hij het over wat ik schrijf betreffende de tweede uitspraak. IK wijs daarin aan, dat die uitspraak niet over de eigenlijke quaestle gaat. en noem dan welk hier het wezenlijke geschilpunt is, en stel daarbij verschillende vragen, die beantwoord moeten worden, om te weten, wat men eventueel aan zijn behooren tot het verbond en zijn doop heeft.

Wat doet nu Prof. Ridderbos Sr? Geeft hij antwoord op die vragen? Neen, doch hij laat ze liggen, of schuift ze aan kant, om zijne vragen daartegenover te stellen, waarop hij mij sommeert te antwoorden. Dat is natuurlijk een debatershandigheidje, om zichzelf aan het beantwoorden van gestelde vragen, waardoor men zich in moeite gesteld ziet, te onttrekken. Doch dit trucje moge hij bij anderen uithalen, thans" is het beter, hem hierin niet ter wille te zijn. Prof. Ridderbos Sr heeft geen recht op antwoord op zijn vragen, voordat hij behoorlijk op de door mij gestelde antwoord heeft gegeven. -

Trouwens hij kaq in mijn geschriften reeds het antwoord op zijn, nu gestelde vragen lezen. Als hij maar goed leest.^ ' .

Doch wat hem niet geoorlopfd is, is zich. op dcz* wijze van mijne vragen af te maken. Hij schrijft: „ü-n wanneer Prof. Greijdanus zich daarvan afmaakt en zijn toevlucht zoekt in een pogi"g om onze uitwerking hiervan door spitsvondige redeneeringen voor ongerijmd te verklaren". Zoo iets kan ik niet anders dan veroordeelen. In mijn redeneering zit niets spitsvondigs", geen korreltje, geen splintertje. De door mij gestelde vragen zijn volkomen ernstig. Op die vragen moet eerst antwoord gegeven worden, zal men weten wat men aan behooren tot het verbond en doop heeft. En omdat men nu met het beantwoorden van die vragen in de knel zou komen, maar gauw gaan beweren, dat het „spitsvondige redeneeringen" zijn!

Ook Prof. Ridderbos Sr komt weer met het praatje, dat ik in mijn Commentaren het tegengestelde zou leeren van nu. En hij doet dat ook zelfs op zeer stellige wijze. Laat me hem dan, evenals al eens ook zijn Zoon, hier duidelijk zeggen, dat dit een pertinente onwaarheid is. De Heeren moeten beter leeren lezen, en eerst hun synodale bril af ze i(_ i Reeds vóór maanden heb De een geschriftje gereed, waarin ik een aantal plaatsen, door zijn Zoon tegen mij aangevoerd, bespreek, en daaromtrent aanwijs, hoe hij zich ten eenenmale vergist. Maar helaas heeft tot nog toe de gelegenheid ontbroken dit te doen drukken.

Prof. Ridderbos Sr komt eveneens aandragen met de vondst van Ds R. de Vries uit de Westminster Confessie. Maar blijkbaar heeft hij nagelaten eerst eens deze Confessie op dit punt na te zien, evenals Ds R. de Vries nagelaten heeft, goed toe te kijken of wel juist is wat die Confessie daar zegt. Want die Confessie verwijst voor dit punt naar Ezech. 36 : 26—27 en Joh. 6 : 44—45. Een even inzien van Ezech. 36 kan doen weten, dat de Heere daar Zijne belofte geeft „aan het huis Israels" zonder meer. In VS 22 staat nog uitdrukkelijk: Daarom zeg tot het huis Israels. En van heel die bepaling: qui ad vitam ordinantur = wie tot het leven geordineerd worden, staat daar in Ezechiël eenvoudig niets. Al is waar, dat het daar toegezegde heil alleen ten deel wordt, aan wie ten leven geordineerd zijn, het is niet waar, dat God bet daar op die wijze belooft. En evenmin in Joh. 6 : 44—45. Daar zegt de Heere slechts, dat de trekking des Vaders noodig is, om tot Hem ve komen en dat wie het van den Vader gehoord en geleerd heeft, tot Hem komt. Maar van een belofte in den vorm: aan de ten leven geordineerden zal Ik geven, of zal gegeven worden, is ook daar geene sprake. Als God aan menschen Zijne belofte geeft, ook van den Heiligen Geest, spreekt Hij op andeig. wijze, b.v. Luc. 11 : 13: Indien dan gij, die boos zijt, weet uwen kinderen goede gaven te geven, hoeveel te meer zal de hemelsche Vader den Heiligen Geest geven dengenen die Hem bidden. Hij doet dat dan in voorwaardelijken vorm: dengenen die Hem bidden.

Als de Westminster Confessie in dezen naar de Heilige Schrift en de aangehaalde teksten had gesproken, had zij moeten luiden: omnibus qui ad vitam ordinantur spiritum suum Sanctum dat, of: daturus est = aan allen die ten leven geordineerd zijn, geeft Hij, of zal Hij geven, Zijn heiligen Geest etc. Dat promittensque met ace. c. inf. = en belovende, dat moeten wegblijven. Zóó, op die wijze, belooft de Heere daar niet. Daarin is de Westminstersche Confessie daar onjuist.

Maar natuurlijk, daarop heeft Ds R. de Vries geen acht geslagen. Men gaat maar gauw op den schijn af, op klanken, zonder eerst behoorlijk te onderzoeken.

En Prof. Ridderbos Sr beroept zich maar gauw op wat Ds R. de Vries schrijft, zonder ook eerst eens behoorlijk een en ander na te gaan.

En Prof. Dr M. G. den Hartogh haast zich het geschrevene van Ds R. de Vries' over te nemen in een blad, dat pretendeert geen polemiek te zullen voeren, doch aldus reeds in zijn eerste nummer met polemiek begint.

Ten blijke zeker van de waarde, die we aan de pretenties en beloften van deze Heeren moeten hechten.

Komt het dan ook zóó precies op juistheid en waarheid aan?

(Wordt vervolgd).

Dr S_GREIJDANUS.

Waarop gewacht wordt.

Toen een der synoden van de laatste jaren aan Prof. Dr J. Ridderbos opdroeg een geschrift samen te stellen, dat de synode zou moeten rechtvaardigen in haar handelingen tegenover Prof. Dr K. Schilder, heb ik terstond gezegd: „Dat is een zielkundige misgreep van de synode".

Prof. Schilder had indertijd bezwaar gemaakt tegen de voortzetting der synodale vergaderingen, toen het agendum afgewerkt was. En juist gedurende de gewraakte voortzetting werd de zoon van Prof. Dr J. Ridderbos, n.l. Dr W. H. Ridderbos, benoemd tot hoogleeraar aan de Theologische Hoogeschool.

Natuiorlijk kon Prof. Schilder den gang van zaken in die benoeming niet erkennen, wijl geschied door een. „synode", die geen synode was, maar zichzelf als zoodanig had aangesteld. Dus niet om den persoon van den benoemde.

Ook persoonlijk ken ik Prof. Schilder als iemand, die onverschrokken en zonder aanzien des persoons zijn meening durft zeggen.

Dat dxirfde de Apostel Paulus ook, toen hij zelfs Petrus in het openbaar bestrafte over zijn twijfelachtige houding tegenover Christenen uit de Joden en uit de heidenen. Zie Gal. 2 : 11^—14.

Petrus heeft, als gevolg van die kloeke bestraffing, zijn fout blijkbaar Ingezien en bekend, want toen hij wist, dat de aflegging zijns tabernakels haast zijn zou (2 Petr. 1 : 14), had hij er nog behoefte aan, te spreken van zijn „geliefden broeder Paulus", die naar de wijsheid, die hem gegeven was, van de toekomst des Heeren geschreven had. Hfdst. 3 : 15.

Maar tegenwoordig verstaat men zoo iets niet meer.

Toch had Prof. Schilder, waar zijn bezwaar het recht der Kerken betrof, en niet een persoon, al dadelijk zich de facto bij de benoeming van den jongen professor neergelegd, en als bewijs daarvan meegewerkt aan de verdeeling der werkzaaniheden.

Niettemin schijnt een en ander bij de familie Ridderbos kwaad bloed te hebben gezet. Het is wel jammer, dat zelfs hooggjleerde mannen, als het er op aankomt, zoo weinig weten te onderscheiden tusschen het en het ander. Of moeten we ook hier zeggen, dat niets menschelijks hun vreemd is? Wie onder hen is in staat, de zelfverloochening zóó ver te brengen, dat hij in een geval als dit zijn eigen persoontje weet uit te schakelen? Naar den helaas gewonen menschelijken gang moest hier het kwade bloed wel komen.

Wie eerder dan een synode had dit moeten begrijpetoen zij Prof. Ridderbos Sr opdroeg, op te treden als haar verdediger tegenover Prof. Schilder?

De jonge Prof. Ridderbos kwam ook als adviseur ter synode. Hij was als zoodanig ook in de geheime zitting, waarin over het lot van Prof. Schilder beslist werd.

Een groepje belangstellenden stond buiten te wachten op den afloop.

Daar gaat een deur open, en de jonge Ridderbos komt naar buiten.

„Wel, hoe is het"? vraagt iemand aan hem. „Het varken hangt aan twee pooten"! is het antwoord. „Is dat een personificatie"? vraagt iemand, die wat verderaf staat, maar de woorden van Dr Ridderbos toch heelt verstaan.

De jonge Prof. negeert die vraag en zegt alleen tot den vrager: „Ah zoo, ben jij hier ook"?

Zoo heeft het mij een vriend, die ook onder de wachtenden stond, verteld, heel kort na de bewuste geheime zitting.

Zijn getuigenis staat naast dat van de gebroeders Groen en tegenover dat van Ridderbos Jr.

„In den mond van twee of drie getuigen zal alle woord bestaan".

Daarom kan „een laatste woord inzake het verhaa' Groen", zooals Dr W. H. Ridderbos het in het „Geref. Weekblad" van 21 Dec. meende te Isunnen zeggen, zijn laatste woord inderdaad niet zijn.

Dat zal moeten zijn een ernstige belijdenis schuld. van

Allen, die zich niet laten misleiden, wachten daarop.

En al wie God vreest, zou er zich over verblijden.

C. DE VRIES.

Naschrift. Zie inzake die benoemings-affaire, 't dwaasnegeeren van bekende feiten en de niet-eerlijke correspondentie van dr J. Ridderbos inzake den bekenden „eisch" de brochure K. C. v. Spronsen.

De Waarheid luistert nauw. — Redactie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELIJK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 januari 1946

De Reformatie | 8 Pagina's