GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Weer een formule! Waar is de eenvoudige trouw?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Weer een formule! Waar is de eenvoudige trouw?

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verleden week hebben we, onder Persschouw, even herinnerd aan het feit, dat in „Eenigheid des Geloofs" een nieuwe formule, vervangingsformule nummer zooveel, was gefabriceerd. Omdat een enkele lezer niet heelemaal begreep wat we met ons onderschriftje bedoelden, willen we er nog wel iets van zeggen. Om te beginnen: al die nieuwe formules maken ons christelijk samenleven ziek. Komen we dan nooit uit het geharrewar? Blijven we dan altijd sukkelen met of óm de menschen, die tot geen prijs willen geconfronteerd worden met de feiten, die ook nooit een „kwestie" (en onder deze rubriek brengen ze»? ; elfs rechtsgedingen) willen behandelen ini haar eigenlijk e twistpunten en; termen en nu, in stee daarvan, niets anders doen dan nieuwe formuletjes in elkaar draaien, welke ontsnappen willen aan de punten-in-geding, en aan bedrijvers van kerkelijke misdaden den mantel der toch wel bezadigde lieden willen omwerpen, en steevast van misdaden dan ook hoogstens „b e 1 e i d s fouten" willen gemaakt zien, en een kwestie zóó „oplossen", dat de „eer" van wie geen schuld willen belijden, ontzien wordt, en de eer van wie naar art. 79—80 K.O. publiek (niet door een paar mannetjes maar) door de zoogenaamde KERK in Naam des Heeren zijn gehoond, nóg eens een duw krijgt, als ze (niet op „hun" stuk maar) op het stuk van de WET des Heeren bUjven staan, en dus op het rechts probleem willen blijven hameren ?

Al dat gescharrel is maar afgoderij met Frater Irenicus. Dat vervloekte idool zet nooit een g r ó ó t e n niond op, maar is zoo pedant, dat het, na eerst jaren lang geknoeid, cdesnoods mee geschorst te hebben, nog verlangen durft, dat iedereen zijn vredes-fantasieën en grillen mooi zal vinden. Als bij een rechts geding de „oplossing-door-recht" wordt vergeleken met een „door compromis", dan wil Prater Irenicus a priori gelijk hebben, en wie hem dan een idool noemt, die wordt, desnoods ten tweeden male, uitgeworpen. Den eersten keer publiek, en met beroep op artikel 79 en 80, en meer van dat fraais; en daar was broeder Irenicus niét vóór, o lieve jongen, neen. Maar den tweeden keer wat zachtjes, en kalmpjes-aan, en zonder lawaai, alleen maar met gerucht: als „extremist" en zoo wordt hij bemompeld, en afgedaan; en daar kan broeder Irenicus, z^gt hij, tenslotte óók niets meer aan doen; wie hem niet de facto vereert, dien zal hij niet per synode verslinden, maar wel per spraakmakende gemeente laten bekladden als „onhandelbaar". Als je geen „h a n d e 11 j e" wilt, dan zegt broeder Irenicus, dat gij geen „h a n d e 1" wilt^ Wilt ge niet „onderhandelen" over rechtszaKn, vonnissen, aanwending van Gods Naam ? Wilt ge niet wéér in zee met uitwerpers, die zeggen u te zoeken, maar tot nu toe al hun ouwe (rechts) plunje laten hangen, zoodat ze morgen weer een ieder kunnen hangen, die hun niet aanstaat? Dan klaagt broeder Irenicus, dat gij niet „handelen" wilt; „ge hebt het zelf uit zijnen mond gehoord", zoo besluit hij, om zich henen ziende. Neen, ik zeg niet, dat die of die zoo is of denkt. Ik wijs dus niet naar X of Y of Z, en niet naar dr F. L. Bos, noch ook naar ds van Teylingen. Maar als ik dr Bos en ds v. Teylingen thans voor het front zie komen met een nieuwe formule, die zij beiden hebben aangediend als uiting van hun geloof, en als ik hen hoor vragen, of we allemaal, als we over dit stuk gaan schrijven, hun een exemplaar willen toezenden, dan zucht ik: och, waarom toch deze nieuwe vlucht uit de concrete feiten? Waarom den schijn te wekken, alsof ds V. Teylingen niet de man is die hij is ? Ds van Teylingen is geen doodgewone synodocratische dominee; a tout seigneur son honneur, als het soms daarover loopt. Maar al is hij dan geen doodgewone synodocratische dominee, doch schrijver van een destijds in benauwdheid geboren brochure, hij is toch thans doodgewoon (bijwoord) een synodocratisöh dominee. Hij heeft in IJmuiden de in gehoorzaamheid eenvoudige kinderen Gods toch ook maar met het mes in den buik laten zitten. Hij heeft in Amsterdam toch ook gekozen tegen de vrijmaking, al heeft hij 'van nabij gezien, hoe men daar kan verkommeren van en in en om de naasère, door te offeren aan afgod Irenicus met terzijdestelling van het recht des Heeren. Hij heeft zich op de borst laten spelden wat ieder synodocraat zich moest laten welgevallen, het étiquet der zich-defacto-conformeerders. Wij moeten niet doen-alsof. Ieder moet het rondweg toegeven: ook ds v. Teylingen draagt het insigne, dat zijn synode hem op den kraag gespeld heeft: deze broeder doet, minstens drie jaar lang, wat de synode wil. Ook al is het tegen God en goede zeden en tegen het geschreven recht. En tegen de Schrift. Hij dóet het. Daarom is ds van. Teylingen NIET vrijgemaakt van die bepaalde zonden, waarvan de IJmuidenaren en de Amsterdammers, die hij liet gaan, en tégen wie hij bidt naast - ds Overduin en de anderen, zich wèl hebben vrijgemaakt, waarna de synode zeide: voor hen geen plaats in onze rechtsgemeenschap, henen uit (Bergschenhoek).

Nu moet geen mensch, ook niet met de allerbeste bedoelingen. Van Teylingen anders nemen dan hij volgens publiek synodocratisch recht voor God en menschen is. Men doet hem daarmee geen dienst. Hem niet; den kerken niet, de wereld niet. Men doet daarmee alleen maar allen een ondienst; want aan het anders zijn in het openbaar den éénen keer, dan men bezweert 'te moeten zijn den anderen keer, en dit dan óók al in het openbaar, vergaat op 't oogenblik de wereld.

Wie nu met deze eenvoudige wijsheid gewapend', formule niunmer zooveel Bos-Van Teylingen aankijkt, die behoeft het nieuwe maaksel niet eens aan te kijken, om te zien hoeveel gram waarheid er in zit, en hoeveel onwaarheid, of bijna-waarheid, of randglosse bij het boek der waarheid, of eventueel dubbelzinnigheid. Hij kan een praealabele kwestie opwerpen, om vooraf daarover het debat te laten loopen. De vraag, die ieder openlijk mag stellen is deze: komt ds V. Teylingen's nieuwe formule IN STRIJD met de oude, die hij moet leeren en waar hij geen gekloofde haar van af mag wijken, noch af wil vrijken, naar hij operdijk verklaard heeft en eiken Zondag bevestigt, ja of neen? JA OF NEEN? Indien het antwoord: NEEN luidt, ook volgens zijn eigen zeggen, welnu, wat hebben vrij dan met zijn nieuwe formule te maken? Moeten wij soms uit ons tentje gelokt worden, om eens te kijken of te laten kijken, of een nieuwe synode soms dat nieuwe formuletje kan „slikken", en daarmee alweer, gelijk in 1946, heen kan loopen over de gruwelen die geschied zijn, en dit om die „vrijgemaakten" binnen te loodsen, die eindelijk ook maar zullen gaan offeren aan het idool van Frater, inmiddels gepromoveerd tot Pater Irenicus-Tacitumus ? Dan zeg ik: ds v. Teylingen, en dr Bos, ik doe niet mee, want ik heb te maken met^e kwesties van 1944; en als u wat wilt, weerleg dan eens eerst de artikelen van collega Holwerda over deonzede-1 ij k h e i d van een nieuwe formule, terwijl op de oude uw broeders in 1944 ambtelijk doodgeslagen zijn voor God en voor de menschen. En als het antwoord JA is, JA, JA, en als ds v. T. dit zou gaan inzien (verder gaan in de hypotheses mag ik niet), — wel, ds Van Teylingen, dan geen dag langer er om heen draaien; zeg dan aan uw kerkeraad: ik heb me vrijgemaakt van de binding aan de oude formules, en vrijgemaakt van het tot op vandaag toe mij openlijk opgedrukte insigne, volgens hetwelk ik van de formules, die aan Greijdanus en cand. Schilder en ds D. van Dijk en ds B. A. Bos en aan mijzelf zijn o p-gelegd, en waarvan z ij hebben verklaard: ik mag dat insigne-Ridderbos niet dragen, noch met een „klein tenzij", noch met een „groot tenzij" (dr Ridderbos voor, den kerkeraad van Enschede). Als ds Van' Teylingen zou gaan meenen, dat zijn nieuwe formule AFWIJKT van die van 1944, dan moet hij meteen toegang vragen tot den kansel, waarop cand. Schilder mag staan, en Greijdanus zou mogen staan, als niet inmiddels de hemel hem had ontdaan van het schandmerk-Ridderbos-Berkouwer, Nauta, zeg maar: van de synode (en dus ook van ds Van Teylingen tot December 1948 toe minstens). Ik dacht zoo, dat het blad van dr Bos—ds Van Teylingen heette: EENIG­ HEID DES G|ELOOFS, en dat dit beteekent: niet een POGEN om eenigheid des geloofs te KRIJGEN, maar een uitspraak, dat ze er IS. Als ds Van Teylingen nu GELOOFT aan zijn nieuwe formule, en hij GELOOFT (Zondag 7), dat ze afwijkt van die van 1942—44, wel, dan moet hij zich vrijgemaakt verklaren, en niet langer de vrijgemaakte kerkleden in Amsterdam en elders eiken Zondag bestrijden. Want heusdh. Frater Irenicus—semi—^Tacitumus—semi— Loquax is niet boven hen verheven in bedachtzame vidjsheid: zóó staan de zaken niét. Zij hebben niet gezegd, dat ze wilden wegloopen, maar dat zei de synode—^Van Teylingen. Ze leerde, met woord en daad, dat wie niet a 11 ij d dadelijk alles uitvoert, wat een synode heeft beslist, er uit moet.

Ik concludeer, dat ik ds Van Teylingen alleen dan aanvaarden kan als ernstig man, tenzij hij één van beide doet: OF zich vrijmaken, OF erkennen, dat zijn nieuwe formule zich best verdraagt met het maaksel van 19 4 2 — 4 4. Waarom zou hij iets mogen leeren dat niet in alles overeenkomt met '42—44, en „bUjven" (ik noem het zich associeeren met de nieuwe formatie), tenvijl anderen mee met zijn goedvinden in den naam des Heeren zijn weggezonden, omdat zich vrijmaken van een zonde gold als revolutie en scheurmakerij ? Het „bloed" van Greijdanus en de nog levenden wordt geëischt ook van de hand van dominee Van Teylingen.

En nu 'ik dit gezegd heb, wil ik — maar dat blijft van secundair belang — die nieuwe formule nog wel eens bekijken.

Ik lees daar heel wat citaatjes 'in, die allang in de belijdenis staan. Leifk om nog eens te lezen, maar volkomen onzakelijk in het onderhavige geding. Greijdanus heeft direct gezegd (in '36): de zaken zijn al lang confessioneel belpaald; maar die heette daarna ketter en scheurmaker. Schilder heeft ook gezegd (niet eens, zooals thans. synodocratische blaadjes nog wel vergoelijkend (!) schrijven: schaf de binding af, doch) schort dè bin-, ding op — hij was zoo mak als 'n lammetje — tot dat na den oorlog, als „De Heraut" weer eens andere bladen naast zich heeft, de zaak eens doorgepraat is; en die heette daarna ook al ketter en scheurmaker. Die citaatjes uit de confessie doen mij dus niets; ik heb te maken met de formules, waarop we aÜemaal zijn uitgeworpen. Die heeten noodzakelijk ter beveiliging van de confessie.

We komen nü na die citaten tot het fijne puntje. Dat staat in dezen volzin:

„DAT WIJ DE KINDEBEN DEK GEMEENTE, ZOOLANG ZIJ ZICH NIET ALS ONGBLOOVIGEN OPENBAREN, AANGEZIEN GOD ONS HET ON­ DERSCHEIDEND OORDEEL TEN OPZICHTE VAN HEN NEET HEEFT GEGEVEN, ' BOUWENDE OP 103

GODS VEBBONDSBELOFTE HEBBEN TE BEKE­ NEN TOT DEGENEN DIE DEELEN IN DE WEDEK-BARENDE GENADE VAN DEN HEILIGEN GEEST (Vgl. HET DANKGEBED NA DEN DOOP), ZONDER NOCHTANS TEN AANZIEN VAN DE AFZONDEK-LIJKE KINDEREN EEN OORDBEL TTIT TE SPRE­ KEN OVER HUN EEUWIGEN STAAT VOOR GOD".

Kijk, die formule zal ik niet aanvaarden, ik zal ze niet leeren, ik zal ze net zoo hard weerspreken als 1942—44—46, omdat ze dubbelzinnig is, en omdat ze onjuist is, en omdat ze onschriftuurlijk redeneert. Eku al zou ze dat niet doen, dan zou ik ze noch als pacificatieterm, noch als vervangingsformule-nummer zooveel aanvaarden, omdat ze ons afleidt van de punten-in-gediog; omdat ze dus een leelijk slaapmiddel is; en omdat ze de politiek-Grosheide-Ridderbos tegemoet komt, die den . dans der revisie en herroeping hunner besluiten ontspringen willen, door wat nieuws te maken, of een „smaldeel" van de vrijgemaakten zoeken (H. N. Ridderbos), zulks alles, wijl ze niet van plan zijn, tot nu toe, om wat ze w e r-k el ijk gedaan hebben (in 1942—44—46) te laten toetsen, met kans van üuidelijke herroeping als zonde en als aanleiding vo< ft' doorgaande zonde. En tenslotte, omdat ik-eindelijk wel eens af wil van de politiek van dr H. H. Kuyper. Die heeft de synode bewogen om toch in elk geval „w a t te zeggen", om een groep die hem niet zinde, .te disqualificeeren; maar ik wil wel eens eindelijk leven in een kerk, die genoeg heeft aan de drie formulieren van eenigheid, én die daaraan - genoeg heeft, óók om opkomende welomschreven dwalingen te veroordeelen, zooals Greijdanus zei in '36.

Die nieuwe formule is dubbelzinnig, zoo zei ik. En reeds daarom" verfoeiHjk. De kneep zit in dat „rekenen to t". Het is reeds' ettelijke malen in dit blad geschreven: „rekenen tot" kan taeteekenen: „t e 1.1 e n b ij", en ook „houden VOO r". Welnu, - wij willen geen dubbelzinnige termen hebben, vooral niet na de ellende, die achtqr ons ligt. H. H. Kuypersynode zei: er mag geen onduidelijkheid bUjyen. Qeef hun dan hun zin! Moeten ze altijd worden gesauveerd, eerst om ons met een roep om duideUjkheid er uit te werpen, en dan, om ons met opzettelijke onduidelijkheid weer mee te krijgen? ? Aan dubbelzinnigheden is de Hervormde kerk bezweken, en ze is er tegenwoordig heelemaal doodelijk door omstrengeld, nu de barthianen meesters in het vak gebleken zijn, ondanks hun „crisis"-en „ge-• richts"-geroep. Ook de voormalige Gereformeerde Kerken zij bezig, zich een graf er mee te graven. Ik ga in dat graf niet weer liggen, zeggende, dat het een doortochtsplaats is naar den hemel van mijn werkelijk-vredestichtenden Vader, die als werkelijke-vredestichter dan ook werkelijk oorlog maakt en onderhoudt. Beteekent „rekenen tot" „houden VOO r", ds Van Teylingen? Antwoord vraagt niet ondergeteekende, maar vraagt gijzelt. Ik neem aan, dat gij bedoelt: „houden voor"; want gij staat te bidden op het graf van Greijdanus, naast wie volhouden, dat die een ketter en een scheurmaker en een leugenaar en een opstandeling was. Hij wilde niet „houden voor". Ik ook niet. Ik MOET aannemen — zie boven — dat gij u conformeert aan „houden voor". BE­ SCHOUWEN EN BEHANDELEN ALS DEELENDE IN DE WEDERBARENDE GENADE, DAT IS, ds V. Teyüngen, uw nieuwe (onzedelijke) formule van '46, en u weet nog wel, dat in den kop van dat stuk staat, dat dat nu net precies heelemaal hetz^ 1 f d e is als het „houden voor" van 1905— 1942—1944? Dat heette immers naar Schrift en belijdenis? Maar als het REKENEN TOT precies hetze 1 f d e is als HOUDEN VOOR, waarom dr Bos, laat gij dan ds Van Teylingen met een dubbelzinnigheid voor den dag komen, en u zelf meteen? Dat bouwt niet, en dat sticht niet. Het bouwt en sticht u zelf niet, en de Amsterdammers niet, en de Vlaardingers niet, en het maakt, dat we uw. blad EENIGHEID DES GELOOFS critisch gaan bezien op het punt van zijn hanteeren van het begrip „GELOOF" alsmede van het andere: EENIGHEID.

Maar beteekent BEKENEN TOT soms hetzelfde als TELLEN BIJ? Nu, dan kunnen we uw formule ook niet aanvaarden. Want we houden ons bij de confessie. Daar staat, dat we de kinderen moeten REKENEN TOT de GiEMEENTE, hen moeten HOUDEN VOOR (d.w.z. rechtens behandelen als) LE­ DEN VAN DE GEMEENTE. Maar in die gemeente zijn er geloovigen en ongeloovigen; want de gemeente is geen OPTELSOM van geloovigen, uitverkorenen of wedergeborenen, doch daarvan de VERGADERING. In een vergadering kunnen hypocrieten zijn. Ze zijn met de „goeden" „vermengd", (permixti bonis, art. 29). Met andere woorden: niet-wedergeborenen zijn wel LEDEN van de gemeente, maar dan BEPAALDE leden, leden die ten onrechte ZEGGEN dat zij gelooven (maar de kleine kinderen hebben nog niets gezegd, ze vallen dus hier niet onder). De uitverkoren kinderen, in wie God op ZIJN TIJD (die ons onbekend is) de wedergeboorte werken zal, zijn ook LEDEN der gemeente, maar dan BEPAALDE leden. De kinderen, die gedoopt zijn met den wettigen doop, maar die de Heere niet uitverkoren heeft, en nimmer wederbaren zal, ZIJN OOK BEPAALDE LEDEN van de kerk.

Nu zegt gij, heel terecht, dat u het onderscheidend 104 oordeel niet gegeven is. Best. Maar dan moet gij de kinderen NIET TELLEN BIJ een groep BEPAAL­ DE LEDEN. Dus niet bij de bepaalde leden "die later hypocrieten zullen zijn, maar ook niet bij die BE­ PAALDE leden van de kerk die later onbekeerUjk zullen blijken; en ook niet bij die BEPAALDE leden van de kerk die later zullen bhjken te deelen in de wederbarende genade van den H. Geest.

Zakehjk staat hier hetzelfde als in de formule van 1946. Er is al vaak op gewezen, dat die formule niet beweert, dat de kinderen deelen in de BELOFTE van den H. Geest (zooals ze ook deelen in de BELOF­ TE dat de Vader hun alle kwaad ten beste keeren of van hen weren zal, en van alle goed hen zal verzorgen, welke beloften, de ééne zoowel als de andere, alleen vervuld worden bij degenen, die haar in het geloof aannemen). Neen, de formule van 1946 zegt uitdrukkelijk, dat de kinderen deelen in die g e n a d e des H. Geestes zelf. DEELEN IN is overigens ook wel zoo'n dubbelzinnigheid, maar de formule-1946 heeft „deelen in de belofte" tenminste' nog afgewisseld met „deelen in de beloofde zaak". Ze was nog een beetje royaal. Deze nieuwe formule is dat niet eens; we gaan achteruit. Maar daaroiü zijn we ook des te eerder gewaarschuwd.

Ik heb hier een vraag aan dr F. L. Bos. Die is vrijgemaakt; ik mag hem dus beschouwen als een broeder, die met mij verwerpt de formules van 1942— 41 16. Ik - vraag hem: als gij verklaart, dat gij de kinderen rekent tot degenen die deelen (niet in de belofte des Geestes, of in de belofte der wederbarende genade des Geestes, • maar) in de wederbarende genade des Geestes zetE, rekent gij de kinderen dan óók tot degenen, die op den dag van hun doop (en tot in alle eeuwigheid derhalve) reeds van alle goed voorzien ZIJN, en van wie definitief reeds alle kwaad geweerd IS of ten hunnen beste gekeerd IS? Nietwaar, de beloften zijn niet gescheiden, en ze gaan allemaal legeUjk in ver"vulling of allemaal tegelijk blijven ze in ongeloof buiten vervulling? Diegenen bij wie de beloften reeds in vervulling kwamen, zijn degenen in - wie, hoe dan ook, de Geest „het goede werk reeds begonnen is". Telt u de kinderen dus tot geloovigen? Tot de wedergeborenen? U zegt geen onderscheidend oordeel te hebben. Accoord. Maar u rekent de kinderen toch tot een onderscheiden soort. U zegt: op de belofte steunend? Hééft de belofte dan toegezegd de kinderen vroeg te wederbaren?

We ruiken hier de vervangingsformule van '46; we deden dat ook in de formule van Oosterbeek. Toen ons blad dat zei, was men nog al kwaad. Daar raakt eenmensch wel aan gewend. We herhalen: het ruikt naar 1946; we proeven den zwavel nog der dubbelzinnigheid. Maar we zijn .blij, dat we weer zoover zijn, bij ons, dat we daar geen steek van willen weten, zoolang wij vroom blijven als in 1944. Er is teveel gebeurd, wat de menschen betreft; we wagen ons niet weer in het moeras van behendig opgebouwde notulen (bewijzen gaf ons blad reeds); en er is ook te veel moois gebeurd van Gods zijde: we moeten niet onvroom gaan worden in de kerkpolitiek, de genade niet verspelen. Conclusie: die heele vervangingsformule van dr Bos-ds-v.-Teylingen laat ons als vervangingsformule koud; ' en wordt als een soort van „eenigheid des geloofs" door ons verworpen. En het is goed, dat men dat weet: wij kennen met dit ontwerp geen geloofsgemeenschap. Hier ontvangen we een maaksel, maar het is geen gelo'ofsformule. Hier is geen „eenheid", maar een bedenkelijk „samengaan", wat nog geen eenheid is. En dat „samengaan" is dan verkregen ten koste van dubbelzinnigheid, en zal dus deverdeeldheid aanwakkeren. Want Van Teylingen heeft het zakelijk gewonnen van Bos, en Bos heeft gecapituleerd voor Van Teylingen. Voor welken? Niet voor den bezwaarden, want dien kennen we niet, omdat hij tactisch doet precies wat zijn synode heeft bevolen, d.w.z. dat hij, als 't erop aankomt, de gehoorzaamheid weigert, en dus kiest voor de synodo-CRATIE. De niet doodgewone dominee, die doodgewoon synodocraat is, heeft dr Bos meegekregen voor een formule, die tenslotte weer de oude fout repeteert.

En deze formule mag voorts, goed of kwaad, geen mensch verlokken, om te zeggen: laat den boel maar waaien. We hebben vóór ons: de besluiten van 1942 —1944, en anders niets. En al gaven ze me honderd nieu-we formules, ik mag d a a r v a n niet afgaan. Bovendien: al waren alle besluiten van 42—46 „ingeslikt", we zitten nog met een kerkeüjke gemeenschap, die sinds 1944 meer en meer naar links is opgeschoven, en die week in week uit het loon ontvangt van haar onbeleden zonden.

Ik wilde, dat dit gedokter nu eens ophield, en dat we den Medicijnmeester, d i e o n s heeft genezen, niet langer met ons gedokter ginjgen ver­ moeien.

SYNODOCRATISCHE REACTIE.

Tot onzen spijt hebben we deze week nog geen plaats voor het voorgenomen artikel. We hopen het alsnog te geven.

K. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Weer een formule! Waar is de eenvoudige trouw?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 18 december 1948

De Reformatie | 8 Pagina's