GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Indrukken van de Generale Synode (V)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Indrukken van de Generale Synode (V)

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

De geestelijke verzorging van Militairen

De geestelijke verzorging van Militairen blijkt meer en meer een moeilijke aangelegenheid. Eenerzijds doordat de regeering hier optreedt; als deze; zich ergens mee bemoeit, krijgt men steevast de vraag van bevoegdheid etc. Anderzijds doordat ook de kerken zelf niet altijd scherp zien, wat haar roeping is, en wat niet.

En, dezen keer kwam daar nog een kleine Incidenteele moeilijkheid bij. Uit de kerken was er de aandacht op gevestigd, dat er bij sommigen bezwaar leefde tegen de wijze, waarop met de opbrengst der collecten voor het Deputaatschap voor de geestelijke verzorging van militairen door Deputaten werd gehandeld. Deze bezwaren liepen over het feit, dat ^de door de Kerken bijeengebrachte gelden werden aangewend tot gratls-verspreiding van i, De Wachter" (op zichzelf geen bezwaar), terwijl gebleken is dat dit blad als voorlichtingsexemplaar. het monopolie geniet (wel een bezwaar), |n dat tot nu toe geen andere bladen in aanmerking kwamen om deze eenzijdige voorlichting op te heffen. Er waren bedenkingen geopperd tegen het feit, dat de hoofdredacteur terugkeerende militairen bewerkte door middel van brieven cm. ze te bewegen een aboimement te nemen ouder verwijzing naar het feit, dat zij „De Wachter" steeds gratis ontvingen, waardoor de indruk werd gewekt, dat , , De Wachterbond" deze exx. gratis zou verspreiden, terwijl het de kerkelijke bijdragen zijn, die dit mogelijk m-aakten.

Maar dit is maar een incidenteele kwestie.

Belangrijker waren de algemeens vragen van prlncipieelen aard. Scherp waren deze geformuleerd door één der kerken, die de synode verzocht zich te doordringen van het groote principieele en practische verschil tusschen: a) de z.g. Protestantsche geestelijke verzorging, welke door z.g. legerpredikanten van allerlei gading, namens de legerleiding in het leger wordt geoefend; en

b) de ambtelijke verzorging, welke door de kerkdienaren tn de eerste plaats onder de leden der kerk wordt uitgericht, leden n.l. die zich in militairen dienst bevinden en in eigen resstfrt verblijven, hetzij zij tijdelijk elders verblijf houden of, als leden van zusterkerken, tijdelijk Inwonen, dan wel met attestatie van elders Inkomen.

Puntig kwamen de bestaande moeilijkheden dan ook aan de orde in een breedvoerige correspondentie tusschen de Kerk van Batavia en de deputaten voor de geestelijke verzorging onzer militairen. Batavia gaf als zijn gevoelen te kennen:

1. Waar naar schatting minstens 700 geref. militairen zich momenteel in de Oost bevinden en deze broeders in aanzienlijke meerdere mate dan in Nederland verstoken zijn van een geestelijke verzorging, die geschiedt in gehoorzaamheid aan Gods Woord, is het meer dan dringend noodig, dat de Kerken in Nederland haar roeping In dezen getrouw zijn, door het naar hier doen overkomen van meerdere veldpredikers.

2. De Kerkeraad, kennis genomen hebbende van de acta van de jongste Gen. Synode en dagelijks kennis nemende van het onheil, dat zoowel de noodgeineenten als het afgeven van z.g. „relsattestaties" aangericht heeft, nam geheel en al voor zijn rekening het door haar verzochte en door br. Godschalk uitgebrachte prae-advies inzake noodgemeente en relsattestatie.

3. Vervolgens verwerpt de Raad van Batavia de z.g. „Protestantsche" d.w.z. niet-R. Kath. geestelijke verzorging, omdat deze in het geheel niet strookt met de feitelijke kerksituatie, zooals deze ontstaan is door deformatie en Reformatie. De omgrenzing en functiebepaling van deze „geestelijke verzorging" gaat wel van het standpunt uit, dat de R. K. een valsche kerk genoemd moet worden, m.aar ziet naast elkaar de Ned. Herv., Syn. Geref., Chr. Geref., als „ware" kerken, waarvan de leden vallen onder één zegenoplegging en aan één Avondmaalstafel behooren aan te zitten. Dit beteekent niet alleen een ontkenning van de Afscheiding, Doleantie en Vrijmaking als door Gods genade tot stand gekomen reformaties van Christus' Kerk, maar ook een devalueering van in Christus' Naam gedane tuchtoefeningen (schorsingen en afzettingen o.m. van Ds H. de Cock, Dr A. Kuyper, Prof. Dr K. Schilder). Afgezien van alle kwade gevolgen, die zich wel toespitsen in de z.g. „noodgemeenten", ligt hier de grondoorzaak.

4. Met dit kerkverwoestende systeem niet te breken, beteekent het te steunen, en de verantwoordelijkheid daarvan op zich te nemen. Ook al zouden de veldpredikers vrijgesteld worden van den opbouw van en het werken voor de noodgemeenten, dan blijft steeds nog als belemmering het uitspreken van het votmn en de z.g. „interkerkelijke" avondmaalsbediening en ten slotte de vrijheiden bevoegdheidontnemtng, om de miUtairen die aan de zorgen van den geref. veldprediker toebetrouwd zijn, op te wekken zich bij de ware kerk te voegen. Zelfs al zou men dit werk als , , evangelisatie" beschouwen (verricht niet door bizondere ambtsdragers, maar door een officier, staande in het ambt der geloovigen), dan bedenke men, dat ook deze werkzaamlield, evenals de zending, tot de competentie van de Kerk behoort, zoodat men, de „blijde boodschap" brengende, tegelijk medewerker dient te zijn van Christus' KerkVERGADERBND werk en zich niet a priori mag neerleggen bij een gelegaliseerde kerk-verstrooiende actie.

5. Volgens den Raad der kerk Is er geen andere mogelijkheid dan deze: bij de Hooge Overheid om tolerantie te verzoeken en gelegenheid te vragen om in gehoorzaamheid aan Gods Woorc^ tn het leger en op de vloot de geestelijke verzorging ter hand te nemen. Dat houdt in: een zorg van den Geref. Veldprediker voor de Vrijgemaakte geref. mllitalreli, teneinde over hen in 't bijz. militaire en daarom reizende en trekkende verband, opzicht en tucht uit te oefenen. Willen anderen, daartoe aangetrokken, b.v, naar de Woordbediening hooren, dan is daartegen geen enkel bezwaar, maar de arbeid zelf bedoelt: de In één kerkverband levende militairen op een militair acceptabele wijze waar en wanneer mogelijk, geestelijk bij te staan. Een geestelijke verzorging, die haar parallel vindt in die van de R. K. kerk en de Joodsche gemeenschap (welke ook ter/ argumentatie tegenover de Overheid kan aangevoerd worden).

6. Met betrekking tot Indië zijn voor dit werk minstens twee veldpredikers noodig; die in de gelegenheid dienen gesteld te worden de verstrooide geref. militairen te bezoeken, hun het Woord te bedienen en met hen het H. Avondmaal te gebruiken. De verstrooiden zijn dan lid van de kerk van Batavia en de veldprediker is dan herder (leeraar) van de kerk van Batavia.

We staan dus voor een complex van zaken, die wel niet van elkander te scheiden zijn maar toch van elkander moeten onderscheiden worden. Er is wéér de oude kwestie van'de positie van den legerpredikant; ook die van de „ambtelijke geestelijke verzorging" van onze militairen Ju het algemeen, en die van onze geref. militairen in Indtë in het bijzonder.

Nu heeft zich bij velen de meening gevormd, dat de functie van legerpredikant, zooals deze zich In ons land heeft ontwikkeld, een totaal andere is dan het ambt van dienaar des Woords in'Christus' kerk, en de arbeid van deze legerpredikanten iets totaal anders is dan de ambtelijke geestelijke verzorging, welke de kerk door haar ambtsdragers aan haar leden heeft te bieden. Zoo heeft, om iets te noemen, een Commissie, benoemd door de particuliere Synode van Zuid-Holland (8 Sept. '48), als haar overtuiging uitgesproken,

A. dat de roeping tot den Dienst des Woords meebrengt een vaste verbintenis aan een bepaalde gemeente en een roeping is van de plaatselijke kerk tot een bepaald arbeidsveld binnen de grenzen van die plaatselijke kerk, omdat

1. het ambt van alle ouderlingen, ook van hen, die arbeiden in het Woord en de leer, 1 Tim. 5 : 17, aan de plaatselijke kerk verbonden is, zie Hand. 14 : 23; Titus 1 : 5 en Hand. 13 : 1; omdat ''

2. de artikelen XXX en XXXI van de Nederl. Geloofsbelijdenis spreken van de plaats, waarin de dienaren des Woords zijn; omdat

3. de artikelen IV, V, VI, VII en andere van de K. O. uitgaan van de plaatselijke kerk, waarbinnen de Dienaren des Woords hun ambtelijke werkzaamheden hebben te verrichten (art. XVI K.O.);

B. 1. dat de arbeid van den legerpredikant in vasten (Jienst geen ambtelijk karakter draagt;

2. dat volgens art. 3 van de Instructie voor een legerpredikant deze zich geheel aan zijn taak te wijden heeft en m verband daarmede niet als ambtsdrager verbonden mag zijn aan eenig' plaatselijk kerkgenootschap en volgens art. 1 en 4 van genoemde instructie bevoegd is zich te begeven naar de plaatsen binnen het hem door de Over-• heid toegewezen arbeidsterreln en hij dus tenvoUe uit den dienst der Kerk overgegaan is in den dienst van den Staat.

C. dat mitsdien de kerkelijke positie van den leger-•predlkant in vasten dienst NIET kan worden geregeld naar art. VI, VII, XI, XIU, XIV K.O. doch alleen naar art. XII K.O. omdat hij zich tot een anderen staat des levens begeven heeft.

De opmerking is gemaakt, dat dit standpunt allerminst nieuw is. Reeds door de synode van Utrecht 1923 werd uitgesproken: „Deze legerpredikanten zijn staatsambtenaren, die dus geen zuiver kerkelijk ambt bekleeden." En: „Critiek is van Gereformeerd 'kerkrechtelijk standpunt in meer dan één opzicht op het instituut van Legerpredikanten uit te brengen."

Toch heeft men toen dit Instituut aanvaard, oindat men er in zag: „een Instrument van de Overheid om aan de Kerken hulp te bieden ter voldoening van haar taak binnen de weermacht." Maar (zoo wordt door bezwaarden hiertegen aangevoerd), maar deze woorden wijzen zelf reeds overduidelijk uit, dat men een verkeerden weg Insloeg toen men dit instituut In dien züi aanvaardde, dat legerpredikantén tegelijk dienaren des Woords konden zijn. Er wordt immers ronduit in gezegd, dat het Instituut van Legerpredikant een overheldsinstrimient is en de taak ervan voor de kerk hoogstens kan bestaan tn hulpverleening bij de vervulling van de specifiek-ambtelijke taak.

Bovendien is zelfs van deze sobere taak in de practijk niet veel terecht gekomen, zoo voegt men er aan toe. De ontwikkeltag van dit instituut bewoog zich zelfs in een geheel andere richting. Dit kon ook moeilijk anders, daar de Instructie van den legerpredikant hem zijn kerkdijken ambtelijken dienst In het leger in feite verhinderd heeft uit te oefenen en hem maakte tot een militair ambtenaar met uitsluitende verantwoordelijkheid aan zijn militairen superieur (zie de Instructie voor den legerpredikant).

Intusschen besloot zooals we reeds opmerkten de Generale Synode van 1923 eventueel mede te werken aan de benoeming van legerpredikanten, bij welken historlschen gang de Synode van de sinds vrijgemaakte kerken gehouden te Enschede zich In 1945 aansloot.

In overeenstemming met een en ander zijn velen van oordeel:

a. vooreerst, dat de .legerpredikanten, die thans in functie zijn, een bepaalde positie In onze kerken hebben verkregen in volkomen overeenstemming met de toenmaals vigeereude synodebesluiten. Bn zij hebben indertijd hun functie aanvaard in het vertrouwen, dat de rech-, ten, welke hun toen werden verleend, gewaarborgd zouden blijven.

De legerpredikanten, die onder de vroegere regeling legerpredikant zijn geworden, zouden natuurlijk voor zich­ zelf uit een eventueel nieuw Synodebesluit conclusies kunnen trekken en zich hierover met hun eigen kerkeraden verstaan, maar 't lijkt velen niet juist en niet billijk, eventueele besluiten in bedoelden zin met z.g. „terugwerkende kracht" te nemen.

b. Ben tweede opmerking, die men kan hooren maken, is, dat hetgeen gezegd wordt omtrent de positie van den legerpredikant in het algemeen, nog niet zonder meer geldt van den reserve-legerpredikant. Indien een predikant van. regeeringswege aangezocht wordt als reservelegerpredikant op te treden, geschiedt dit (zoo merkt men op) immers steeds met het oog op een nood-toestand van volk en kerk, welke bizondere maatregelen vordert; en voorts is de verbintenis, welke een reserve-legerpredikant aangaat, steeds een tijdelijke. Wanneer dan ook op een predikant een beroep wordt gedaan met het oog op het tydelijk dienst-nemen als legerpredikant, zal gehandeld kunnen en moeten worden .naar Art. 14 der K.O. Met advies, d.w.z. met bewilliging van den kerkeraad der Kerk, üi welke hij dient, zal hij zijn dienst voor een tijd kunnen onderlaten, waarbij de ambtelijke betrekking blijft gelden.

Ben en ander hangt samen met de Inzichten, die men heeft ter zake van „de geestelijke verzorging van onze militairen in het algemeen." De strooming wast van hen, die meenen, dat in normalen tijd deze zorg imperatief behoort tot de taak der plaatselqke Kerk. Deze heeft de opdracht haar leden ambtelijk te verzorgen, ais de schapen, die tot haar kudde behooren.

En waar de omstandigheden, waarin de militairen komen te verkeeren van bizon der precairen aard zijn, heeft, zoo voert men aan, de plaatselijke Kerk wel toe te zien, dat zij zicli van haar verantwoordelijkheid goed bewust blijft, deze nooit kan delegeèren, en dus ten allen tijde diligent moet zijn om het persoonlijk en schriftelijk contact met deze leden te bewaren en voortdurend in de samenkomsten der geloovigen deze leden op te dragen in den gebede voor den Troon der genade. Het gebed blijft ook hier het machtigste middel in de zielszorg, en wij hebben de vertroosting, dat ook het „Amen" op dit gebed Inhoudt: „Het zal waar en zeker zijn. Want mijn gebed Is veel zekerder van God verhoord, dan Ik in mijn hart gevoel, dat ik zulks van Hem begeer."

Men herinnert in dit verband aan wat de Synode van Groningen uitsprak: „dat het een ernstige taak der kerken Is onze jongens gedurende de laatste twee jaar, voorafgaande aan hun dienstplichtigen leeftijd, bizonder op catechisatie, de ernstige gevaren die him wachten, onder het oog te brengen en hen grondig te onderwijzen, opdat, zij geestelijk toegerust In het leger komen"; en verder: „dat onze kerken ernstig worden opgewekt regelmatig de namen van haar doop-en belijdende leden, die In militairen dienst worden opgeroepen, aan de gamlzoenskerken . op te geven, en ook daarna geregeld contact te houden met haar doop-, en belijdende leden, die in ons leger, ook die in het buitenland dienen, onder andere door toezending van brieven, preeken, zoo mogelijk van eigen predlkant(en).

Tenslotte ligt, naar dit Inzicht, hier een ernstige taak voor onze garnizoenskerken. Reeds gingen stemmen op, die van deputaten, belast met de verzorging van de militairen, willen hebben, dat zij een conferentie samen roepen van gamlzoenskerken om voorlichting te geven omtrent de v^ kerkelijke zijde genomen besluiten en de bestaande militaire maatregelen in deze materie. Eventueel zullen de betrokken garnizoenskerken zelve hiertoe het laitlatief dienen te nemen. Maar zoodanig contact, ter oriënteering en instructie moet toch zeer gewenscht worden geacht. De praktijk wijst uit, dat men over het algemeen nogveel te weinig op de hoogte is van wat er In dit opzicht aan bepalhigen bestaat en hoe men zich ten aanzien daarvan te gedragen heeft.

Met name de gamlzoenskerken hebben hier een voorname roeping.

In de derde plaats wordt de aandacht gevraagd voor de geestelijke verzorging van onze militairen in Ned. Indlë tn het bizonder. Het behoeft geen betoog, dat de geestelijke gevaren In dit gebiedsdeel voor onze geref or-' meerde jongens hoogst ernstig genoemd dienen te worden.. Want wel is daar In de eerste plaats het gevaar van zedelijken aard en den verkeerden Invloed, die van een heldensch georiënteerde omgeving uitgaat, maar daarnaast ^-en liierop wordt nog te weinig gelet — zijn er de geestelijke gevaren van een irenische-synthetische strooming, welke In Indlë nog veel sterker dan in Nederland de kerken beinvloedt, het gereformeerde kerkbesef ondermijnt, en de jonge menschen blootstelt aan een valsche eenheidsbeweging, die hen, indien God het niet verhoedt, den Schriftuurlijken bodem, waarop zij als kerkleden te staan hebben, onder den voet wegslaat.

Wat kunnen wij in Indlë aan ambtelijke zorg daar tegenover stellen? Bijna niets.

Want vooreerst kan een „legerpredikant" geen ambtelijken arbeid verrichten, terwijl bovendien het gevaar allerminst denkbeeldig is, dat onze jonge leden door bepaalde legerpredikanten van de eenvoudigheid des geloofs worden afgevoerd. Dit gevaar dreigt te sterker, nu de legerpredikantén krachtens hun instructie verplicht zijn hun „zorg" over alle „protestanten" van de hun toegewezen onderdeelen uit te strekken.

Velen zien dan ook slechts één weg, n.l. die door de Kerk van Batavia aangewezen, welke Kerk aan onze deputaten, belast met de geestelijke verzorging der militairen, schreef d.d. 14 Februari 1948: Het veldpredikerschap hier staat In de branding. In Nederland kan practisch ieder militair 'sZondags naar de kerk gaan, waartoe God hem in gehoorzaamheid roept. Hij behoeft 's Zondags nooit naar een veldprediker te luisteren. Hier.is dit geheel anders. Verreweg de meesten zijn ver verwijderd van een plaats waar een Geref. Kerk gevestigd is of een kring gezamenlijk preekleest. Bn willen zij toch niet onder de onwettige bediening van de sleutelmacht zich stellen, zooals deze tot uitdrukking komt In de noodgemeenten, de Protest, of Syn. Geref. Kerken, dan blijft slechts preeklezen in de eenzaamheid over. Stelt U zich voor, dat U dat één of anderhalf jaar moest doen, dan zal het U duidelijk zijn, hoezeer hierdoor het geloofsleven schade lijdt. Het zenden van een veldprediker, welke aan een Bataljon toegevoegd wordt, beteekent leniging van dezen nood voor nog niet één procent. 99 % van de Geref. militairen blijft op deze wijze van een verantwoorde amb-

telijke zorg verstoken. Daarom Is en blijft ons voorstel: zend naast den door Batavia beroepen predikant twee veldpredikers, die de bevoegdheid krijgen de Geref. jongens ambtelijk te bezoeken en onder de anderen te werken; zooveel dat daarmede tegelijk mogelijk is, (er zijn óók Bataljons zonder eenige geestelijke verzorging); en Is de Overheid , tot in de hoogste instantie onverdraagzaam gebleken t.a.v. deze opvatting van de veldpredikerswerkzaamheden, wil dan nog een burgerpredikant verzoeken om hierheen te komen en aan wien de Overheid slechts faciliteiten behoeft te verleenen en die verder door de Kerken zelf bekostigd wordt".

Er zullen moeilijkheden bij de overheidsinstanties te overwinnen zijn. Maar waar de Roomsch-Kath. Kerk en •de Baptisten en de Joodsche gemeenschap, in de gelegenheid zijn gesteld in deze richting te arbeiden, zal men dit •den Geref. kerken niet kuimen onthouden. Het zal op den weg liggen van de kerken hier stappen te ondernemen, die leiden kunnen tot wat de Kerk van Batavia wil.

Terwijl we dit schrijven, is over deze zaak nog geen enkele beslissing genomen. We vonden het evenwel dienstig, onzen lezers al vast de gelegenheid te openen, zich in te denken, welke kwesties onze aandacht zullen hebben, en wat er al zoo aan vast zit naar veler meening. Hoe de •desbetreffende commissie uiteindelijk zól oordeelen, de Synode zelf zal willen, is nog niet bekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Indrukken van de Generale Synode (V)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 november 1948

De Reformatie | 8 Pagina's