GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

UITZICHT EN GEVAAR. 1)

Geachte Vergadering,

Dezen middag werden door den Rector 67 bullen van Heeren Studenten, die aan onze Hoogeschool studeeren, gerecenseerd, en werden 18 Heeren voor het eerst ingeschreven, die nu hunne academische studiën aanvangen, van - wie echter twee hunne propaedeutische studiën reeds elders volbrachten, en werden bovendien 23 Heeren voor doctorale studiën ingeschreven. Dit wordt samen 41 nieuw ingeschreven, zoodat het geheele getal Studenten aan deze onze Hoogeschool thans is 108.

Den vorigen cursus heb ik, voortgaande in de lijn mijner •vroegere toespraken bij de opening van eerdere , cursussen, ' tot U, Mijne Heeren Studenten, gehandeld over Onze roeping nu. Met het oog op den toen pas achter den rug liggenden groeten wereldoorlog en zijne bewerkte en nog te wachten veranderingen op onderscheiden gebied, achtte ik dat gewenscht, zooal niet noodig. Mijn eindconclusie was, dat onder en bij alle deze veranderingen, de Goddelijke roeping voor de Kerk en hare dienaren des Woords en dezer opleiding tot dien dienst, wezenlijk dezelfde gebleven is, die zij aldoor geweest is, en tot het eind der eeuwen zal blijven, n.l. Gods Woord of Evangelie verkondigen zuiver, vol, duidehjk.

Moge door wat geschied is, hier of daar zichtbaar geworden zijn, hoe verbetering aangebracht zou kunnen en moeten worden in eenige wijze van die verkondiging, of op welk gebied die prediking óók zou kunnen en moeten geschieden, óf welke middelen daarbij evenzeer dienen gebruikt of aangewend te worden, de inhoud mag niet veranderd, gewijzigd, verminderd, vermeerderd, omgewisseld worden. Het ware, volle Woord of Evangelie Gods behoort gebracht te worden aan iedereen, van welke hoedanigheid, staat, positie, leeftijd, gesteldheid, ook, onder alle omstandigheden, tot den laatsten dag, al moet telkens met zorg nagegaan worden: hoe, op welke wijze dat het best geschieden kan.

Die duidelijke verkondiging 'van het volle Woord of Evangelie Gods mag ook niet vervangen worden door iets anders, noch verdrongen door b.v. veel liturgie, veel zang, of wat ook maar. Het doel der Evangelieverkondiging is en blijft hetzelfde als het doel van de beschrij-ving onzer Evangelieverhalen, welk doel Johannes aldus onder woorden brengt: deze zijn geschreven, opdat gij gelooft dat Jezus is de Christus, de Zone Gods, én opdat gij geloovende het leven hebt in Zijnen naam, Joh. 20 : 31. Er moet geloof in den Heere Christus gewerkt en versterkt worden. En dat geloof is uit het gehoor, en dit gehoor is door het woord Gods, Rom. 10 : 17. Niet door beeldenvertoon, noch door beeldenaanschouwing, maar, zooals onze Catechismus het uitdrukt: God wil Zijne christenen onderwezen hebben door de levende verkondiging Zijns Woords, antw. 98. En met die „levende verkondiging" wordt bedoeld de mondelinge prediking van dat Woord door den door den Heere geroepen dienaar des Woords.

Moet er dan ook geen liturgie zijn, noch zang? Ea is die hturgie en die zang ook geene prediking? Zeker, die liturgie en die zang, voorzoover zij naar Gods Woord zijn en daarmee overeenstemmen, brengen ook Gods Woord en EvangeUe. Denkt maar aan onze formulieren voor Doop- en Avondmaalbediening. En denkt maar aan de Psalmen. Doch de levende verkondiging van Gods Woord geschiedt door de mondelinge bediening van dat Woord door den door God geroepen dienaar des Woords. En deze mag niet naar de tweede of de derde plaats, wat beteekenis, tijdsduur, waardeering, vereisoht — of noodzakelijk — geacht worden, aangaat, verdrongen worden, ook niet door liturgie en zang. De Heere zond Zijn discipelen uit en beval hun: Predikt, zeggende: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen, Matth. 10 : 7. En zoozeer is de prediking hoofdzaak, dat de apostel Paülus schreef: Christus heeft mij niet gezonden om te doopen, maar om het Evangelie te verkondigen. En hij voegt daaraan dan toe: niet met wijsheid van woorden, opdat het kruis van Christus niet vergdeld worde, I Cor. 1 : 17. Moet er dan niet gedoopt Worden, volgens dezen apostel, of is de doop van minder beteekenis? We weten het uit zijn brieven wel beter.. Immers schrijft hij: Of weet gij niet, dat zoovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, •wij in Zijnen dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door den doop in den dood, opdat gelijkerwijs Christus uit de doeden opgewekt is tot de heerUjkheid des Vaders, alzóó ook wij in nieu^wigheid des levens •wandelen zouden, Rom. 6 : 3-4.

Maar hoofdzaak moet hoofdzaak bhjven. En dat is bij de geregelde gemeentelijke samenkomsten en bij vergaderingen ter Evangelisatie: de bediening der verzoening, de levende verkondiging van Gods Woord.

Wat ik dus het vorig jaar in dezen tot U sprak, was maar niet een woord alleen voor toen en voor den nu afgeloopen cursus, doch stelde éene waarheid voor oogen, die altijd gelden blijft, ook voor dezen cursus, en voor uw verdere studie en volgenden arbeid, wanneer Gij in de bediening des Woords gesteld zult zijn.

Nu •wil ik wederom tot U spreken over iets, dat nauw Uwe studie nu, en Uwen ambtelijkoh dienst later, betreft, maar toch van anderen aard is, hoezeer het dan ook met het vroegere door mij gesprokene mag samenhangen.

Ik zou het kunnen betitelen als:

UITZICHT EN GEVAAR.

Maa^ Gij m.oet dit niet te breed, zelfs niet zeer breed en vol, opvatten. Mijn doel is niet, te trachten U voor te stellen allerlei uitzichten, die er zich zoo al betreffende dit aardsche en het eeuwige voor U kunnen opdoen, goede en kwade, bUjde en bange, noch om U op te sommen allerlei gevaren, waaraan Gij bij Uwe studie nu, en bij Uwen ambteüjken arbeid vervolgens, zult blootstaan van den kant van Uzelven, van s3tan, van menschen, •vrienden en •vijanden, van geloo^vigen en van ongeloo^vigen. Eigenlijk wil ik U maar op één van elk dezer •wijzen, op ééne zaak, die dit uitzicht raakt, en op één gevaar.

Wanneer wij des Zondagsmorgens, en ook wel des middags of dps avonds, langs Kampens straten kerkwaarts gaan, zien we veelal een stroom van menschen zich eveneens kerkwaarts bewegen, hetzij dan naar het eene kerkgebouw, of naar een ander. We zouden dan schier den indruk kunnen bekomen, dat de meeste menschen toch wel Christenen en kerksch zijn. De anderen zien vrtj dan niet, die hggen wellicht nog op hun bed, of zitten nistig thuis.

Het woord des Heeren tot Zijn discipelen: Vrees niet, gij klein kuddeke, Luc. 12 : 32, zou dan kujmen schijnen, in dezen tijd van 's Heeren gemeente niet meer te kimnen gelden: klein kuddeke!

Met dergelijke voorstelling en gevoel kan het echter al heel wat anders wórden, wanneer •wij des Zondags eens in eene of andere van de groote steden onzes lands verkeeren, en daar des morgens ons ter kerk begeven. Dan blijken de kerkgangers de enkelen, de weinigen, degenen echter die zich naar buiten de stad begeven voor een uitgaansdag, de velen, en die zich naar een publieke vermakelijkheid spoeden, b.v. naar een voetbalwedstrijd in het Stadion te Amsterdam, de massa's, de honderden en duizenden. Zij komen aanloopen, rijden op fietsen, worden aangevoerd in autobussen, en in tramwagens na tram^wagens. En soms wanneer Ge weer uit het kerkgebouw naar Uw thuis terugkeert, kunt ge haast of in het geheel niet door den stroom van menschen heenkomen, die nit het stadion weer uitvloeit.

En zij het nu b.v. in Utrecht en ook in Rotterdam in dezen iets anders dan in Amsterdam, dat is tocl»

meer in schijn, dan in waarheid. In onze groote steden merlrt ge meer dan hier in Kampen, dat het aangehaalde woord des Heeren omtrent Zijne gemeente toch ook nu nog wel geldt, ondanks het soms anders Iflken mag.

Maar daar is nog iets anders.

Dezer dagen las ik eens in een boek van Dr Johannes Witte, Die C h r i s t u s - B o t s c h a f t und dié Religion en, dat in 1936 uitgekomen is, dus nu 10 jaar geleden. Daarin geeft hij op p. 26 de getallenverhoudingen tusschen de Christenen en de niet-Ghristenen in de Indien, China, Japan, en de wereld van den Islam. Laat mij u voorlezen wat Jiij in dezen schrijft: „In Indien gibt es heute etwas mehr als 6 millionen Christen unter rund 350 millionen Indern. In China gibt es unter den rund 480 millionen Einwchnem etwa 2% millionen Christen. In Japan gibt es unter dsn rund 90 millionen Einwchnem des gesamten Reiehes etwa 800.000 Christen". En in de Islamsehe wereld gelukt het ons heden slechts' hier en daar in het gebied „des Kolonial-Islams" (Sumatra, Afrika), grootere groepen van Moslems voor Christus te winnen, schrijft hij, doch in de eigenlijke Islamsehe kernlanden (Turkije, Perzië, Arable, Egypte, Syrië, Afghanistan) evenals zelfs in het Chineesehe Turkestan en China naast Indië „sind alle christlichen Missionsbemühungen auoh heute so gut wie ohne Erfolg. Denn die ganz wenigen Menschen, die in diesen Landem Christen werden, sind nicht zu rechnen".

Wanneer we nu deze millioenen inv/oners in de Indien, China en 'Japan bij elkander tellen, wordt dat een getal van een ruim 900 millioen. Daarbij komen dan nog de millioenen Mohammedanen in de andere landen. En het aantal Christenen op dez-e millioenentallen kan dan- zijn laat ons zeggen, om een rond getal te nemen, een 10 millioen, iets meer of iets minder. Dat wordt dus eene verhouding van Christenen tot niet-Christenen als van 1 tot 90.

Bij het indenlten van deze getallen en verhoudingen kan 's Heeren benaming van Zijne gemeente als „klein kuddeke" ons in hare juistheid wel wat duidelijker worden.

Maar, zegt ge, dat was tien jaar geleden zoo. Dat is waar. Doch zou het in de laatste tien jaren zooveel anders en beter zijn gèvrorden?

Maar, gaat ge verder, dat geldt Azië en Afrika. Er zijn evenv/ei ook nog Europa en Amerika. En daar staat het toch we! wat anders. Daar zijn de 10- zoo niet de 100-tallen millioenen Christenen, althans in naam. Heet Nederland niet een Christenland, en het Engelsche volk een Cirristelijk volk, en de Inwoners der noordelijke rijken Christennaties? Zijn Europa en Amerika niet in meerderheid werelddeelen van Christenen, tegenover de heidenvolken van Azië en Afrika? En komt daardoor de verhouding tusschen die milUoenengetallen niet gansch anders te staan?

Dat moet toegestemd worden.

En evenwel nochtans

Ons volk heet een Christenvolk. Maar hoe groeit in de latere tijden het aantal van hen, die openüjk er voor uitkomen, niet, of niet meer, aan kerk en Godsdienst te doen. Hoe velen, of, zoo ge wilt, hoe weinigen van ons volk zijn Christen naar den zin van antw. 32 van onzen Catechismus, door waarachtig geloof des harten in den Heere Jezus als eenigen natuurhjken Zone Gfods, Die menseh werd tot het dragen onzer zondestraf, en tot onze eeuvnge verlossing en zaliging? En vrfe wel eens een Zondag in Duitschland of in Zwitserland heeft doorgebracht en daar de kerkelijke bijeenkomsten heeft opgezocht en bijgewoond, heeft zich dan ook wel kunnen verba.zen en bedroeven over de weinigen, die hij daar aantrof, en over de velen die hïj daar niet zag.

Het zoo goheeten Christelijk Europa en Christelijk Amerika blijkt in menig opzicht slechts Christelijk in naam. Wanneer het u gmg als mij, dan hadden we ia Godsdienstig en kerkehjk opzicht van Engelands bevolking een betere gedachte dan van het Fransche volk, en ook dan van het Duitsche. Daarom las ik, die nimmer in Engeland geweest ben, met verbazing en ontroering in het weekblad „In de Waagschaal" vaa 2 Maart 1946 onder het hoofd: Ontkerstend Engeland het volgende: „Elke Zondag — schrijft het groote Engelsche dagblad „Daily Mail" — worden de klokken van ongeveer drieduizend Anglicaansche kerken (de protestansche staatskerk) in Engeland geluid. En in het geheel worden er in 25.000 kerkgebouwen enz. godsdienstoefeningen gehouden. Aan den oproep dier klokken geven 5.000.000 menschen gehoor. Dat is 35.000.000 minder dan het aantal menschen dat elke week een bioscoop bezoekt. Door jonge menschen tusschen 15 en 25 wordt gemiddeld 33 maal een bioscoop bezocht, tegen éénmaal de kerk. Hoogstens 10 a 15 procent van de Engelsche bevolking van 40.000.000 menschen toont nog voldoende belangstelling om „bij bija)ndere gelegenheden" een kerk te beajeken. 45 a 50 procent staat onverschillig, zij het niet bepaald vijandig tegenover de godsdienst. 10 a 20 procent staat er vijandig tegenover". '

Daarna worden cijfers gegeven van andere kerken in Engeland, Baptisten, Congregationalisten, Methodisten, waaruit bhjkt, dat deze alle van 1939 tot 1944 achteruitgegaan zijn in ledental, kerkenaantal, Zondagschoolleerlingen en Zondagschoolonderwijzers. Alleen de Roomschen zgn vooruitgegaan in ledental.

Zie, dat nu ia Engeland, het laad met den Engelschen Zoftdag, het land van de Revivals, van Wesley en Whitefield, het land van het Leger des heils. Met dit droeve verhaal stemt overeen, wat een Nederlandsche soldaat uit Ijonden schreef in het ORGAAN van den Bond van Jongelingsvereen. op Gere f. Grondslag van 2 Sept. j.l.: „Er wordt in Engeland, maar bijzonder in Londen slecht „gekerkt". Ook daarin manifesteerde zich de afval van de zgn. „Christelijke landen" van hun Heiland en Zaligmaker J'ezus Christus. De kerk is nog voor een restantje ouden van dagen, de bioscoop en de danszaal voor alle overigen".


1) Toespraak door Prof. Dr S. Greijdanus, ter opening der lessen - ran den cursus 1946—1947 aan de Theologische Hoogeschool (Broederweg 15) van de Gerefermeerde Kerken in Neder. land, op Vrijdag, 4 October 1946.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's