GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE PRIESTER-KONING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PRIESTER-KONING

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

(II slot)

In ons vorig artikel zagen we, dat Christus in zijn belijdenis voor den kerkdijken rechter de aanhaling deed uit Daniël 7 : 13 (den Menschenzoon) en uit Ps. 110 : 1 (den Priester-Koning).

Ze hebben hem dus goed verstaan op dit ééne punt: h ij zegt, dat h ij „het i s". Hij zegt de bekende formule: „ego eimi", ik ben het: de messiaansche zelfaanduiding. Hij presenteert zich zelf als koning — een móóie koning — inboeien !

Maar, nu zij smalen over een koning in b o e i e ii, nu komt Hij hun verder vragen: hoe leest gij? Weet ge niet dat de ware koning ook tevsns de ware priester is? De volle? Die zelf in den dood gaat? Ziet gij niet, dat dus de boeien, zoodra ze maar er zijn, van s t o n d e a a n het ware priesteroffer (den dood) kunnen inluiden, en dat JUIST door dat offer de voldragen (d.w.z. uitgeroeide) Priester de uitgegroeide Priester worden kan en zóó tot Koning worden?

Ja zeker, DAAR is dat tweede motief van het (hooge) priesterambt. Dat komt zóó tot zijn recht in dit beslissend uur.

Heeft het u niet getroffen, dat Christus twee plaatsen aanhaalt? Uit Dan. 7 : 13 neemt Hij den titel „M e n s c h e n z o o n"; en ook het komen.op de wolken is een daaraan ontleend motief; het keert onophoudelijk terug in de joodsche litteratuur.

Daarnaast is evenwel een ander element getre-

den: et zitten ter rechterhand der kracht Gods. Dat vindt men niet in Daniël; bij hém treedt de Menschenzoon vóór den Heere; en nu kan de bekleeding met heerschappij in Dan. 7 : 14 wel worden uitgelegd als zitten aan Gods rechterhand, maar toch is de uitdrukking zelve niet daar, doch in Ps. 110 : 1 te vinden. In Christus' geest verbinden de bijbelplaatsen zich als vanzelf; geef Hem wat van zijn eigen schakels. Hij maakt er zóó weer een ketting van.

Welnu, het is juist deze psalm, die den Messias ook als . Priester teekent. Als Priester naar de ordening van Melohizedek. En door die beide plaatsen te combineeren, laat Hij zich duidelijk zien als den Priester-Koning.

En daarmee was de oorlog verklaard aan Kajafas, den president. De miskende en verworpen Synegor (advocaat ten goede) wordt nu de Qategor (aanklager): Hij klaagt - hen aan bij den Vader. Niet expressis verbis; dat dit

niet noodig is, heeft Hij zelf gezegd, Joh. 5 : 45. Hij is nog nooit van plan geweest, iets te zeggen, dat niet al zakelijk in de Schriften stond. Hij behoefde maar naar , , Mozes", 't oud Verbond te wijzen, en was dan zóó gereed. Want Mozes schreef „over Hem" (Joh. 3 : 46); dat beteekent: ij zelf was 't onderwerp ^ van Mozes' boek van 't Oude Testament.

Waarom deze ze Ijf vertooning als Priester-Koning bepaald een oorlogsverklaring beteekent ?

In feite is dit al gezegd: e Joden hebben uit de profetie dat element van 't priesterschap uit de profetieën zooveel mogelijk, weggeretoucheerd^). Het ware zondebesef is niet meer mogelijk bij deze sanhedristen: everdienstelijkheid van de werken van Abrahams zonen is een dogma: ij kunnen niet gelooven (Joh. 5 : 44) in den bijbelschen zin: e bijbel weet van geen geloof zonder den hoogepriester, die verzoent uit vrije genade, door z ij n bloed, en die niet maar de verzoening p r o o I a-m e e r t en verder uitwerkt door óns zwéét. „Merkwaardig is het, dat de tractaten der Rabbijnen pas heel laat Ps. 110 laten spreken van den Messias. Volgens de oudste ons bekende rabbinistische literatuur had Ps. 110 betrekking op Sem, op Abraham, of nog anderen. Vooral Billerbeck heeft echter aangetoond, dat de Joden in den Nieuwtestamentischen tijd dezen psalm ongetwijfeld messiaansch hebben gelezen. Uit feilen haat tegen Christus hebben ze daarna gedurende eeuwen de messiaansche exegese verworpen, tot die in later tijd onder den druk der feiten weer naar voren kwam. Volgens de laat-messiaansche interpretatie nu staat het vast, dat koningsambt en priesterambt altijd gescheiden zullen blijven; de ambtsunie, waarvan Ps. 110 sprak, bleef voor de rabbijnen een onoplosbaar raadsel".

Dus komt de Christus als Gods Zoon den Exegeet Kajafas tegenstaan. Want Levi wil niet bukken voor Melchizedek die zich hier hem praesenteert: wie wil nu gaarne opstaan van zijn^presidentsstoel en tot zijn arrestant gaan zeggen: neem gij dien stoel; i k b e n gevangene van u? Wat Abraham bestond, en in hem vader Levi, dat zal de zoon van Levi-Abraham vannacht niét doen: hij scheurt zijn kleeren om „dien man", maar niet zijn hart voor Hem.

Het conflict was reeds lang latent aanwezig; maar heden breekt het uit. Aarons Huis (in Kajafas vertegenwoordigd) viel in de oude zonde: a a c h t s-vergrooting. „Aaron" zal den nieuwen David wel verdragen, doch dan als zijn vasal. Hij mag koning zijn als Levi's ondergeschikte, niet eens als koning zijn superieur. En als Priester nimmer zijn rivaal. „Aaron" is in den loop der eeuwen „sterk geworden, en verlangt riiet meer naar de Davids-Spruit, die op zijn troon ook priester is. Hij denkt niet meer over een aflossing van zijn taxis („ordening") door die van Melchizedek Men zat met het raadsel der ambtsunie. De Farizeeën bleven immers Christus het antwoord schuldig op zijn vraag: en wist met Ps. 110 geen raad". (Matth. 22 : 43v.) „Men verwacht den Koning, doch negeert den eed inzake zijn priesterschap. Zij staan vijandig tegenover de wisseling der priestertaxis. Zij laten nooit de praerogatieven van Aaron los. Daarom is er bij hen voor Melchizedek - geen plaats". ").

Een conflict? Noem het vrij een strijd op leven en dood. Hier móet de een den ander dooden. Kajafas zal niet wijken voor een Melchizedek: wat „nieuwe orde? " Kevolutie is het: sla dit serpent uit Nazareth dood!

Welaan, de hoogepriester uit Melchizedeks orde laat Kajafas den Nazarener doodslaan: door te sterven zal Hij zelf zijn priesterambt vervullen, en meteen Kajafas hebben afgezet. Hier zet de een den ander af; nog nooit heeft een dramatist een spanning in de handeling kunnen leggen zóó hevig als deze. De Heilige Geest is dan ook de volstrekte Dramaturg. En aan het opvoeren van het drama tot déze spanningsintensiteit hebben dan ook alle eeuwen moeten medewerken. De Priester-Koning tegen den Priester, die een koning alleen als vasal zal dulden. De krans van doornen krijgt de eerste, onder applaus van den tweede: een kroon zij voor Kajafas. Maar de doornenkroon wordt krans én kroon. De kroon van Annas en van Kajafas ligt morgen op straat, als er een tempelgordijn kapot hangt te waaien in den wind .

De strijders staan dus gereed. Het gaat d a d e 1 ij k beginnen. Hoor maar: van nu aan zult gij den Menschenzoon zien.

Vannu aan. Het uur is daar: Hij laat 't zich niet ontglippen.

De profetie gaat op ditzelfde eigen oogenblik in vervulling. De Zoon des menschen is nu bezig tot zijn diepste diepte te komen; want stuk gesïagen worden in den dood, dat is zijn ambt. Hij, ' die zijn ambt nu dadelijk bedient zal ook meteen mogen zitten naast den „Oude van dagen", die Rots der eeuwen. Zal Hij „zoo dadelijk" sterven — want Kajafas grijpt al naar zijn mantel —, wel, dan zal Hij ook „zoo dadelijk" verrijzen. De tempel wordt gebroken? Maar dan ook zoo dadel ij k herbouwd! Zoo d a d e 1 ij k ! , , V a n nu aan": in de ontlediging slaat de klok van God het uur der verhooging. Van nu aan.

Dit woord „van nu aan" mag zijn scherpte niet verliezen.

Men heeft er nog al eens moeite mee gehad''), wat volkomen te begrijpen is. ^). Wij gelooven, de varieerende beteekenissen van de uitdrukking het best saam te vatten in dezen zin: nu aanstonds tr-eedt die en die werking in, tengevolge waarvan dat en dat resultaat zal verkregen worden. „Ten dage als gij daarvan eet, zult gij den dood sterven", dat wil zeggen: aanstonds treedt in het moment der zonde die kracht Gods in werking, waardoor gij sterven zult. Zoo ook zal hier de beteekenis moeten zijn: dadelijk, nadat gij aan

deze Mijn belijdenis de hoogmoedige consequentie verbonden zult hebben die Levi tegen den priester van de andere „ordening" (van Melchizedek nl.) in den zin heeft, en mij dus zult verwijzen ten doode, zal die-we'rking intreden, die er toe leiden zal, dat gij met eigen oogen zult zien, dat de menschenzoon van Daniël zich kan en mag vertoonen als Priester-Koning naar Psalm 110. Dat wil dus zeggen: dood mij, en ik zal leven; en dan zóó, dat gij het eenmaal met uw eigen oogen zult zien. Levi, sla Melchizedek dood; dadelijk zal hij als Phoenix uit de asch rijzen: dadelijk zal de weg der glorie voor wie trouw zijn ambt bediend heeft, openstaan voor mij. De man, die, in mij zijn mededinger ziet, zal mij als een worm vertreden? Maar meteen zal hij mij als zijn Superieur zien opstaan om hem weg te vagen met allen; die Melchizedek niet toestonden zijn opdracht te vervullen. Waarom noemt David zijn zoon zijn Heer? En waarom noemt Kajafas zijn arrestant niet zijn Heer? Ik heb twee ambten; hij maar één ? En Ik versta ze: hij niet.

Daarom slaat Christus' woord „van nu aan" niet alleen op den jongsten dag , , pas", en dien alleen, alsof Hij enkel maar het oog had op zijn laatste parousie. En het^ ziet ook niet op den paaschdag , , al", en dien alleen. Het zegt, dat op paschen „al begint", wat „pas" op den jongsten dag in voltooiing komt. Ten dage van Adam's eten zal Adam sterven, maar het sterven duurt nog een heelen poos. En , , ten dage" van Goeden Vrijdag zal Kajafas zien: maar dat zien duurt nog een heelen tijd. Maar het komt; het factoren-complex, dat hem dit wonder zal te zien geven, komt zoo dadelijk in actie. Van nu aan. Van nu aan zullen zij het zien; doch niet in geloof, maar in waarneming of ondervinding van de g e v o 1 g' e n. Zij zullen het zien in de effecten van Christus' uitoefening der regeer-macht. En eenmaal zullen ze Hem zien in de parousie van den jongsten dag. Het zien van die effecten zal zoo dadel ij k beginnen. Zondagavond zal de stad beven wegens vreemde geruchten over het graf van Hem, en over de verschijning van vele ontslapen heiligen aan velen in de heilige stad. En straks komen de Pinksterstormen en de geestelijke evoluties van de kerk, en de afbraak van Levi's woon-en werkhuis, en de vestigia — de voetsporen — van den Menschenzoon zullen in al die feiten het schrift zijn, dat onheil spelt den ongeloovigen. Hun huis wordt hun woest gelaten; het Beest zal hèn , , kraken", maar de Menschenzoon beleeft zijn intronisatie, binnen enkele dagen al. —

De Heiland heeft dus noch Jeruzalem, nOch Rome

buiten zijn geüichtskring gelaten. Dat zou Hij trouwens niet gekund hebben; want nu zijn belijdenis een exegese inhoudt van psalm 110 èn van Daniël 7 kan Hij den context (het „verband") niet hebben verwaarloosd. Psalm 110 ziet tegenover den Priesterkoning de vijanden, en Daniël 7 plaatst tegenover den Menschenzoon de „kleine hoorn", symbool van het Beest, den Antichrist. Over psalm 110 sprak Hij reeds eerder, en ook toen ging Hij rechtstreeks af op het punt, dat heden den proceshandel juist als kerkelijken handel beheerscht en beheerschen moet: e Priester-Koning! Hij sprak, in een gesprek met de Farizeeën: hoe noemt nu David in den Geest den Messias zijnen Heere"? (Matth. 22:43). „Natuurlijk", zoo is terecht door prof. Holwerda opgemerkt, „natuurlijk is het exegetisch niet geoorloofd", „het essentieele verschil tusschen David en zijn grooten Zoon" , , te verklaren uit het dogma van de godheid van Christus. De Psalm zelf spreekt daarvan geen woord. Wanneer we nu het essentieele onderscheid uit den psalm zélf willen afleiden, worden we vanzelf gebracht tot vers 4, tot den onberouwelijken eed: Gij zijt Priester in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek Dan blijft er slechts één verklaring over: avid noemt zijn Zoon zijn Heer, omdat Hij priester zal zijn in der eeuwigheid naar de ordening van Melchizedek. In de vereeniging van priester-en koningsambt doorbreekt Davids Zoon den stijl van zijn vader wezenlijk. Zijn priesterschap maakt Hem tot Davids Heer".") Maar als dan die psalm den Priester-Koning in deze ambtelijke eenheid de kerk voor oogen schildert, dan is tevens het ka, rakter bepaald van de vijandschap, ' die tegen Hem zich verheft. Die vijanden, welke Jahwe eens aan zijn voeten legt, zijn vijanden van Hem i n z ij n a m b t e 1 ij k e unie. Het zijn degenen, die Hem niet met eigen bloed het heiligdom willen zien binnentreden, en die het koningschap, het bevel, het ultimatum van de genade (met haar priesterlijken dienst) niet willen erkennen. Dat wil dus zeggen: ijn vijanden zijn geen „nationale" grootheid, doch de door de zonde en het ongeloof gevormde tegen-congregatie van den antichrist. De congregatie, die haar componenten heeft uit de Joden, die hun Messias verwerpen, benevens de heidenen, die tot het geestelijke Israël zich weigeren te bekeeren. In dit woord ligt dus uitgedrukt de hoofdgedachte van Rom. 9—11, en van Openb. 11 : 8, waar Christus' kruis geplant heet in Sodom en Egypte. De „vijanden", in Psalm 110 bedoeld, zijn niet nationalistisch of geografisch — laat staan rassistisch bepaald: e poorten van Jeruzalem zijn heden aan die van Rome gelijk verklaard.

En daarmee is de ondergang der „beesten" niet gezien als triumf van Israels natie boven concurreerende naties, doch als straf over het antichristelijke doen der , , beesten".

Niet anders spreekt de Geest door Daniël. Ook van dezen profeet maakte de Christus eenmaal melding: atth. 24 : 15. Hij sloot daarbij zich aan bij het woord van Daniël 9 : 27 i") en 12 : 11, en 11 : 31. Daar is sprake van een „gruwel", een „verwoester", een „ontzettenden gruwel", geplaatst in het heiligdom. Over deze woorden is i^eel te doen geweest. ^^) Er wordt in gedoeld op den tyran Antiochus Epifanes, die in den Jeruzalemschen tempel een altaar liet oprichten voor den heidenschen afgod Zeus Olympios (anderen denken aan een standbeeld). Deze kerkvervolger, Antiochus Epifanes, wordt in Dan. 8 : 9 aangeduid als „een kleine hoorn", verbonden aan een beestkolos, en rechtstreeks optredende in antichristelijke activiteit. Als dus de Menschenzoon met eeuwigdurende heerschappij bekleed wordt, dan is daarmee gegeven, dat zijn heerschappij de antichristelijke macht komt breken. Die wereldmacht wordt dus opnieuw gezien als antichristelijk. En de Priester-Koning heeft, door mede d i t woord in geding te brengen, zijn strijd, behalve tegen de valsche kerk — die hier haar fatalen overgang maakt van waar tot valsch — nu óók tegen de „wereld" geopend; over heel de linie is dus de geschiedenis christologisch bepaald: n de kerk, de valsche kerk, en in de brutale, antichristelijke wereldmacht: R IS MAAR ééN GESCHIEDENIS.

Wij moeten eindigen. We zijn dankbaar, als onze lezers zullen erkennen, dat het door prof. Holwerda aangesneden onderwerp van de grootste beteekenis is voor het verstaan van de Schrift; en voor het „zien" van onzen gezegenden Heiland.

Als zij in dit ééne voorbeeld opmerken de goede harmonie — ook aan de hoogeschool der kerken — van de onderscheiden beoefenaren van het hun toebetrouwde vak van studie, dan zul'en zij des te concreter met die school kunnen meeleven. Hoe heeft de dogmatiek niet met de exegese, en deze laatste met de eerste te rekenen, en hoe fijn is het niet, wanneer een voorzichtig geleide exegetische arbeid met behoud van wat in onze confessie staat, toch nieuwe bijdragen weet te geven tot de opening der SSiriften.

Ik herhaal, wat ik onlangs schreef, en doe dat als iemand, die met vreugde ook zelf opnieuw dit alles in mocht denken: laat ons bij alle narigheid, die soms er is, niet vergeten, dat God ons zoo veel goeds en moois gaf, ook in Kampen; en dat het hoog tijd wordt, de vruchten daarvan te gaan zien, en ook gebruiken.


*) Edersheim, a. w. I, 167: no room for his priesly office lu Rabbinism; Holwerda, a. w. 24/5.

5) Holwerda, a.w. 24/5.

8) Holwerda, 25.

8) Een voorbeeld: n A. Kuyper's Loei Dogmatiek (niet voor verantwoording van den schrijver), editie Kampen, V, 115, wordt het woord „van nu aan" uit Openb. 14 : 13 opgevat als aanduiding van liet moment van Cliristus' hemelvaart; op bl. 236 daarentegen wordt het genomen als aanduiding van het oogenblik, „als het oordeel, de Rechter _te komen staat"; in E Voto II, 220 wordt verzekerd, dat de uitdrukking , , volstrekt niet op Jezus' opstanding en hemelvaart" terugslaat, doch op het tijdstip van „Babylons val na den engelenzang van het laatste gericht"; , , van nu aan", „in een apocalyptisch overzicht gebezigd, is uiteraard geen tijdsbepaling voor ons" (221).

S) Er is verschil tusschen „ap arti" en „aparti" en ook in de laatste schrijfwijze is het accent verschillend; Westcott-Hort, Greek N.T., Lexicon, geeft aan: oor aparti (for ap arti): enceforth, Matth. XXni, 39. XXVI. 29 (Contra, aparti, exactly). Het woord komt voor In Matth. 23 : 39; 26 : 29, 64 (Luc. 22 : 69, apo tou nto); Joh. 1 : 52; 13 : 9; 14 : 7, Openb. 14 : 13.

9) B. Holwerda, a. w. 13, 14.

10) Aalders, Daniël, K. V. op 9 : 27, ziet in Matth. 24 : 15, Mare. 13 : 14 geen verwijzing naar Dan. 9 : 27. Zakelijk is evenwel, juist waar geen letterlijk citaat gegeven wordt, de profetie van Daniël op dit punt, één geheel, en dus ook wel , .verwerkt" te achten.

11) Duidelijke vermelding van erkende mogelijkheden: éda Rigaux, L'Antéchrist, 158/9; zie aldaar ook over Dan. 8 : 13 en over de mogelijkheden van vlotter exegese na tekstcritischen arbeid.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

DE PRIESTER-KONING

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 februari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's