PSALM 11.
i PSALM 11. { 'k Schuil bij den Heer, hoe durft gij dan mij , } Izeggen: J i Vliedt toch als vogels naar 't gebergte heen? J ^ Zie boozen pijlen op de boogpees leggen « } om uit hun schuilhoek, waar geen licht ooit ^ J [scheen t ' te treffen, wie oprecht in God zich sterken. i } Breekt van den grondslag ook de laatste steen, ^ t wat kan dan de rechtvaardige nog werken? t
« * J De Heer troont in zijn heilige paleizen; ï j zijn oog doorvorscht en toetst elk i } Imenschenkind. J J Zijn macht zal goddeloozen recht bewijzen: } ' hun deel is 't schroeien van een heeten wind. • De Heere, die rechtvaardigen zal zeeg'nen, • J Hij haat een ieder, die 't geweld bemint ï I en zal op hen met vuur en zwavel reeg'nen. i
J Rechtvaardig is de Heere, de Getrouwe, ; hoe lief heeft onze God gerechtigheid, ; zijn aangezicht zal elk' oprechte aanschouwen.
ADRIAAN VAN BOVEN.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1949
De Reformatie | 14 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 februari 1949
De Reformatie | 14 Pagina's