VOORZOMER
Mijn God, het is zoo zoet om stil te dwalen langs paden, waar Uw schoone schatten staan;
waar'bonte bloemen wiegend staan te pralen en het onzegbaar mild wordt om te gaan. Waar 't licht beweeg van zondoorschenen blaren een zacht gefluister door de boomen zendt; waar vlugge vogels nooddruft gaan vergaren
en brengen naar het nest, dat vast gepend aan takken, weer en wind fier zal trotseeren totdat de jongen eigen vluchten gaan
wanneer zij zingend in de ruimte staan. Mijn God, het is zoo zoet om stil te dwalen langs paden van 't geschonden paradijs. Leer ons toch uitzien naar de schoonste zalen
van 't eewwig bloeiend, zondeloos PALEIS.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 7 augustus 1948
De Reformatie | 8 Pagina's